In 2003 nam Matthijs Baan het melkveebedrijf over van zijn ouders in Molenaarsgraaf, een gemeente met veel veenweidegebieden in het westen van Nederland. In die tijd had het bedrijf 80 stuks melkvee met bijbehorend jongvee. Matthijs: “Mijn plan was toen om zoveel mogelijk te melken en zoveel mogelijk te automatiseren.”
In 2012 besloot de familie Baan echter om ook met kinderopvang te beginnen en om minder koeien te houden. Daardoor zakte het aantal stuks melkvee, dat inmiddels gegroeid was naar 140 stuks, weer naar 120. Matthijs: “En dat kwam perfect uit wat de nieuwe Nederlandse fosfaatwetgeving van die tijd betrof. We gingen precies terug in aantal stuks vee, wat de Nederlandse overheid wenste.” Naast de start van een kinderopvang veranderde de familie Baan ook de managementstructuur van het bedrijf. Op de kinderopvang kwam er een bedrijfsleidster en voor de melkveehouderijtak kwam er een bedrijfsleider.
Wat het melkveebedrijf betreft, heeft de Nederlandse boer een gangbaar bedrijf. De koeien staan in een traditionele ligboxenstal. De kruising bestaat uit Holsteins, het Fries-Hollandse ras (FH) en Maas-Rijn-IJsselvee (MRIJ) en zowel rood- als zwartbont. “Mijn vader Bas helpt op 75-jarige leeftijd nog volop mee op het bedrijf.”
Gent biedt inspiratie voor eigen project van Matthijs
Matthijs Baan heeft een duidelijk ondernemersmotto, dat luidt: ‘Als je er iets bij gaat doen, dan kost dat eerst iets meer tijd, maar uiteindelijk moet deze extra activiteit tijd opleveren’. "Dus hield ik steeds meer tijd over. In 2016 kwam er daarom een tweede kinderopvang bij op een landgoed hier in de regio”, vertelt hij.
Tot 2017 was Matthijs gewoon regulier bezig, net als iedere andere melkveehouder in Nederland. In 2017 werd hij echter gevraagd door Jan Willem van der Schans voor een Masterclass ‘Stad en Platteland’. Dat was een studie om de verbinding te verbeteren tussen mensen uit de stad en het platteland. Matthijs: “Het doel van deze masterclass was om iets te maken als boerenbedrijf, dat je in de stad kunt verkopen, zodat je de burgers/stadsmensen betrekt bij het platteland.” In het kader van de Masterclass ‘Stad en Platteland‘ kwam de melkveehouder in 2017 ook naar Gent. Deze stad had namelijk al de filosofie om haar inwoners zoveel mogelijk te voeden met producten uit de regio en om zo de regio te verbinden met de stad zelf. Matthijs: “Wij hebben bij diverse eettentjes gegeten in de stad en zijn aansluitend ook bij de diverse producenten c.q. boerderijen langsgeweest. België staat nou eenmaal verder wat de kwaliteit van het voedsel betreft.
Door deze ervaringen dacht ik: ik moet iets nieuws verzinnen, om mijn melk extra bijzonder te maken en met een hogere kwaliteit. Zo kwam ik op het idee van ElkeMelk.”
Melk van iedere koe apart in fles
Door het brainstormen over zijn nieuwe concept, kwam de Nederlandse melkveehouder op het idee om de versheid van het product te verhogen. “Melk direct uit de uier is natuurlijk het lekkerst. Bij gangbare melk in de Nederlandse supermarkt is er bijna een week overheen gegaan, voor de melk verpakt wordt. Dat is dus niet ‘écht’ vers.” Verder wist Matthijs al uit ervaring dat de smaak van melk ook per koe verschilt. Het zou natuurlijk nog mooier zijn, als je deze diverse smaken aan kunt bieden. “Maar ik dacht: dat kan nooit gerealiseerd worden, de melk van iedere koe apart direct vers in de fles. En hoe leg je de consument vervolgens uit dat iedere koe zijn eigen melksmaak heeft? Dat weet vrijwel geen enkele consument”, meent hij.
Omdat het zowel technisch als financieel niet haalbaar leek om het project in de praktijk uit te voeren, zag Matthijs af van een start-up en bleef de melk aan Leerdammer leveren. Bij de presentatie van het ElkeMelk-project van de Masterclass ‘Stad en Platteland’ was er echter heel veel pers aanwezig en ook veel mensen uit de regio. “En tot mijn stomme verbazing werd het item uitgezonden op het Nederlandse nationale nieuwsjournaal, de NOS en ook op het nationale Jeugdjournaal en op RTV Rijnmond, een regionale Nederlandse omroep. Een week later belde de directeur Zuivel van de Nederlandse supermarktketen Albert Heijn.” Het aanbod van Albert Heijn om zijn product in de schappen te leggen, was voor de melkveehouder het startschot om het ElkeMelk-project daadwerkelijk uit te voeren.
Ondertussen boden diverse geïnteresseerde partijen hulp aan die gehoord hadden van de plannen van Matthijs. Uiteindelijk hebben 2 bedrijven het meeste werk verricht om de ElkeMelk-installatie te maken, namelijk Top BV en DeLaval. De kennis die nodig was kwam bij elkaar door crowd sourcing. Naast het geld dat de familie Baan zelf investeerde, financierde onder meer de Rabobank bij en kreeg het project ook subsidie van de EU.
Rantsoen heeft invloed op smaak
Matthijs heeft gewoon een reguliere ligboxenstal voor 120 stuks melkvee. Het melken van de koeien gebeurt door middel van 2 DeLaval-melkrobots. Alhoewel hij veel kiest voor standaard, is hij wat het rantsoen betreft zeer kritisch. “Het rantsoen van het melkvee is namelijk van grote invloed op de smaak van de melk.” Het krachtvoer neemt hij af van diverse mengvoerbedrijven. Het kuilvoer en de snijmais komen van de eigen 65 ha land. Naast deze producten voert hij ook nog soja, citruspulp, maïs- en tarwemeel.
Met de ElkeMelk-installatie wordt de melk van iedere koe direct gepasteuriseerd en daarna in koe-eigen flessen gedaan met de naam van de koe er- op. De melk gaat dus binnen de 10 minuten van de uier in de fles. Op de flessen staan ook de vet- en eiwitgehaltes per koe en de lactosegegevens. Matthijs: “Dat is ook nog een hele kunst, om die gegevens direct met het vullen van de flessen op je etiketten te krijgen. Bij fabrieksmelk wordt het vet- en eiwitpercentage natuurlijk afgeroomd, voor halfvolle of volle melk, maar bij ons krijgt de klant het daadwerkelijke vet- en eiwitpercentage dat de koe op dat moment geeft. Wij maken dus koemelk en geen koeienmelk.” Vandaar ook de naam van het merk/concept: ElkeMelk.
Keuze uit vet- en eiwitpercentages
Begin juli 2019 kwam de eerste ElkeMelk-fles van de lopende band. Zowel de installatie, die de melk selecteert per koe en alle gegevens doorstuurt naar de inpaklijn, als de inpaklijn zelf, passen in 2 containers. De ElkeMelk-installatie staat bovenin en de inpaklijn onderin. Voor alle installaties is ruimte gemaakt voorin de melkveestal. De melk wordt standaard verpakt in 6 x 0,8 l petflessen die in een kartonnen doos worden gedaan door de inpakmachine. “Er zitten altijd 6 verschillende smaken in een doos, dus altijd van 6 verschillende koeien”, aldus Matthijs. “Reden is dat de consument op die manier kan kiezen uit het vet- en eiwitpercentage, dat natuurlijk per koe verschilt, maar ook per seizoen.”
Hij creëerde ook een ElkeMelk-app. Iedere fles kan gescand worden en dan ziet de koper onmiddellijk een foto van de bijbehorende koe. Hij komt ook te weten wanneer deze gemolken is.
Van alle melk van de 120 stuks melkvee gaat 85% naar de Albert Heijn. “Aangezien deze keten ook in België actief is, ligt mijn product hier ook in de schappen.” 5% wordt door de familie Baan zelf geleverd aan de horeca in de regio. De resterende 10% gaat gewoon de melktank in en wordt geleverd aan het Nederlandse zuivelbedrijf Vreugdenhil Dairy Foods. Matthijs: “Die aanpak heeft een reden. De gehele installatie moet zichzelf natuurlijk om de zoveel tijd reinigen en dat kan perfect tijdens de periode dat een deel van de melk de melktank ingaat.”
Wereldwijd op zoek naar afnemers
In 2023 kreeg Matthijs Baan een mailtje van de organisatie van de World Dairy Innovation Awards dat scouts zijn product opgemerkt hadden. Hij kreeg de vraag of hij mee wilde doen aan deze wereldwijde wedstrijd. “Ik besloot om eraan mee te doen. Eerst kregen wij bericht dat wij door de voorrondes heen waren. In de zomer van 2023 kregen we te horen dat wij in 2 wedstrijdonderdelen (met 4 nominaties in totaal) de eerste prijs gewonnen hadden en of wij naar Londen wilden komen voor de uitreiking.” De familie Baan won tijdens de World Dairy Innovation Awards in Londen de eerste prijs in de categorie ‘beste ambachtelijke zuivel’ en tevens de eerste prijs in de categorie ‘beste innovatieve zuivel start-up’.
Wat de toekomst betreft, wil de Nederlandse melkveehouder wereldwijd op zoek naar afnemers. Ook ons land is daarbij een geschikte partner. “Als Belgische collega’s of mensen uit de Belgische melkveehouderij interesse hebben, dan mogen ze altijd met mij contact opnemen.”
Dick van Doorn