Startpagina Schapen

Ook de jonge lammeren vragen aandacht!

Op de meeste bedrijven is het zwaartepunt van de geboortepiek achter de rug. De grasgroei herneemt ondanks de koude periode langzaam maar zeker. De ooien kunnen met hun jonge lammeren terug de wei in. Ook in deze periode kan er soms echter nog iets verkeerd lopen, ook al is de kans op uitval na de eerste levensweek minder groot.

Leestijd : 7 min

Jonge lammeren op de wei zullen al snel gras beginnen opnemen. Een lam kan echter niet overleven zonder voldoende melk gedurende de eerste 5 levensweken en zal pas voldoende groeien als er gedurende een achttal weken voldoende moedermelk beschikbaar is.

Uierontsteking

Er kan een probleem qua melkvoorziening ontstaan, indien een ooi bijvoorbeeld uierontsteking krijgt. Uierontsteking kan door diverse organismen veroorzaakt worden. ‘Blauwuier’ is de meest dramatische vorm. De moeder wordt in dat geval doodziek, en als ze het overleeft, sterft het uierweefsel af en later valt het af. Bij (zeer) tijdig ingrijpen via uw dierenarts kan sterfte van de moeder misschien voorkomen worden, maar de uier van de ooi is verloren voor de toekomst. Zeker is dat men de lammeren bij deze moeder moet wegnemen. Als ze jonger dan 7 à 8 weken zijn, moet men ze met de fles een viertal keer per dag melk geven. Het is echter niet evident om dergelijke lammeren, die de fles niet gewoon zijn, nog aan het zuigen te krijgen. Zelfs veel geduld wordt daarbij niet altijd beloond. Als de lammeren 15 kg wegen, kunnen ze verder zonder melk, mits ze naast gras ook krachtvoeder kunnen opnemen. Met gras alleen zal de groei op die leeftijd immers beperkt zijn.

Bij andere vormen van uierontsteking stelt men bij goede observatie van de kudde vast dat een melkgevende ooi plots schijnt mank te lopen aan één van de achterpoten. Hier moet onmiddellijk een oranje knipperlicht aangaan, want meestal is dat een indicatie dat één uierhelft al behoorlijk zwaar ontstoken is. Onmiddellijke behandeling dringt zich daar op. Een ooi met 2 lammeren zal meestal één of beide niet laten zuigen. Mits de nodige behandeling, zal de pijn na enkele dagen wijken en zal zuigen weer toegelaten worden, maar men mag er in de regel van uitgaan dat de geïnfecteerde uierhelft geen of onvoldoende melk zal produceren om het lam, dat normaal aan die kant zoog, voldoende te voeden. Ook voor de toekomst zal die uierhelft meestal verloren zijn. Ook daar moet voor het lam dat geen melk meer heeft, als het nog relatief jong is, een oplossing gezocht worden. De ooi wordt het best na het seizoen opgeruimd.

Als een ooi 3 of 4 lammeren zoogt, kan men, los van uierproblemen, soms vaststellen dat door grootteverschil enkele lammeren domineren bij het zuigen en de kleinsten te weinig melk krijgen. Als men al kort na de geboorte de kleinsten aanleert om wat (kunstmelk) bij te drinken uit een fles, kan men ze toch bij de moeder laten en als dat praktisch haalbaar is, enkele keer per dag wat poedermelk bijgeven met de fles. Laat men alles op zijn beloop , dan zal het achterblijvend lam zich misschien uit de slag trekken door vast voedsel op te nemen, wel met veel groeivertraging, maar het lam kan ook sterven, of verder verzwakken door onder andere een coccidiose-aantasting (zie verder).

Voeding

Om de lammeren meer weerbaar te maken en ook om de groei te bevorderen is het aangewezen om de jonge lammeren al binnen de week na de geboorte mogelijkheid te geven om wat ruwvoeder op te nemen. Op de wei is dat logischer wijze gras, maar ook op stal moet men ervoor zorgen dat ze desgewenst hooi of voordroog kunnen beginnen proeven. Binnen de 2 weken is het aangewezen om hen de mogelijkheid te geven om krachtvoeder te leren eten. Een lam dat wat weinig melk heeft, zal dat snel compenseren door wat meer korrels en hooi of gras te gaan opnemen. En niet te vergeten: een lam kan pas vanaf een gewicht van 30 à 35 kg maximaal groeien met alleen ruwvoeder (= goed gras) en zonder melk of krachtvoeder. Het bijgeven van krachtvoeder aan jonge lammeren kan, door het krachtvoeder in een aparte ruimte te plaatsen, waar de lammeren door een kleine opening binnen kunnen, zonder dat de moeders aan het krachtvoeder kunnen.

Het bloed

Soms kan men bij rijkelijke voeding plots één van de best groeiende lammeren dood aantreffen op de wei. Dat fenomeen is het gevolg van enterotoxaemie of ‘het bloed’. Dat is een vorm van zelfvergiftiging als gevolg van overvloedige bacteriële ontwikkeling in maag en darmen. Het afsterven van die bacteriën stelt toxines (gifstoffen) vrij, die op het zenuwstelsel inwerken en op korte tijd, na wat spastische pootbewegingen, tot de dood leiden. Daartegen bestaat geen remedie, alleen preventie. Preventie betekent dat men, om de lammeren te beschermen gedurende de eerste 2 à 3 levensmaanden, in de maand vóór de geboorte de moeders vaccineert tegen ‘het bloed’. Dan krijgt het lam via de biestmelk antistoffen mee, zodat het 2 à 3 maanden beschermd is. Het verdient aanbeveling om bij het spenen van de lammeren deze tegelijk te (laten) vaccineren tegen ‘het bloed’, om ze in hun tweede levensfase verder te beschermen voor deze plotse dood.

Coccidiose

Jonge lammeren zijn op een leeftijd van 4 tot 8 (à 12) weken vatbaar voor coccidiose. De afgelopen periode hadden we te maken met koud en bij momenten vochtig weer. Die omstandigheden doen de kans op coccidiose bij lammeren aanzienlijk stijgen. Coccidiose vormt een bedreiging voor vele diersoorten wereldwijd. De kans op besmetting is op elk schapenbedrijf aanwezig. Coccidiose wordt veroorzaakt door eencellige organismen die de darmwand beschadigen. Die protozoaire organismen behoren tot één van de Eimeriasoorten. Twee daarvan kunnen bij jonge lammeren een besmettelijke darmaandoening veroorzaken: de Eimeria ovinoidalis en de Eimeria crandallis.

Dit is een coccidioseslachtoffer.
Dit is een coccidioseslachtoffer. - Foto: AC

Levenscyclus van coccidia

Een lam neemt parasieteneieren of oöcysten op via besmet drinkwater of bezoedeld voeder. Deze oöcysten kunnen afkomstig zijn van volwassen dieren (= de moeders). Oudere dieren kunnen beperkt oöcysten uitscheiden. In de periode rond het werpen kan een verhoogde uitscheiding optreden. Oöcysten zijn echter zeer resistent tegen koude, hitte of (chemisch) ontsmetten en overwinteren ook op het weiland.

Vanuit de oöcysten ontstaan onder invloed van de verteringssappen sporozoïten, die binnendringen in de cellen van het darmslijmvlies. Daar kunnen verschillende fases van ongeslachtelijke vermenigvuldiging plaatsgrijpen. Daarna heeft een fase van geslachtelijke vermenigvuldiging plaats. Daaruit ontstaan finaal nieuwe oöcysten, die na barsten van de celwand in de darminhoud terechtkomen en zo via de mest uitgescheiden worden en nieuwe dieren kunnen besmetten. De tijdsduur tussen opname van een oöcyste en de uitscheiding van nieuwe oöcysten bedraagt 12 tot 20 dagen. Uit één oöcyste kunnen in het lam miljoenen nieuwe oöcysten ontstaan. Een besmetting kan zich zo snel en spectaculair in omvang verspreiden.

Als de jonge lammeren via voeder of drinken oöcysten opnemen begint de (eerst interne) cyclus. Als de lammeren bij de geboorte voldoende goede biest opgenomen hebben, zijn ze 2 tot 4 weken beschermd. Vooral lammeren tussen 4 en 12 weken kunnen aangetast worden.

Wat gebeurt er bij het lam?

Na de opname via water of voeder tasten de coccidia de darmwand aan. De darmcellen worden beschadigd en zo worden voedingsstoffen minder goed opgenomen vanuit het spijsverteringsstelsel richting het bloed. Anderzijds is er door schade aan de cellen verlies van vocht en bloed. Dat bloed wordt verteerd in de darm en zo krijgen we mest met een specifieke donkere tot zwarte kleur.

Lammeren die een lichte besmetting ondergaan, bouwen immuniteit op. Bij een hogere besmetting is er door de beschadigde darmwand beïnvloeding van het verteringsproces, met minder opname van voedingsstoffen, maar soms is er onopgemerkt ook verminderde eetlust, verminderde voederopname en bijgevolg een verminderde groei.

Bij ernstige aantasting zien we diarree (zwart gekleurd of bloederig). Die lammeren blijven frequent met opgestoken rug geregeld persen om zich te ontlasten, dikwijls gebeurt dat onder een klagend geluid. Gevolg kan ook een prolaps van de endeldarm zijn. Het vaststellen van permanent persen en diarree bij één of meerdere lammeren moet voor de schapenhouder meer dan een oranje knipperlicht zijn. Dringend optreden is dan meer dan wenselijk, maar soms is men al te laat voor de zwaar aangetaste lammeren. Coccidiose is als een sluipschutter, die de relatief jonge lammeren onverwacht maar ernstig aanvalt.

Oudere lammeren die immuniteit hebben opgebouwd, kunnen zelf nog oöcysten uitscheiden. Dat betekent dat als men op stal of op de wei jonge lammeren samenbrengt met oudere lammeren, de jonge lammeren onder een grote ziektedruk zullen komen. Op stal is het zeker te vermijden om jonge lammeren in een groep met oudere lammeren in te brengen. Ook een doordacht weidebeleid kan aan de orde zijn. Weidebeloop met jonge lammeren in natte/koude omstandigheden geeft vaak problemen. Meestal worden de zwakste lammeren het sterkst getroffen. Sterfte komt geregeld voor. Bij dieren die genezen, ziet men dikwijls een aanzienlijke groeivertraging.

Aangezien coccidiose een groepsaandoening is die veelal bij jonge lammeren van 4 tot 6 weken optreedt, is bij uitbraak behandeling van alle lammeren in de groep aangewezen. Er zijn enkele goede geneesmiddelen beschikbaar, consulteer daarom het advies van uw veearts.

Zere bekjes

‘Zere bekjes’ of ecthyma is een besmettelijke aandoening van huid en slijmvliezen die zorgt voor blaasjes en korstjes op de huid, meestal rond de muil, maar dat kan ook overgezet worden op de uier en dan aanleiding geven tot uierontsteking. De veroorzaker is een virus dat behoort tot de pokkenvirussen (parapox-virus). Dat probleem komt vooral bij lammeren voor, maar ook oudere dieren zijn er vatbaar voor. Via het zuigen kan de uier van de moeder geïnfecteerd worden. De problemen verdwijnen na enkele weken, maar het virus is zeer persistent en kan lang overleven (onder andere in de afgevallen korstjes, maar ook op wanden enzomeer). Het wordt overgedragen door rechtstreeks contact. Opgelet: het is ook besmettelijk voor de mens! Er bestaat geen echte medicatie tegen, alleen is een noodvaccinatie mogelijk bij een ernstige uitbraak.

‘Zere bekjes’ of ecthyma is een besmettelijke aandoening van huid en slijmvliezen die zorgt voor blaasjes en korstjes op de huid.
‘Zere bekjes’ of ecthyma is een besmettelijke aandoening van huid en slijmvliezen die zorgt voor blaasjes en korstjes op de huid. - Foto: AC

Binnen een bedrijf wordt het virus meestal binnengebracht door aankoop van dieren (of deelname aan manifestaties). Na een uitbraak bouwen de dieren resistentie op, en men ziet elk jaar in mindere mate nog her en der een (kleinere) aantasting optreden. Tot er van buitenuit opnieuw een virulenter type het bedrijf binnenkomt en dan kan er opnieuw een grote uitbraak zijn. Bedrijfshygiëne en grondig reinigen van stallen en hokafscheidingen is ten zeerste aangewezen om dat probleem in te dijken.

Andre Calus

Lees ook in Schapen

Hoe hulp bieden tijdens en na de geboorte van de lammeren?

Schapen Februari-maart is de klassieke aflamperiode voor onze schapenrassen. In een vorig artikel hadden we het over de voorbereiding op het geboorteseizoen. Het geboortemoment zelf en de week na de geboorte zijn cruciaal voor de overlevingskansen van de lammeren. Daarom willen we hier ieder jaar toch een moment dieper op ingaan. Het rendement van een schapenbedrijf is trouwens sterk bepaald door het aantal overlevende en verkoopbare lammeren per ooi.
Meer artikelen bekijken