Startpagina Melkvee

Is het zinvol om bij de opfok van kalveren melkvervangers te gebruiken met een verhoogd eiwitgehalte?

Veel melkveehouders tonen interesse voor opfok op basis van melkvervangers in plaats van volle koemelk. Het Rundveeloket zocht uit of de groei voor het spenen op die manier geoptimaliseerd kan worden.

Leestijd : 4 min

Hoewel kalveren een groeivertraging in de eerste levensweken en -maanden vaak later nog kunnen ophalen, blijkt de dagelijkse groei vóór het spenen positief gecorreleerd met de latere melkproductie. Een kalf dat in deze fase goed groeit, zal dus later meer melk produceren. Om deze groei te optimaliseren hebben veel melkveehouders belangstelling voor opfok op basis van melkvervangers in plaats van volle koemelk zoals traditioneel gebruikt wordt.

Melkvervangers

De belangrijkste componenten van melkvervangers zijn eiwitten, vet, koolhydraten, vitamines en mineralen. Melkvervangers worden verrijkt met vitamines en mineralen, wat volle melk niet genoeg bevat. Volle melk bevat daarnaast vaak ook veel vet, wat de opname van krachtvoer afremt. Toch is de samenstelling van melkvervangers niet altijd gebalanceerd en zijn er grote verschillen tussen verschillende soorten melkvervangers.

Om te kunnen vergelijken en de juiste te selecteren neem je het best enkele punten in beschouwing: de leeftijd van de kalveren, het gehanteerde opfoksysteem en opfokdoelen, de productiewijze van de melkvervanger en de samenstelling van de melkvervanger.

Relatie eiwit- en vetgehalte

De eiwitbehoefte van jonge kalveren voor onderhoud is beperkt tot ongeveer 40 g ruw eiwit per dag. Ze hebben daarbovenop extra eiwit nodig om te groeien. Deze eiwitbehoefte is afhankelijk van de hoeveelheid energie die beschikbaar is voor groei. De beste groei wordt behaald met een verhouding eiwit/energie van circa 55 g RE/Mcal (= 91 g RE/kVEM). Kalveren met een lagere onderhoudsbehoefte (kleinere kalveren) zullen, bij een gelijke voeropname, na het invullen van de energiebehoefte voor onderhoud, meer energie over hebben voor groei, en dus ook meer eiwit nodig hebben. De impact van de verstrekte hoeveelheid melkvervanger per voederbeurt zie je in tabel 1.

LAN_20210527_impact-voedersnelheid (3)

Naarmate een kalf meer melkvervanger opneemt, bijvoorbeeld door een hogere dosering poeder per liter, krijgt het meer energie beschikbaar voor groei. Om deze ook effectief te realiseren moet er dan ook meer eiwit beschikbaar zijn (hoger aandeel RE). Een lichter kalf zal sneller energie beschikbaar hebben voor groei en dus ook sneller een hoger aandeel eiwit kunnen aanwenden voor groei. In bovenstaande tabel komt 397 g melkvervanger per voederbeurt ongeveer overeen met de verstrekking van 3 l melkvervanger aan 150 g poeder per l water.

Het gewenste eiwitgehalte is dus ook afhankelijk van de hoeveelheid energie die gevoederd wordt. Als een kalf van 2 weken oud dagelijks 1,25% van zijn geboortegewicht aan melkvervanger (DS) krijgt, dan volstaat een ruweiwitgehalte van 18% om aan de behoefte te voldoen, als het om goed verteerbaar en goed opneembaar melkeiwit gaat. Bij een lage opname (traditioneel, extensiever systeem) wordt maximale groei bereikt met een RE-gehalte van 22%.

Bij een hoge opname (intensiever systeem) neemt de groei toe met hoger gehalte RE en/of hogere dosering. In de meeste praktijksituaties zullen melkvervangers met een hoger RE-gehalte (26 - 28%) de beste groeiresultaten leveren. Een melkvervanger met 27% RE en 17% vet, gevoederd aan maximaal 0,66 kg DS/dag, levert hierbij betere groeiresultaten dan 0,44 kg DS/dag met 21% RE en 21% vet of 1,09 kg DS/dag met 29% RE en 21% vet. Als melkvervanger met 27% RE en 17% vet verstrekt wordt tot 0,66 kg DS/dag, levert spenen op 28 dagen overigens de betere groeiresultaten op van 0 tot 84 dagen dan spenen op 42 dagen.

Kies de juiste dosering en afkomst

Melkvervangers met laag eiwitgehalte zullen sneller tot vettere dieren leiden. Daarnaast zullen melkvervangers, waarin de energie in grotere mate afkomstig is van vet, ook sneller tot vettere dieren leiden. Lactose als energiebron is hierbij dus interessanter. Als er te veel vet of een te grote hoeveelheid melkvervanger wordt verstrekt, remt dit verder ook de opname van krachtvoer, waardoor de groei in een volgende fase geremd wordt. De impact van een hogere dosering, meer poeder per liter, is echter groter dan deze van een hoger vetgehalte. De beste (economische) opfokresultaten verkrijg je met een concentratie melkvervanger van 150 tot 180 g/l.

Voor kalveren jonger dan 3 weken moet het eiwit in melkvervangers afkomstig zijn van melk. Eiwit van andere bronnen kunnen minder beschikbaar zijn voor de kalveren en aanleiding geven tot diarree. Zeker eiwit afkomstig van soja vermijd je beter voor jonge kalveren. Eens de kalveren ouder zijn dan 3 weken mag het eiwit ook van andere bronnen afkomstig zijn. Een vezelgehalte in de melkvervanger boven 0,5% wijst op aanwezigheid van niet-melkeiwitten.

Conclusie

Een vaarskalf dat vóór het spenen goed groeit, zal later meer melk produceren. Om deze groei te optimaliseren moet de verstrekte hoeveelheid eiwit afgestemd zijn op de hoeveelheid energie die het kalf voor groei beschikbaar heeft. De beste groei wordt zo behaald met een verhouding eiwit/energie van ongeveer 91 g RE/kVEM. In de meeste praktijksituaties zullen melkvervangers met een hoger RE-gehalte (26 - 28%) en 17-20% vet de beste groeiresultaten leveren.

Meer info hierover kun je vinden op de website www.rundveeloket.be bij de ‘vragen en antwoorden’.

Matthieu Frijlink (Rundveeloket)

Lees ook in Melkvee

SMP-prijzen blijven op laag niveau

Economie Raf Beyers, adviseur bedrijfsontwikkeling en risk management bij United Experts, overliep op 3 april met ons de financiële situatie in de wereld en de internationale zuivelmarkten. De geschatte voorraad mageremelkpoeder ligt vooral door de lagere productie lager dan vorig jaar eind januari.
Meer artikelen bekijken