Onteigening landbouwgrond: Planologische neutraliteit en toekomstwaarde
Wij zijn betrokken in een onteigeningsprocedure waarbij onze landbouwgrond wordt onteigend voor industrie. In de onteigening wil men ons enkel de waarde van de landbouwgrond vergoeden, terwijl men deze later wel als industriezone zal verkopen. Hiervoor beroept de onteigenaar zich op planologische neutraliteit. Wat houdt dat in? Is hier werkelijk niets aan te doen?

Volgens art. 16 van de Grondwet kan een persoon worden onteigend met oog op het algemeen belang, indien hij voorafgaandelijk een ‘billijke’ schadeloosstelling bekomt. In principe moet de schadevergoeding wegens eigendomsverlies even groot zijn als het bedrag dat moet worden betaald, om zich een onroerend goed van dezelfde waarde te kunnen aanschaffen als het goed dat werd onteigend.
Planologische neutraliteit
Toekomstwaarde
Geen uitsluiting
Anders dan wat soms door de onteigenende instantie wordt opgeworpen, sluit een planologische neutraliteit niet uit dat er een extra vergoeding wordt toegekend voor de toekomstwaarde van de onteigende gronden. Een arrest van het Hof van Beroep te Brussel toont dit duidelijk aan. In de betreffende zaak bevestigde het Hof van Beroep de planologische neutraliteit. Er werd namelijk onteigend op basis van de stedenbouwwetgeving na een gewestplanwijziging. Het bevestigde echter evenzeer de beslissing van de vrederechter dat er vergoed diende te worden voor de toekomstwaarde van de grond. Het Hof van Beroep bevestigde in die zaak de beslissing dat de grondwaarde van de onteigende percelen niet mocht begroot worden uitgaande van de bestemming van loutere landbouwgrond en dat er rekening moest gehouden worden met het specifieke karakter van die gronden, mede gelet op de toelichting gevoegd aan het gewestplan dat het om gronden ging die van ondergeschikt belang waren voor de landbouw en die vrij gunstig gelegen wa
Concreet te bewijzen
Een vergoeding voor toekomstwaarde is dan wel een mogelijk onderdeel van een onteigeningsvergoeding, doch dergelijke toekomstwaarde wordt niet altijd toegekend. Het zal aan de onteigende toekomen om te bewijzen dat de onteigende percelen effectief reeds een grotere waarde in zich hadden dan de gewone bestemming, bijvoorbeeld als landbouwgrond.
Zo heeft de rechtbank eerste aanleg te Bergen in het verleden geoordeeld dat de toekomstige waarde van een onteigend goed – in dat specifieke geval landbouwgrond – niet kan worden gecompenseerd op basis van louter speculatieve verwachtingen die niet gebaseerd zijn op gevestigde of voldoende overtuigende gegevens, zoals een concreet vastgoedproject– of het nu gaat om dat van de onteigende eigenaar of dat van een derde partij – noch op elementen waarmee reeds rekening is gehouden bij de bepaling van de marktwaarde ervan. Zo vond de rechtbank van eerste aanleg de onmiddellijke nabijheid van een snelweg geen element dat een extra waarde verantwoordde, maar laat het niets anders toe dan zuiver speculatieve veronderstellingen.