Startpagina Akkerbouw

Praktijkonderzoek biedt oplossingen voor uitdagingen van morgen

Elk jaar organiseerden Hogent en UGent een proefveldbezoek aan de proefhoeve in Bottelare. De gewassen in de focus waren granen, maïs en vlinderbloemigen. Ook hennep komt meer en meer in de kijker te staan. “Het gaat niet alleen om nieuwe technieken, ook duurzaamheid en bedrijfseconomische impact worden meegenomen in het onderzoek”, zegt Lieve Vermeiren, coördinator onderzoekscentrum AgroFoodNature van Hogent.

Leestijd : 8 min

Iedereen wil buitenkomen. dat bleek duidelijk uit de 155 inschrijvingen voor het proefveldbezoek . Het vereiste heel wat organisatie om de groep de belangrijkste topics in het veld te laten zien. “Al wat hier aanligt, is het resultaat van een kruisbestuiving tussen onderwijs en onderzoek. Het is ook het resultaat van een intense samenwerking tussen Hogent en UGent, maar we behouden wel onze eigenheid. We doen praktijkonderzoek om oplossingen voor de uitdagingen van vandaag en morgen te vinden. Er wordt daarom gefocust op meerdere thema’s. Integrated Pest Management (IPM) is een eerste thema , maar ook klimaatresistentie in de gewassen en het verduurzamen van de productiesystemen zijn belangrijk. Ten slotte wordt onderzoek verricht naar circulaire en biogebaseerde productiepraktijken, zoals de teelt van hennep voor textieltoepassingen,” vertelt Lieve van Hogent.

Uitbreiding proefhoeve

Professor aan UGent Geert Haesaert beaamt dat duurzaamheid de rode draad is doorheen het onderzoek. Voor landbouwonderzoek is ruimte nodig om technieken en productiesystemen te testen. “Proefhoeve Bottelare krijgt veel vragen voor onderzoek. Voor goed onderzoek moet een proef bovendien meerdere jaren aanliggen. Het aantal projecten vermeerderde door de jaren en zo ook het areaal van de Proefhoeve ”, aldus Haesaert. Van 40 ha groeide de proefhoeve naar zo’n 60 ha, goed voor zo’n 25.000 kleine veldjes voor alle projecten op het veld. In de toekomst zou extra uitbreiding ook mooi zijn. Er staat ook een nieuwe veldschuur op stapel voor stockage van de materialen.”

Gele roest in granen

In wintertarwe werd een ziektebestrijdingsproef met focus op gele roest toegelicht. De rassen Campesino, gevoelig voor gele roest, en Johnson, niet gevoelig voor gele roest, werden hierbij vergeleken. Beide rassen kregen dezelfde behandelingen. Hierin werd gevarieerd in actieve stoffen, dosissen, behandeldata, 1 of meerdere toepassingen,… Veerle Derycke, hoofdlector aan UGent: “Er werden duidelijke visuele verschillen in aantasting door gele roest waargenomen. Het niet gevoelige ras bleef vrijwel het volledige groeiseizoen vrij van gele roest, onafhankelijk van de behandeling. De resultaten zullen nog aangevuld worden met data verkregen via dronebeelden en uiteraard opbrengstgegevens. Toch blijkt al duidelijk dat rassenkeuze een belangrijke basis is in de aanpak van gele roest, naast tijdige en gepaste fungicidebehandelingen.”

Rassenkeuze in granen

Het juiste ras kiezen, is kiezen voor een goede start. De rassenproeven werden aangelegd in samenwerking met het Landbouw Centrum Granen (LCG). Diverse rassen wintertarwe en triticale werden uitgezaaid op een leemperceel en vergeleken met elkaar. “Na een relatief natte winter was er tijdens het droge en warme voorjaar dan ook geen sprake van wateroverlast”, vertelt Derycke. De rassen werden gezaaid aan 350 korrels/m², voor de hybriderassen werd gekozen voor 210 korrels/m².

De behandeling met herbiciden was goed gelukt, net als de groeiregulatie. In onbehandelde proefplots wordt de evolutie van de ziekten in de diverse rassen gedurende het groeiseizoen opgevolgd. Witziekte werd niet waargenomen en vermoedelijk door de droge omstandigheden in het vroege voorjaar was septoria slechts beperkt aanwezig. Derycke: “Er werd vanaf half april wel gele roest in diverse rassen waargenomen, waardoor gekozen werd voor een eerste vroege fungicidebehandeling (T0) rond 20 april, gevolgd door nog 2 fungicidebehandelingen. Gevoelig voor gele roest zijn de rassen Campesino, Debian, Mondial, Spotlight, Hyligo, Hymalaya en in mindere mate Gedser. Ondertussen is ook bruine roest aanwezig. Hierin zien we ook al wat rasverschillen..”

Triticale blijft voor de onderzoekers een gewas dat voordelen biedt. Het doet het zeer goed op droge lichte gronden, want het is een robuust gewas. Daarnaast kan een boer het samen met erwten inzaaien in een mengteelt. Derycke: “Het huidig rassenassortiment is weinig legergevoelig, maar toch wordt een groeiregulatie aangeraden, naast minstens één fungicidebehandeling, afhankelijk van de ziektedruk. Ook in de triticale- proef wordt de evolutie van de ziekten opgevolgd in onbehandelde plots. Septoria was dit groeiseizoen aanwezig, maar in mindere mate dan in tarwe, terwijl er een grotere meeldauwdruk was. Triticale kan gevoelig zijn aan gele roest, maar dit werd dit groeiseizoen in deze proef niet opgemerkt. We zien momenteel wel al bruine roest.” Voor de proef werden 8 mooie rassen ingezaaid, waarvan Lumaco, RGT Eleac en Rutenac momenteel het minst aantasting van bladziekten vertoonden.

Fibraxfun

Op de proefhoeve in Bottelare werd triticale ook ingezaaid in het kader van het project ‘Fibraxfun’. Ook rogge werd hiervoor ingezaaid. Het doel van dit project is de veredeling van nieuwe tarwesoorten met een hoger arabinoxylangehalte. Arabinoxylan is een component van de voedingsvezel van witte tarwebloem. De genetische basis van arabinoxylan in rogge en triticale wordt onderzocht, alsook het effect van teeltsystemen op het gehalte. Omdat vezels belangrijk zijn in een gezond eetpatroon, wordt ook gekeken naar rassen met een hoog vezelgehalte.

Cropdiva: meer gewasdiversiteit in onze teeltsystemen

Cropdiva is een Europees project (28 partners uit 11 landen) dat ernaar streeft om gewasdiversiteit in onze teeltsystemen te verhogen door onderzoek uit te voeren op 6 gewassen: triticale, haver, naakte gerst, lupinen, veldbonen en boekweit. Al deze gewassen hebben unieke landbouwkundige eigenschappen en bieden een meerwaarde voor onze voedselketen. Tijdens de rondgang werden de mogelijkheden geïllustreerd van mengteelten veldbonen-triticale, waarbij, naast meer agrodiversiteit, een eiwit/energierijk voeder wordt beoogd. Verder werden de mogelijkheden getoond van eiwitrijke gewassen veldbonen en lupinen en konden we de effecten zien van N/S-bemesting op boekweit.

Maïs: onkruidbestrijding bij grasonderzaai

Joos Latré gaf de deelnemers meer uitleg over de maïsproeven. Deze proeven liggen aan in het kader van proeven van het LCV, ook op andere locaties worden de proeven aangelegd. Een eerste proef betreft onkruidbeheersing door middel van grasonderzaai op verschillende tijdstippen. De maïs werd gezaaid op 28 april, terwijl het rietzwenkgras werd ingezaaid op 2 mei. Vervolgens werd er Engels raaigras doorgezaaid op 23 mei (bij 4-5 bladstadium) en op 13 juni (bij 8-9 bladstadium) werd ook een mengsel van Engels en Italiaans raaigras ingezaaid.

Grasonderzaai in maïs kan nuttig zijn met het oog op het beheersen van het nitraatresidu. Het kan er ook voor zorgen dat er een bodembedekking is na de oogst indien de maïsoogst wat laat valt om nog een groenbedekker te kunnen inzaaien, vertelt Latré. De onkruiddruk in het veld bleek niet al te hoog. Er werden minder dan 40 onkruidplanten/m² geteld. De flora bestond onder andere uit melganzevoet, muur, opslag van aardappel, maar ook wel veenwortel en haagwinde.

Een onkruidbestrijding bij maïs met onderzaai gras is niet evident. Het is namelijk de bedoeling om de onkruiden te behandelen, waaronder ook onkruidgrassen, en om het gras voldoende te laten staan. Bij gelijkzaai bleek onder meer een combinatie van dimethenamide-P + pendimethalin + mesotrione + dicamba + tritosulfuron in het 3-4 bladstadium ongeveer 87% van het onkruid te bestrijden, terwijl er nog 50% gras overbleef (ongeveer. 120 grasplantjes/m²). Deze laatste bezetting is nog aanvaardbaar om geen groeiconcurrentie te hebben met de maïs. Er bleef dan weer te weinig gras over bij een vooropkomst van pendimethalin, gevolgd door dimethenamide-P + mesotrione + dicamba + tritosulfuron in het 3-4 bladstadium. De resultaten van de meest late zaai van gras in maïs zijn nog niet helemaal duidelijk.

Farmer’s Benefits

In het kader van het Vlaio-la-project Farmers’s Benefits werden er 2 onkruidbestrijdingsproeven toegelicht door Latré. Eén ervan is een onkruidbestrijdingsproef in de mengteelt maïs en klimbonen. Dit jaar gebeurde de zaai in zeer droge omstandigheden. “Het was een kwestie van goed aandrukken en snel zijn”, geeft Latré mee. Voor de proef werd een mengsel van 100.000 zaden met 70% maïs en 30% veldbonen gebruikt. De omstandigheden voor een onkruidbeheersingsproef waren gunstig. In de controle, waar geen behandeling gebeurde, waren er niet minder dan 180 onkruiden per m² geteld, waaronder melganzenvoet en glad vingergras. Op die manier kunnen alle behandelingen goed gescoord worden.

Er werden 21 combinaties met enkel chemie beproefd, 2 enkel mechanische behandelingen en 4 mechanisch-chemische behandelingen. De resultaten worden later bekendgemaakt, maar nu al was de vooruitgang bij sommige behandelingen al zichtbaar. Zo was wiedeggen in vooropkomst + 2 keer wiedeggen in 3-4 bladstadium + schoffelen tussen rijen met rijenbespuiting in 5-6 bladstadium met chemie een van de betere combinaties. Ook het starten met een bandbespuiting in vooropkomst, gevolgd door 2 schoffelbeurten vanaf het 3-4 bladstadium van de maïs scoorde goed, met bijna 93% van de onkruiden opgeruimd.

De tweede onkruidbestrijdingsproef gebeurde in voedersorghum. Voordelen bij deze teelt is dat het in vergelijking met maïs beter bestand is tegen droogte endat het minder stikstof nodig heeft. “Men gebruikte 100 werkzame eenheden stikstof via dierlijke mest zonder bijbemesting”, klinkt het. De zaai gebeurde op 12 mei, wat best vroeg is voor sorghum, aangezien de sorghum einde mei toch wel wat bleek stond bij de lagere temperaturen op dat moment. Een deel werd enkel chemisch behandeld, en een ander deel mechanisch en chemisch. Doorheen de proef zag men jammer genoeg wel wat planten uitvallen. “Het was een perceel met een ritnaaldenproblematiek. Het wegvallen van heel wat planten in bepaalde delen van het veld bemoeilijkte de beoordeling in deze blokkenproef.

Interesse in hennep

Er is veel te doen rond hennep. Het areaal groeit in Europa. Hennep wordt beschouwd als een dubbeldoelgewas: de toppen zijn nuttig voor het zaad en de stengel wordt verhakseld tot stukken van 60 cm. Dat stro wordt verwerkt voor de korte vezel. Die kunnen dienen voor allerhande toepassingen, zoals verwerking in papier, isolatie… Een totaalvezelverwerkingslijn is er nog niet in België, maar we hebben wel een sterk uitgebouwde vlasindustrie.

In Vlaanderen is de vlasindustrie zeer geïnteresseerd in het gebruik in textiel, analoog aan de lange vlasvezel. Hennep kan echter 2m tot 2m30 groot worden, terwijl vlas slechts 1m hoog wordt. Onderzoeker Veronique Troch: “Machineconstructeurs vonden een manier om de hennep te oogsten in 2 stengelstukken van 1m en om deze parallel te leggen op het veld, net als bij vlas. De hennepoogst moet namelijk roten op het veld, net zoals bij vlas. Op die manier zijn alle verdere verwerkingsstappen (keren, rollen, zwingelen…) mogelijk met bestaande vlasapparatuur .

Momenteel werken er 2 Hogent-onderzoekscentra met hennep. AgroFoodNature is bezig met de optimalisatie van de teelt en de primaire verwerking. Het FTI lab+ van de Hogent houdt zich bezig met de verdere verwerking voor het spinnen, weven en breien. De 3 proeven aan de proefhoeve liggen aan in het kader van de projecten Hemp4Textiles (met partners Inagro en UGent) en Cannabisness. Het gaat om een opschalingsproef en om 2 experimentele proeven. Eén ervan is een multifactoriële proef, waarbij onderzoekers het effect nagaan van N-bemesten en zaaidichtheid op de opbrengst en de kwaliteit van de lange vezel. De tweede proef is een rassenproef met vroege en late rassen. Naargelang de vroegheid varieert de opbrengst tussen 0,6 en 1,4 ton lange vezel per ha. Daarnaast kunnen ook de klodden en scheven gevaloriseerd worden.

Marlies Vleugels

Lees ook in Akkerbouw

Meer artikelen bekijken