Startpagina Veeteelt

Droge zomer verhoogt belang van voorjaarssnedes

2022 was door de droogte allesbehalve een makkelijk grasjaar. Metingen leren ons dat niet alleen de timing van de grassnedes erg belangrijk is, maar ook de aanwezigheid van klaver en de toepassing van irrigatie.

Leestijd : 7 min

In het kader van het Vlaio-LA project ‘Optimalisering van grasland-uitbating door middel van een beslissingsondersteunende tool (GrasSat)’ werden in 2022 op 15 percelen verspreid over regio West en regio Oost door respectievelijk Inagro en de Hooibeekhoeve grashoogtemetingen uitgevoerd en stalen van het vers gras genomen.

Droge zomer zorgt voor grote neerslagtekorten

Het neerslagtekort liep in regio West op verschillende locaties hoog op. Waar volgens cijfers van het KMI van 1991 tot 2020 gemiddeld 649 mm neerslag viel in Beitem voor de periode januari tot oktober, viel in diezelfde periode slechts 398 mm in 2022. In regio Oost werd in 2022 voor januari tot en met oktober 539 mm neerslag genoteerd, terwijl het gemiddelde voor die periode 654 mm bedraagt. Het tekort in neerslag vertaalde zich dan ook rechtstreeks in een lagere grasgroei en dus in minder grasopbrengst.

Maaistop door droge zomer

Regio West In regio West werden 8 percelen opgevolgd en kon een onderscheid gemaakt worden tussen puurgraspercelen en grasklaverpercelen. De eerste snede werd op bijna alle percelen in West-Vlaanderen rond hetzelfde moment gemaaid, namelijk eind april. Eén perceel werd begin mei gemaaid.

De geraamde drogestofopbrengst op basis van de hoogtemetingen kwam voor deze eerste snede gemiddelde op 3,2 ton DS per ha. Een zestal weken later volgde de tweede snede, met een gemiddelde geraamde opbrengst van 2,2 ton DS per ha. Een drietal weken later werd een derde snede gemaaid op 2 percelen (B1 en B2). Voor het gros van de andere percelen werd de derde snede een maand na de tweede gemaaid. De geraamde opbrengst van deze derde snede bedroeg gemiddeld 1,4 ton DS per ha. Op dat moment zat het maandelijkse maairitme er dus goed in. Op de percelen B1 en B2 volgde eind juli een vierde snede (geraamde opbrengst van gemiddeld 1 ton DS/ha), omdat het gras snel te stengelig werd.

De droogte tijdens de zomermaanden gooide roet in het eten, en het maandelijks maaien kon niet langer worden aangehouden. De groei viel stil, maar door het goed herstelvermogen van grasland na droogte, kon begin of half oktober een laatste (najaars)snede gemaaid worden. Deze bracht gemiddeld 1,6 ton DS per ha op en was van groot belang om de ruwvoerpositie op verschillende bedrijven te versterken.

Regio Oost Ook in de Antwerpse Kempen (regio Oost) liepen we wekelijks met de grashoogtemeter door de velden. Daar konden we een onderscheid maken tussen percelen waar wel en niet geïrrigeerd werd (figuur 1). Op de percelen die niet geïrrigeerd werden, zijn in totaal 5 snedes gemaaid. De eerste snede was op 20 april, de andere snedes volgden maandelijks met een maaistop in de droge zomermaand augustus. Na de laatste snede op 6 oktober werd de groei niet meer opgevolgd, maar half november gebeurde veelal nog een kleine snede.

Opvallend is dat op de percelen in regio Oost de hoogste opbrengst werd gehaald bij de tweede snede, met een gemiddelde van 3,5 ton DS per ha, terwijl in West-Vlaanderen de hoogste opbrengst werd behaald bij de eerste snede. De temperatuursom lag op het moment van het maaien van de eerste snede in West-Vlaanderen (840 °C) dan ook hoger dan in de Antwerpse Kempen (704 °C), wat een mogelijke verklaring hiervoor kan vormen. Natuurlijk zal daarnaast het 10 dagen vroegere maaitijdstip van de eerste snede op 20 april (Oost) versus eind april (West) ook een grote rol gespeeld hebben.

Klaver en irrigatie zorgen voor een hogere opbrengst

Op de percelen F1, F2, G1 en G2 (figuur 1) in regio Oost werd tijdens het groeiseizoen irrigatie toegepast, voor de laatste (G) werd hiermee rond half mei gestart. De percelen F1 en F2 bestaan uit grasklaver met rietzwenkgras en timotheegras, terwijl op de percelen G1 en G2 grasklaver met Engels raaigras staan. Rietzwenkgras is door zijn dieper wortelstelsel bekend voor zijn droogtetolerantie, en dat is in droge jaren meer dan welkom.

Er werden in 2022 zowel percelen met als zonder grasklaver opgevolgd in het  GrasSat-project.
Er werden in 2022 zowel percelen met als zonder grasklaver opgevolgd in het GrasSat-project. - Foto: Grassat

Op de percelen F1 en F2 is door het type grondsoort de vochttoestand hoger, daarnaast werd op deze percelen vroeger gestart met irrigeren. Deze factoren en de dieper wortelende grassoort kunnen een verklaring zijn voor de hogere opbrengst op de percelen op bedrijf F. Vooral de derde snede had een opvallend hogere opbrengst dan op de percelen die niet werden geïrrigeerd. Zeker ook de hoge maaifrequentie en intensieve bemesting zorgden er echter samen met de irrigatie voor dat het gras continu is blijven groeien en dat er nooit een vertraagde hergroei was. Rekenen we de novembersnede erbij, dan kunnen we de totale opbrengst ramen op 13,8 kg DS/ha.

Figuur 1: Geraamde drogestofopbrengst per snede op basis van de hoogtemetingen doorheen het jaar op 4 percelen op 2 verschillende bedrijven (F en G), met irrigatie in regio Oost.
Figuur 1: Geraamde drogestofopbrengst per snede op basis van de hoogtemetingen doorheen het jaar op 4 percelen op 2 verschillende bedrijven (F en G), met irrigatie in regio Oost. - Bron: GrasSat

Op bedrijf G (met percelen G1 en G2) wordt aan zomerstalvoeren gedaan. Door de frequente snedes was het niet mogelijk om de grashoogte altijd net voor het maaien te bepalen. Het doel op dit bedrijf is niet om de grootste opbrengsten van de percelen te halen, maar wel om de grasgroei te behouden en om voor een constant en kwalitatief aanbod vers gras voor de dieren te zorgen. Irrigeren heeft duidelijk een effect op het behouden van de grasgroei, zo kon op deze percelen ook tijdens de droge periode een aanzienlijke hoeveelheid vers gras van het veld gehaald worden nog tot zeer laat in het najaar (begin december).

Bij beide bedrijven is het opvallend dat de jong ingezaaide grasklaver (F2, G1) bij de eerste snede moet onderdoen qua opbrengst, maar dat dit na de tweede snede omdraait in het voordeel van de jonge grasklaverzode met vaak diepere wortels.

Grasgroei herpakt en houdt lang aan na droge zomer

Wat betreft de grasgroei per dag verwachten we in goede groeiomstandigheden jaarlijks eenzelfde verloop. In het voorjaar verwachten we een gestage stijging in de grasgroei met een piek eind mei - begin juni. In de zomerperiode volgt er een dip in de grasgroei, om daarna terug licht te stijgen, totdat de grasgroei stagneert in het najaar. Naast het jaargetijde is ook de lengte van het gras belangrijk. Een hogere stoppel versnelt enerzijds de hergroei. Bij langer gras is er anderzijds ook meer bladoppervlak en dus een hogere fotosynthesecapaciteit. Dat zal zorgen voor een hogere groeisnelheid. Na verloop van tijd zal de groei echter afnemen, omdat dan ook meer oudere bladeren afsterven.

Regio West In april zien we in regio West mooie cijfers voor de grasgroei. De stijgende temperatuur na de winter en voldoende bodemvocht zorgden voor een eerste groeispurt. Na het maaien van de eerste snede zien we een terugval in groei. De eerste tekenen van de droogte worden zichtbaar, maar zeker ook het maaien en dus kortzetten van het gras is een reden van de lagere groei. Zodra er opnieuw vocht beschikbaar kwam, hernam de grasgroei zich in de periode eind mei/juni, alhoewel de piek normaal veel hoger is. Eind juni nam de grasgroei terug af en kwam onder 20 kg DS/dag terecht. Tijdens de droge en warme zomer bleef de grasgroei op een laag pitje. Het gras stond er op veel plaatsen dor bij. Na de broodnodige neerslag begin september nam de grasgroei opnieuw wat toe en werden cijfers tot maximum 50 kg DS per ha per dag genoteerd.

Regio Oost In regio Oost werden in april en mei ook mooie grasgroeicijfers genoteerd, met een groei tot wel 160 kg DS per ha per dag. Na de piek in groei werd vanaf juni een lagere groei van ongeveer 60 kg droge stof per ha per dag gemeten. Vanaf eind juli is echter een groot verschil te zien tussen de percelen die wel en niet geïrrigeerd werden. De percelen die niet beregend werden, lieten tot en met half september een groei lager dan 20 kg DS/dag meten. Op sommige momenten werd zelfs een negatieve groei of dus vermindering van de biomassa waargenomen. Op de percelen met irrigatie is wel nog een mooie groei van tussen 10 tot 80 kg DS per ha per dag te zien. Na de nodige neerslag nam ook de grasgroei op de percelen zonder irrigatie opnieuw toe.

Tijdens de droge en warme zomer bleef de grasgroei op een laag pitje. Het gras stond er op veel plaatsen dor bij.
Tijdens de droge en warme zomer bleef de grasgroei op een laag pitje. Het gras stond er op veel plaatsen dor bij. - Foto: GrasSat

Tegenvallende VEM-waarde tijdens droge zomer

Op de verschillende percelen werden ook stalen genomen ter bepaling van de voederwaarde van het verse gras (figuur 2). Het ruweiwitgehalte ligt tijdens het seizoen meestal rond 220 g/kg DS, enkel in augustus zakte het ruw eiwit net onder 200 g/kg DS. In regio Oost lag het gemiddelde gehalte aan ruw eiwit met 230 g/kg DS gedurende het seizoen hoger dan in regio West, met een gemiddelde van 200 g/kg DS. De ruwe celstof schommelde tijdens het seizoen rond 200 g/kg DS. Enkel in het voorjaar en in het najaar, wanneer jong gras op de percelen aanwezig was, kon een lager gemiddeld gehalte genoteerd worden.

Figuur 2: Verloop gemiddelde voederwaarde grasland per maand tijdens het seizoen.
Figuur 2: Verloop gemiddelde voederwaarde grasland per maand tijdens het seizoen. - Bron: GrasSat

Het suikergehalte kende, zoals verwacht, een hoge start in het voorjaar. Zonnige dagen en koude nachten zorgen namelijk voor een opstapeling van suiker in het gras. Naarmate het seizoen vorderde, zagen we dan ook een afname in suikergehalte. Waar in regio West een lager gehalte aan eiwit werd genoteerd dan in Oost, zien we voor het suikergehalte het omgekeerde. Het gemiddelde suikergehalte doorheen het jaar lag hoger in regio West dan in regio Oost. Zo wordt ook het gekende antagonisme tussen suiker en eiwit opnieuw aangetoond. Opvallend is dat het suikergehalte in oktober opnieuw sterk toenam als gevolg van het zonnig weer. Najaarsgras bevat normaal namelijk minder suiker. Met het teruglopen van de grasgroei in de zomer, kwam ook de VEM-waarde van het vers gras onder 900 VEM per kg DS uit. Samen met de stijging van het suikergehalte, nam in het najaar ook het VEM-gehalte opnieuw toe. De voederwaarde van het vers gras was in het najaar dan ook vergelijkbaar met die in het voorjaar, wat uitzonderlijk is.

Najaarssnede(s) ook belangrijk

Na de droge zomer was de ruwvoervoorraad op veel bedrijven ondermaats. Dankzij de broodnodige neerslag vanaf half augustus herstelde het gras op de meeste locaties goed. Op een van de opgevolgde percelen was de aangerichte schade echter te groot en werd overgegaan tot doorzaaien. Dankzij de najaarssnede die in oktober werd gemaaid en op sommige percelen nog een laatste najaarssnede in november, kon de ruwvoervoorraad toch nog sterk aangevuld worden.

Ellen Versavel (Inagro), An Schellekens (Hooibeekhoeve), Anne Gobin (VITO), Tom De Swaef, Peter Lootens en Niel Verbrigghe (ILVO)

De metingen kwamen tot stand dankzij de financiële steun van de Vlaamse overheid in het Vlaio-LA-traject GrasSat (Optimalisering van graslanduitbating door middel van een beslissingsondersteunende tool), uitgevoerd door Inagro, Hooibeekhoeve, ILVO en VITO.

Lees ook in Veeteelt

Doordacht maaibeheer: waar let ik op?

Akkerbouw Er zijn dit jaar grote verschillen in grasstand waar te nemen tussen verschillende percelen. Dat is niet verwonderlijk, gezien de grote verschillen in beheer, waartoe we gedwongen werden door deze zeer natte winter en door de natte voorjaarsperiode.
Meer artikelen bekijken