Startpagina Melkvee

Gebruik van broeiremmers tijdens periodes van hittestress (deel 3)

Hittestress bij melkvee komt de laatste jaren frequenter voor. Niet enkel de koe lijdt onder de hitte, ook in het ruwvoer zet de hitte de kwaliteit onder druk. De hoge temperatuur leidt tot broei in de kuil of het voeder, waardoor de kwaliteit van het voeder snel vermindert. Broeiremmers kunnen hier een antwoord op bieden.

Leestijd : 5 min

In dit derde artikel van de reeks rond hittestress bij melkvee (na respectievelijk ventilatoren en watertechnieken) gaan we dieper in op de werking en resultaten van het gebruik van dergelijke broeiremmers.

Broei in de kuil

Een geslaagd inkuilproces steunt op 3 factoren: voldoende melkzuurbacteriën, voldoende fermenteerbare suikers en een zuurstofvrije omgeving. Als aan deze voorwaarden voldaan is, kan de kuil snel en sterk verzuren, waardoor andere bacteriën, gisten en schimmels geen kans krijgen. De kuil blijft dan stabiel zolang er geen zuurstof bij komt. Dat is de eerste garantie op het voorkomen van broei tijdens de bewaring, maar het beschermt de kuil bovendien ook tegen broei achteraf bij het uitkuilen en vervoederen.

Een verhoogde blootstelling aan zuurstof aan of in de buurt van het kuiloppervlak tijdens het vervoederen kan tot broei leiden. We spreken van broei wanneer de ongewenste gisten, bacteriën en schimmels in een kuil vrij spel krijgen en ongecontroleerd vermeerderen. De temperatuur van het voer stijgt hierbij aanzienlijk. In periodes van hittestress zijn deze risico’s nog groter, omdat deze bacteriën, gisten en schimmels goed gedijen in warme omstandigheden.

De gevolgen van broei zijn niet te onderschatten. Eerst en vooral is er een verlies aan droge stof en nutriënten (vooral suikers en eiwit). Dit verlies kan oplopen tot 20% of zelfs 40%. Bovendien wordt aangenomen dat het voeder ook minder smakelijk is, waardoor de opname daalt. Dit verhoogt het risico op een daling van de melkproductie. Tot slot verhoogt ook het risico op het vermeerderen van potentieel gevaarlijk en/of pathogene micro-organismen (bijvoorbeeld mycotoxine producerende schimmels, Listeria monocytogenes…).

Broeiremmers

Naast optimalisatie van het inkuil- en uitkuilproces, wordt in de praktijk ook steeds meer heil gezocht in het gebruik van broeiremmers. Een broeiremmer is een vloeibaar product dat bestaat uit een mix van organische zuren. Het is speciaal ontwikkeld om broei van ruwvoeders veroorzaakt door gisten, schimmels of enterobacteriën te voorkomen. Door toepassing ervan hoopt men het ruwvoer langer vers te houden en de voedingswaarde te waarborgen. Broeiremmers kunnen gebruikt worden op het kuiloppervlak of ingemengd worden in de ruwvoermengeling.

Onderzoek broeiremmers

In het kader van het demoproject ‘Eerste Hulp Bij Hittestress koe’ werden in de zomer van 2022 op het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) experimenten uitgevoerd met broeiremmers ingemengd in de ruwvoermengeling. In deze experimenten werden 2 verschillende broeiremmers getest.

In deel één van de proef vergeleken we de temperatuur in hoopjes ruwvoeder met en zonder broeiremmer. In elk hoopje werd een temperatuurlogger ingebracht.

De temperatuur werd opgevolgd in hoopjes ‘onbehandeld’ en ‘behandeld’ ruwvoeder.
De temperatuur werd opgevolgd in hoopjes ‘onbehandeld’ en ‘behandeld’ ruwvoeder. - Foto: EHBH-K

Ook werd een temperatuurlogger boven de hoopjes aangebracht die de omgevingstemperatuur registreerde. Alle loggers registreerden elk kwartier de temperatuur. Elke 3 dagen werd de positie van de hoopjes gewisseld. Door de temperatuur zo frequent te registreren, kon het ontstaan van broei in de hoopjes in kaart gebracht worden.

Effect op broei

Juli 2022 was in Vlaanderen warm en droog. De temperatuur-humiditeits-index (THI) steeg 8 dagen boven 72 en zelfs 2 dagen boven 76, wat zorgde voor verschillende dagen met hittestress bij runderen. De temperatuursstijging in het voeder bleef beperkt tijdens de eerste dagen van hittestress. De lagere luchtvochtigheid kan hierin een beperkende rol gespeeld hebben. Na enkele opeenvolgende dagen van hittestress werd wel een sterke stijging in de temperatuur van het voeder vastgesteld. Vooral in het onbehandelde voer trad broei op. Eens de omgevingstemperatuur toenam, steeg ook de temperatuur van het onbehandelde voer snel en sterk. In het behandelde voer was de temperatuursverhoging daarentegen (duidelijk) beperkter.

In augustus 2022 kende Vlaanderen een nieuwe periode met hittestress, deze keer met een duidelijk hogere luchtvochtigheid. De THI in de stal wees op een milde hittestress. Het niveau van juli (THI > 76) werd geen enkele keer bereikt. Toch trad er in augustus elke dag broei op in het onbehandelde voer. De temperatuur van het behandelde voer bleef opnieuw aanzienlijk lager.

Effect van de concentratie

Binnen ditzelfde demonstratieproject werd op de Hooibeekhoeve in Geel tijdens de warme periodes een analoge proef uitgevoerd. Gedurende 3 dagen (1 in aug en 2 in sept) werd een mix van organische zuren in verschillende concentraties toegepast in de ruwvoermengeling: zonder broeiremmer, met maximale dosering (2 l/ton), met gehalveerde dosering (1 l/ton) en met een derde van de adviesdosering (0,66 l/ton).

De temperatuur werd gemonitord in een hoopje zonder broeiremmer en in 3 hoopjes met broeiremmer in verschillende doseringen.
De temperatuur werd gemonitord in een hoopje zonder broeiremmer en in 3 hoopjes met broeiremmer in verschillende doseringen. - Foto: EHBH-K

De temperatuur in de voerhopen werd opgevolgd en vergeleken aan de hand van temperatuurloggers die gedurende 48 uur elk kwartier de temperatuur registreerden.

Na ongeveer 24 uur kon een sterke stijging in de temperatuur van het voeder vastgesteld worden (figuur 1).

09-3385-proef broeiremmer verschillende doseringen-web

In het onbehandelde voer (controle) was dit effect het grootst. Eens de omgevingstemperatuur toenam, steeg ook de temperatuur van het voer zonder broeiremmer snel en sterk. In het voeder met de aanbevolen dosis broeiremmer steeg de temperatuur ook, maar minder snel en minder hoog dan het hoopje zonder broeiremmer en de hoopjes met lagere dosering broeiremmer. Dit effect werd op de 3 verschillende tijdstippen vastgesteld. Bij een lagere dosering dan de aanbevolen dosis broeiremmer bleek het positieve effect van een broeiremmer dus beduidend lager.

Effect op opname en melkproductie

In deel 2 van de proef op ILVO werd ook de voeropname en de melkproductie van 2 groepen melkkoeien opgevolgd. Hierbij kreeg één groep onbehandeld (de controle) en de andere groep behandeld ruwvoer voorgeschoteld. De behandelingen werden ook om de 3 dagen gewisseld tussen de 2 groepen, om groepseffecten uit te sluiten. We testten ook 2 types broeiremmer.

De temperatuur en luchtvochtigheid werden opgevolgd boven het voederhek in beide groepen en daaruit leerden we dat de THI in beide staldelen nauwelijks verschilde. De THI-gegevens, alsook het optreden van broei in deel één van de proef, werden geanalyseerd en gelinkt aan de drogestofopname en de melkproductie van de koeien. Tabel 1 illustreert de impact van de behandeling (Controle, Broeiremmer 1 of Broeiremmer 2) op de melkproductie en drogestofopname, rekening houdend met de maximale THI aan het voederhek.

09-3385-Vergelijking drogestofopname-web (2)

Uit de data-analyse bleek duidelijk dat het inmengen van broeiremmer 2 resulteerde in een significant hogere drogestofopname (22,5 kg/koe/dag) dan bij de controle (20,6 kg/koe/dag). Het resultaat van de andere broeiremmer lag ertussenin. Het verschil in drogestofopname resulteerde echter niet in een verschil in melkproductie. Dit is mogelijk te wijten aan het feit dat het effect op melkproductie mogelijk één of meerdere dagen vertraging heeft, terwijl we in deze proef sneller van behandeling wisselden.

In deel 3 van de proef werd gedurende 1 week van hittestress een beperkt experiment opgezet met individuele voeropname en dataregistratie van 14 dieren. De koeien werden verdeeld in 2 groepen: één groep kreeg de eerste 3 hittedagen het voer met broeiremmer, de volgende dagen kreeg de andere groep het voer met broeiremmer. Deze resultaten vergeleken we met de prestaties uit de periode voor de proef. Door de kleinschaligheid van de proef waren de resultaten niet significant, maar we konden wel een trend vaststellen. Deze trend wees op een meerwaarde van de broeiremmers met een verhoging in de voeropname van 0,8 kg droge stof en van 2,2 l melkproductie per koe per dag in een hete periode.

Conclusie

Inzetten op een goed kuilmanagement, zowel bij het inkuilen als bij het vervoederen, loont altijd, maar zeker tijdens periodes van hittestress. Broeiremmers in ruwvoeders lijken in de verschillende experimenten een positief effect te hebben op de drogestofopname. Het effect op de melkproductie was minder duidelijk.

Tilly Haertjens (ILVO), Els Stevens (Hooibeekhoeve)

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken