Startpagina Akkerbouw

Nieuwe maatregelen in IPM-checklist

Sinds dit jaar zijn er een aantal nieuwe maatregelen van kracht binnen de IPM-checklist. Met deze maatregelen wil de overheid de waterkwaliteit verbeteren (door o.a. puntvervuiling en drift te beperken/voorkomen) en de verdere verspreiding van een aantal schadelijke onkruiden (o.a. knolcyperus en doornappel) een halt toeroepen. In dit artikel gaat het Departement Landbouw en Visserijper in op de nieuwe maatregelen.

Leestijd : 7 min

Sinds 1 januari 2014 moet elke professionele gebruiker van gewasbeschermingsmiddelen de regels rond geïntegreerde gewasbescherming (IPM) toepassen. De wettelijke basis hiervoor is de Europese richtlijn (EG) nr. 2009/128 betreffende een duurzaam gebruik van pesticiden. IPM (Integrated Pest Management) of geïntegreerde gewasbescherming gaat over het duurzaam, beredeneerd gebruik van gewasbeschermingstechnieken en -middelen. Het vermijden van puntvervuiling, het reduceren van drift en het vermijden van schadelijke onkruiden zijn belangrijke pijlers binnen IPM.

Hieronder wordt een overzicht gegeven van deze nieuwe maatregelen. Bij elke maatregel hoort een bepaald niveau. Niveau 1 betekent dat dit een verplichting is, bij niveau 2 moet de landbouwer aan minimaal 70% van de maatregelen voldoen en niveau 3 zijn aanbevelingen. Een aantal van deze maatregelen gaan in 2023 in als niveau 2, maar zullen vanaf 2026 onder niveau 1 vallen. Per maatregel wordt dit telkens vermeld.

Bij een audit zal vanaf ingang van de nieuwe Vegaplan standaard v5.0 rekening gehouden worden met de nieuwe IPM vereisten die in 2023 ingaan. De ingang van deze nieuwe standaard is gepland voor de zomer van 2023.

Binnen Vegaplan werd beslist om het minimum slagingspercentage van minor (niveau 2 eisen) te verhogen van 70% naar 80%. Deze wijziging zal eveneens ingaan bij de invoering van de nieuwe Vegaplan Standaard v5.0. Land- en tuinbouwers kunnen zich door de OCI’s voor IPM laten certificeren via de Vegaplan standaard, waarin alle IPM-checklist punten zijn opgenomen of ze kunnen ervoor kiezen om zich enkel voor IPM te laten certificeren.

Om ervoor te zorgen dat de vereisten van conformiteit gelijk zijn, ongeacht de keuze van de teler over de manier waarop hij/zij zich laat certificeren voor IPM, heeft de overheid beslist om ook voor de IPM-certificatie (zonder Vegaplan) het minimum slagingspercentage voor de minors te verhogen naar 80%. Dit zal voor telers die zich enkel voor IPM laten certificeren ingaan in januari 2024. Dit zal dan ook het geval zijn indien men zich in Wallonië laat certificeren voor IPM alleen.

Nieuwigheden met betrekking op het spuittoestel

Spuittoestellen bij openluchtteelten (uitgezonderd rugspuiten, lansspuiten, stationaire spuittoestellen* en onkruidspuiten in de fruitteelt) moeten uitgerust zijn met een schoonwatertank. Dit valt vanaf dit jaar onder niveau 2 en onder niveau 1 (verplichting) vanaf 2026.

Deze schoonwatertank moet een minimaal volume hebben:

o overeenkomstig met de ISO-normen of

o bij spuittanken groter of gelijk aan dan 1.000 liter, van 100 liter of

o bij spuittanken die kleiner zijn dan 1.000 liter moet het volume minimaal 10% van het spuittankvolume bedragen.

(*een stationair toestel is een spuitboom of drukgroep die het bedrijf met aangrenzend perceel niet verlaat. Om van deze uitzondering gebruik te kunnen maken, moet op dit aangrenzend perceel wel een tappunt van proper water beschikbaar zijn. Deze groep omvat bv. de spuittoestellen in serres, spuitmachines voor behandeling in loodsen en andere bedrijfsruimten, op tray- en containervelden, …)

Het wordt een aanbeveling om het spuittoestel uit te rusten met een intern spoelsysteem om een goede interne reiniging te kunnen garanderen.

Indien er bij het vullen van het spuittoestel water uit het oppervlaktewater wordt aangezogen, mag de aanzuigleiding niet gecontamineerd zijn met gewasbeschermingsmiddelen. Contaminatie treedt bv. op wanneer er spuitnevel tijdens de spuitwerkzaamheden neerslaat op de aanzuig-of toevoerslang die mee op de spuitmachine vervoerd wordt. Bovendien moet deze aanzuigleiding dan uitgerust zijn met een terugslagklep. Dit wordt een verplichting (niveau 1) vanaf 2023.

Spuitboomhoogte

De spuitboomhoogte bij openluchtteelten waarbij neerwaarts gericht gespoten wordt, bedraagt 0,5 m boven het gewas bij spuitbomen met een dopafstand van 50 cm. Bij spuitbomen met 25 cm dopafstand, bedraagt deze 30 cm boven het gewas. Bij toepassingen bij openluchtteelten waarbij niet neerwaarts gericht gespoten wordt, moet de afstelling van de spuitapparatuur (bv. doppenkeuze, aantal doppen, spuitrichting dophouders, spuitdruk, luchtondersteuning…) maximaal aangepast worden aan de actuele gewasontwikkeling.

Dit valt onder niveau 2 vanaf 2023.

Op dagen dat een spuittoestel niet in gebruik is, staat deze in een overdekte ruimte (met uitzondering van de stationaire spuiten). Dit valt onder niveau 2 vanaf 2023 en onder niveau 1 vanaf 2026.

Bij bespuitingen in open lucht moet er vanaf 2023 een driftreductie van minimum 75% worden gerealiseerd.

Opgelet: vanaf 2026 moet er een driftreductie bij bespuitingen in open lucht van 90% worden gerealiseerd, waarbij minimaal 75% driftreductie wordt gerealiseerd op het spuittoestel zelf. Een akkerbouwer kan dan bv. kiezen voor effectief 90% driftreducerende doppen, terwijl een fruitteler bv. 75% driftreducerende techniek op spuitmachine combineert met hagelnet/haag, …

De lijst van erkende driftreducerende technieken kan je terugvinden op Geïntegreerde gewasbescherming (IPM) | Landbouw en Visserij (vlaanderen.be). Er wordt verwacht dat deze lijst eind 2023 geactualiseerd zal worden.

Het gebruik van een kantdop op spuitbomen gebruikt voor neerwaarts gerichte bespuitingen langs oppervlaktewater en verhardingen valt onder niveau 2 vanaf 2023.

· Het toestel volledig reinigen op het veld of op een verharde oppervlakte die uitgerust is van de nodige opvang en deze verwerken op een aangepaste wijze (biofilter, fytobak, fysio-chemische verwerking). Dit is geen nieuwe maatregel. Wat wel nieuw is, dat deze maatregel onder niveau 1 valt vanaf 2023.

Maatregelen op percelen nabij water

Op landbouwpercelen (dit is inclusief tray-en containervelden) langs waterlopen die zijn opgenomen in de Vlaamse Hydrografische Atlas (VHA) wordt de 3 m pesticidevrije strook gerespecteerd. Deze waterlopen zijn aangeduid met blauwe lijnen op de verzamelaanvraag en op de LV-AgriLens App.

Het invoeren van deze maatregel kadert in de conditionaliteiten (de vroegere randvoorwaarden) van het nieuwe GLB en is dus onder voorbehoud van goedkeuring van het GLB door de Vlaamse regering.

Respecteer een fyto-vrije zone van 1 m voor veldspuiten (horizontaal) en van 3 m voor boomgaardspuiten (verticaal) t.o.v. alle andere oppervlaktewaterlichamen en verhardingen die naar oppervlaktewaterlichamen kunnen aflopen.

Teeltvrije zone van 1 m langs waterlopen die met een blauwe of paarse lijn aangeduid staan op de verzamelaanvraag of LV-AgriLens App.

Maatregelen ter bestrijding van onkruiden

De bestrijding van knolcyperus staat reeds vanaf 2014 in de IPM-checklist en is dus niet nieuw. Er geldt een verbod op het telen van een wortel-, knol- en bolgewas op percelen die besmet zijn met knolcyperus. Voor sierteelten gaat dit verbod in vanaf 1 januari 2026.

Wat wel nieuw is, is dat de verplichte knolcyperusbestrijding op besmette percelen vanaf dit jaar ook een conditionaliteit vormt bij het nieuwe GLB. Een perceel besmet met knolcyperus is een perceel met meer dan 10 m² aantasting op het perceel. Indien er meer dan 10 knolcyperusplanten/m² staan of er is een bedekkingsgraad van meer dan 50%, zal deze m² in rekening gebracht worden.

Doornappel is een probleemonkruid dat in snel tempo aan terrein wint, met alle gevolgen van dien. Deze warmte minnende giftige plant moet ten alle tijden bestreden worden om verdere problemen te voorkomen. Sommige teelten kunnen zelfs niet geoogst worden bij een aanwezigheid van dit onkruid.

Vandaar werd de bestrijding van dit onkruid reeds vanaf 2022 opgenomen in de IPM-checklist. Er moet ook steeds vermeden worden dat dit onkruid in zaadproductie komt om verspreiding te vermijden. Reeds vorig jaar was dit een minor in de IPM-checklist, om vanaf 2026 naar een major (verplichting) over te gaan.

Overige maatregelen

Het invullen van de fyteauscan (www.fyteauscan.be). Met de fyteauscan kan de landbouwer achterhalen waar er een risico bestaat op contaminatie van het water met gewasbeschermingsmiddelen. Dit wordt een niveau 2 vanaf 2023.

De lege verpakkingen van gewasbeschermingsmiddelen (incl. zegels) worden op een droge, veilige plaats bewaard tot aan de ophaling van «AgriRecover» (zie www.agrirecover.eu). Bij de toepassing van vloeibare middelen worden de zorgvuldig geledigde verpakkingen voldoende met water gespoeld. De lege verpakkingen worden gedroogd in een recipiënt die eventuele lekvloeistof opvangt.

Deze maatregel van niveau 1 is op zich niet nieuw, hij is enkel duidelijker omschreven.

Gewasrotatie en maatregelen daarrond, maken als hoeksteen reeds van bij de start deel uit van IPM. Maar er is nu een verdere uitbreiding door het opnemen van een maatregel die kadert binnen het nieuwe GLB. Deze maatregel is eveneens onder voorbehoud van goedkeuring van het GLB door de Vlaamse regering.

Op bedrijfsniveau wordt op 1/3 van het bouwlandareaal gewasrotatie toegepast door een andere hoofdteelt te telen dan het voorgaande jaar, of na de hoofdteelt van het voorgaande jaar een nateelt aan te houden die minstens 12 weken op het perceel aanwezig is en die tot een andere gewassoort behoort dan de hoofdteelt van het betrokken jaar.

Op perceelsniveau wordt nooit 4 jaar na elkaar dezelfde hoofdteelt aangehouden. Uitgezonderd:

a) hoofdteelten die behoren tot de meerjarige gewassen, grassen en andere kruidachtige voedergewassen, en braakliggend land;

b) percelen met permanent beschutte teelten;

c) teelten op groeimedium (incl. tray-en containervelden) zonder direct contact met de bodem;

d) percelen met vaste irrigatie voor knolbegonia;

e) percelen met klei- en leembodem besmet met knolcyperus: maïs na maïs is toegelaten tot wanneer perceel vrij is van knolcyperus.

Niet van toepassing op bedrijfs-en perceelsniveau op landbouwbedrijven waar:

a) meer dan 75% van het bouwland wordt gebruikt voor de productie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen, of de teelt van vlinderbloemige gewassen, of ligt braak, of een combinatie daarvan;

b) meer dan 75% van het subsidiabele landbouwareaal wordt gebruikt voor blijvend grasland en de productie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen, of de teelt van gewassen die onder water staan gedurende een aanzienlijk deel van het jaar of een aanzienlijk deel van de gewascyclus, of een combinatie daarvan.

Vul- en spoelplaats

Daarenboven wordt er binnen de IPM-werkgroep verder gewerkt rond de bepalingen van de vul- en spoelplaats. Dit omdat puntvervuiling de belangrijkste oorzaak is van contaminatie van oppervlaktewater met gewasbeschermingsmiddelen. Het inwendig spoelen van het spuittoestel in het veld blijft een belangrijk aandachtspunt. Vandaar dat een schoonwatertank werd opgenomen in de IPM-checklist. Ook bij de vul- en spoelplaats is het voorkomen van puntvervuiling een uiterst belangrijk aspect.

Meer info over IPM en de checklist met de eisen waaraan moet worden voldaan, vindt u terug op de website van het Departement Landbouw en Visserij: www.vlaanderen.be/landbouw > plant > gewasbescherming > geïntegreerde gewasbescherming

Indien uw landbouwbedrijf nog niet geregistreerd zou zijn bij een erkende OCI, moet u zich zo spoedig mogelijk registeren bij één van de erkende OCI’s!

DLV

Lees ook in Akkerbouw

Meer artikelen bekijken