Startpagina Akkerbouw

Wat houdt ons nog tegen om veldbonen te telen en te voeren?

Maatschappelijk staat soja-import sterk onder druk. Ook met het oog op verduurzaming van de veehouderij is er nood aan alternatieven. Veldbonen kunnen hiervoor een geschikte keuze zijn.

Leestijd : 6 min

Het tekort aan geconcentreerde eiwitbronnen voor de veehouderij maakt dat Vlaanderen nog te veel afhangt van de invoer van overzeese soja om het binnenlandse vee te voeden. De toepassing van lokaal geteelde eiwithoudende gewassen is mogelijk, maar nog onvoldoende bekend. Dit houdt de import van soja op een zeer hoog niveau. Veldbonen kunnen een alternatief vormen.

Waarom veldbonen?

Veldbonen kennen een ruim verleden op Vlaamse bodem, maar zijn, omwille van de soja-import, door de jaren heen sterk in areaal teruggedrongen. Toch kunnen er met de teelt hoge eiwitopbrengsten gehaald worden. Ze gedijen goed onder de Vlaamse klimaatomstandigheden en kunnen eveneens zorgen voor de productie van meer lokale eiwitten. Daarnaast bieden ze mogelijkheden om teeltrotaties te verruimen en risico’s te spreiden. Zo ondervinden in het bijzonder winterveldbonen minder impact van de zomerdroogte en zorgt een grotere vruchtwisseling voor een lagere ziektedruk. Daarenboven behoren veldbonen tot de vlinderbloemigen, waardoor ze zelf stikstof kunnen fixeren. Een stikstofbemesting blijkt uit verschillende proeven dan ook niet nodig, wat een besparing op de kunstmestfactuur betekent.

Ecoregeling

Ook de subsidie via de ecoregelingen (maximaal 600 euro/ha) maakt de teelt op economisch vlak competitiever met andere teelten. De veldbonenteelt valt onder de maatregel ‘Inzaai van eenjarige milieu-, biodiversiteitsvriendelijke en/of klimaatbestendige teelten (ecoteelten)’. Om in aanmerking te komen voor deze subsidie moet de landbouwer (en het perceel) wel aan een aantal voorwaarden voldoen.

Mogelijkheden

De toepasbaarheid van veldbonen als winter- of zomervariëteit, of de combinatie met granen in een mengteelt, zorgt voor flexibiliteit en maakt dat er voor iedere landbouwer wat wils is. Daarbij geldt, net als bij granen, dat winterveldbonen een hoger opbrengstpotentieel hebben. Ook de inpasbaarheid is zeer divers. Zo kan je ze oogsten als droog graan, bij een vochtgehalte rond 15%, om de bonen vervolgens te pletten en/of te toasten en om ze te vervoederen aan het vee. Daarnaast behoort ook oogsten bij een hoger vochtgehalte tot de mogelijkheid. Veldbonen in het deegrijpe stadium (25-28% vocht) kunnen na pletten/malen volgens het CCM-procedé in de veevoeding gebruikt worden.

Veldbonen verbouwen als mengteelt met graan (tarwe of triticale) is een techniek waar vooral in de biologische landbouw vaak voor gekozen wordt. Met mengteelten wordt onkruid meer onderdrukt, komt legering minder voor, vraagt de teelt een lagere stikstofinput en bekom je stabielere opbrengsten. Zulke mengteelten worden in de biologische landbouw vaak als GPS (geheleplantsilage) ingekuild voor veevoer. Deze techniek kan ook als noodmaatregel gelden wanneer er te veel legering in het veld aanwezig is en wanneer een droge oogst haast niet meer mogelijk is. Het droog oogsten van de combinatieteelt met een maaidorser en het zaad nadien triëren behoort eveneens tot een mogelijkheid bij het verbouwen van een mengteelt. Deze extra stap maakt het wel omslachtiger.

Bitterstoffen

Veldbonen bevatten een aantal bitterstoffen, zoals tannines, vicine, en convicine. Tannines verminderen de verteerbaarheid bij varkens en kippen maar herkauwers ondervinden hier geen negatieve gevolgen van. Aangezien witbloeiende veldbonensoorten lagere tanninegehaltes hebben dan de bontbloeiende soorten, kan je door een doordachte rassenkeuze hierop inspelen. Hetzelfde geldt voor vicine en convicine. Beide verstoren de vet- en stofwisseling bij kippen maar wit- en bontbloeiende rassen hebben lagere gehaltes aan die stoffen.

Bodem

Veldbonen hebben een hoger opbrengstpotentieel op zwaardere gronden (zandleem, klei). Daarom zijn vooral West- en Oost-Vlaanderen momenteel koploper in het verbouwen van de teelt. Desalniettemin zijn ook de akkerbouwregio’s in Zuid-Limburg en Vlaams-Brabant zeer geschikt. Door daarenboven te kiezen voor een goed doorluchte, vochthoudende bodem krijgt de teelt de beste kansen. Droogtegevoelige percelen, net als natte percelen of velden met structuurschade, zijn af te raden.

Naast de bodemtextuur en -structuur is er het best ook aandacht voor de zuurtegraad. Een te lage zuurtegraad kan namelijk een nadelig effect hebben op de stikstoffixatie van het gewas. Idealiter ligt de pH daarom tussen 6 en 7. Om ook problemen met bodempathogenen te vermijden, wordt er het best een vruchtwisseling van 1 op 6 aangehouden.

Inzaaien

Het zaaitijdstip wordt bepaald door de keuze voor een zomer- of wintervariëteit. Zomerveldbonen worden in de periode eind februari tot begin april gezaaid aan 45 zaden/m². Bij een heel vroege zaai mag dit zelfs verhoogd worden richting 50 zaden/m². De zaaidiepte zit op 4 à 5 cm en wordt bij een vroege zaai het best verhoogd tot 5 à 6 cm om weerstand te bieden aan vogelvraat.

Winterveldbonen worden idealiter tussen half oktober en half november uitgezaaid aan minstens 20 zaden per m² en in de praktijk zelfs vaak aan 30 zaden/m². Ook bij winterveldbonen geldt: diep zaaien, het liefst tot op 7 cm en meer om vorstschade te beperken. Een precisiezaaimachine is aanbevolen om een uniforme gewasstand te bekomen, maar ook een graanzaaimachine, waarbij eventueel enkele zaaipijpen worden afgesloten, kan gebruikt worden. Weet wel dat hoe ruimer de tussenrijafstand is, hoe steviger de planten zijn, maar hoe moeilijker het ook is om het onkruid te onderdrukken.

Indien er gekozen wordt voor een mengteelt, vraagt de zaai extra aandacht. Zo zal de diepte die voor veldbonen wordt gehanteerd te diep zijn voor het graan. Om de 2 verschillende zaaidieptes te kunnen bewerkstelligen, zijn 2 passages nodig of moet er een beroep worden gedaan op een machine die beide zaaidieptes in 1 werkgang kan realiseren.

Onkruid

De onkruidbestrijding kan mechanisch uitgevoerd worden met een wiedeg tot het gewas in het voorjaar ergens een hoogte heeft van 20 cm. De mogelijkheden van een schoffel hangen af van de tussenrijafstand. Een bespuiting met bodemherbiciden, voornamelijk tegen grassen en een aantal dicotylen, is mogelijk in vooropkomst. In naopkomst is het aanbod in chemische middelen beperkter. Wanneer er sprake is van een mengteelt, is de chemische onkruidbestrijding een grotere uitdaging. Hier kunnen enkel producten worden ingezet die erkend zijn in beide teelten, het graan én de veldbonen.

Ziekten en plagen

De bladrandkever kan blaadjes langs de randen aanvreten. Dit komt voor vanaf de opkomst tot het 6 bladstadium, en dit zowel in het najaar als in het voorjaar. Eens het 7 bladstadium gepasseerd is, is behandelen niet meer aangewezen. Op het vlak van insecticidebeheersing kan ook de zwarte bonenluis voor schade zorgen kort voor, tijdens en na de bloei. Rond de bloei is het belangrijk om te behandelen tegen de bonenkever. Aangezien het gebruik van selectieve middelen hier niet mogelijk is, is het, zeker tijdens de bloei, belangrijk om te behandelen buiten de vlieguren van de bijen (’s morgens vroeg of ’s avonds laat). Het zijn namelijk de bijen die mee zorgen voor een goede bestuiving van de veldbonen.

Schade door de bladrandkever.
Schade door de bladrandkever. - Foto: PIBO-Campus

Aangaande de ziektebeheersing moet behandeld worden van zodra er roest wordt waargenomen. Tegen anthrachnose wordt zelden behandeld. Een preventieve fungicidebehandeling tijdens de bloei is wel nodig om het optreden van botrytis en sclerotinia te vermijden.

Oogst

Het oogsttijdstip hangt uiteraard mee af van de weersomstandigheden. Winterveldbonen droog oogsten gebeurt in de periode eind juli - begin augustus. Streef voor droog graan naar een vochtpercentage van 15 of minder. Hierbij zien de peulen en de stengels volledig zwart. Om verlies ten gevolge van openspringende peulen te vermijden, wordt er het best niet gedorst in de volle zon.

Geoogste winterveldbonen.
Geoogste winterveldbonen. - Foto: PIBO-Campus

Nitraatgehalte na de oogst

Hoewel veldbonen geen stikstofbemesting vragen, kan de eigen stikstoffixatie wel relatief hoge nitraatgehaltes na de oogst opleveren. Aangezien veldbonen eind juli - begin augustus geoogst worden, zou het onbeteeld laten van de bodem tot (te) hoge nitraatresidu’s kunnen leiden tijdens de campagne. Om die reden is het raadzaam om een vanggewas of nateelt in te zaaien na de oogst van de veldbonen. Een vlinderbloemige wordt hierbij het best vermeden.

Besluit

Veldbonen kunnen bijdragen tot een duurzamere landbouw, maar op het vlak van teelttechniek vraagt het een eerder akkerbouwmatige aanpak. Een winterteelt is mogelijk, maar zaai dan voldoende diep. Het gewas verkiest zwaardere gronden. Vaak is dit in regio’s waar we voornamelijk akkerbouw vinden. De vervoedering concentreert zich dan weer voornamelijk op de lichtere gronden, waar de meeste (melk)veebedrijven zich bevinden. Dit maakt de samenwerking tussen akkerbouwers en veehouders belangrijk (zie kader).

Femke Moors, PIBO-Campus

Lees ook in Akkerbouw

Meer artikelen bekijken