Moeilijke onkruiden in maïs bestrijden
De basisaanpak van een geïntegreerde onkruidbestrijding in maïs is allereerst belangrijk om onder de knieën te hebben. In dit artikel behandelt het LCV de aanpak van moeilijke onkruiden in maïs.

Het LCV focust voor de probleemgevallen op gierstgrassen en op onkruidbeheersing in een context van doorzaai van gras. Daarnaast geven ze tips rond knolcyperus en doornappel. Daarbij moet rekening gehouden worden met de omgeving (zie kader).
Beheersing gierstgrassen met herbiciden
Een combinatie van vooropkomst, of een naopkomst in het 1-2 bladstadium, met een naopkomstbehandeling, gaf net als vorige jaren de beste resultaten in 2022.
Object 4 (NO 1-2 blad : Adengo 0.25 L + FE 0.8 L/ha en NO 4-5 blad : Laudis 2 L + Samson OD 0.4 L + Kart 0.6-0.75 L/ha ) liet een volledige bestrijding van glad vingergras zien (zie tabel 1). Hetzelfde schema (=object 5), maar dan toegepast met 90% driftreducerende doppen, gaf een vergelijkbaar resultaat.
Object 9 (VO : FElite 1 L/ha en NO 2-3 blad maïs : Onyx 0.5 L + Samson 0.5 L + Dual Gold 0.9 L + Laudis OD 2 L + Peak 15 g/ha) gaf ook een goed resultaat. Object 10 was vrij analoog aan object 9, maar daar werd de naopkomstbehandeling pas uitgevoerd in het 3-4 bladstadium, met een minder goed resultaat.
Object 21 bestond uit één late behandeling (NO 4-5 blad FE 1 L/ha + Laudis OD 2.25 L/ha + Samson Extra 60OD 0.5 L /ha + Callam 0.25 L/ha) en gaf een zeer slecht resultaat.
... in combinatie met mechanische onkruidbestrijding
De objecten 13 tot en met 19 waren combinaties van herbiciden en mechanische onkruidbestrijding.
Object 14 (wiedeggen VO + NO : 2-3 blad in de rij : Laudis 1.5 L + FE 0.7 L + Samson Extra 60OD 0.5L/ha + schoffelen tussen de rijen+ NO 5-6 blad in de rij : Callisto 1 L + Peak 15/ha + schoffelen tussen de rijen) gaf het beste resultaat op glad vingergras, maar er waren meer dicotylen aanwezig.
Object 13 (wiedeggen VO + NO: schoffelen + wiedeggen + NO/onderbladbehandeling 8 blad : Laudis 1.5 L + FE 0.8 L + Samson Extra 60 OD 0.35 L + Peak 15g/ha) was onvoldoende op glad vingergras en liet ook meer dicotylen achter. De onderbladbespuiting gebeurde immers op te groot onkruid. Objecten 18 en 19 gaven globaal genomen het beste resultaat op alle onkruiden.
Object 18 bestond uit wiedeggen vooropkomst, gevolgd door een bandbespuiting op de rij in het 2-3 bladstadium (FE 1 L + Callisto 0.75 L + Samson Extra 0.3 L + Peak 10g/ha) en afgewerkt met schoffelen.
Object 19 scoorde ook goed, maar dit op basis van 5 passages : wiedeggen in vooropkomst, wiedeggen + schoffelen in het 3-4 bladstadium, vingerwieden in de rij en schoffelen in het 5-6 bladstadium en een onderbladbespuiting in het 8-9 bladstadium.
Bij de objecten 15 en 16 werd telkens een bandbespuiting in vooropkomst uitgevoerd, afgewerkt met schoffelen naopkomst. Op basis van de tellingen lijkt de aanpak niet geslaagd. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in de rij geen onkruiden werden waargenomen, maar wel tussen de rijen waar er werd geschoffeld. Na de laatste schoffelbeurt in het 4-5 bladstadium kwam nog regen, waardoor het onkruid kon hergroeien. Vooral bij object 15 was de onkruidontwikkeling bij de oogst zeer aanzienlijk.
In een context van doorzaai van gras
De aanpak van glad vingergras bij gelijktijdige zaai of onderzaai met gras blijkt nog een uitdaging te zijn. Enerzijds wil men het onkruid afdoende bestrijden, anderzijds moet er ook nog voldoende gras overblijven. Bij gelijktijdige zaai met rietzwenkgras (= zaai van rietzwenkgras 15 kg/ha tussen rijen op hetzelfde moment met de maïszaai) lijkt dit nog realiseerbaar, hoewel ook met wisselend resultaat. Een te sterke ontwikkeling van rietzwenkgras bij de oogst gaf dan weer een opbrengstreductie bij de maïs door concurrentie om het aanwezige vocht in het voorbije droge jaar. Bij onderzaai, zowel in het 4-5 blad als 8-10 blad van Engels raaigras, is de onkruidbeheersing moeilijker. Bij zaai in het 4-5 bladstadium moet de onkruidbeheersing minstens 10 dagen voor de inzaai gebeuren. Om het glad vingergras onder controle te houden lijkt een bodemherbicide een noodzaak, maar dit gaat ten koste van het ondergezaaide gras. Er blijft evenwel altijd onkruid achter, wat de zaadbank alleen maar kan gaan aanvullen. De techniek is sowieso minder aangewezen als er een hoge druk is van probleemonkruiden. Het werken met Focus-resistente maïs kan allicht een oplossing zijn, maar gaf bij de ingezette combinatie in de proef in Balegem slechte opbrengstresultaten en een sterke remming. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of dat kan vermeden worden. In afwachting daarvan kunnen de voornaamste aanbevelingen samengevat worden in figuur 1.
Knolcyperus: resultaten 2022
Opnieuw kwam duidelijk naar voor dat een meervoudige aanpak belangrijk is voor een goede beheersing van knolcyperus. Het werken met een correct ingewerkte (10cm diepe) toepassing met S-metolachloor (Dual Gold, 1.5 l/ha) kan als een belangrijk noodzakelijk vertrekpunt worden beschouwd, gezien de werking op de knollen. Een behandeling met dimethenamid-p (= bv. FE 1.4 l/ha) in vooropkomst is eveneens een goed vertrekpunt. Wanneer deze basis wordt gecombineerd met een toepassing in het 2-3 of 3-4 bladstadium en afgewerkt met een onderbladbehandeling; telkens met Callisto 0.75 l/ha + Onyx 0.75 l/ha, worden goede resultaten bekomen.
Dit jaar gaf een vroege toepassing in het 2-3 bladstadium met een bodemherbicide zoals Successor (1.5 l/ha), in combinatie met Callisto + Onyx, met vooral bladwerking en afgewerkt met een onderbladbehandeling, het beste resultaat in deze proef.
Andere probleemonkruiden
Doornappel of datura: op de IPM-checklist
Deze plant behoort tot de nachtschadefamilie en zowel de zaden als de rest van de plant zijn in hoge mate giftig. Doornappel (of datura) kan laat kiemen en ontsnapt op die manier wel eens aan de aandacht. De plant kan vrij groot worden en de doosvruchten kunnen honderden zaden bevatten. Ze mogen totaal niet voorkomen in de teelt van aardappelen en in alle gewassen bestemd voor menselijke consumptie. Sommige teelten kunnen zelfs niet geoogst worden bij een aanwezigheid van dit onkruid, maar ook in maïskuil behoudt het zijn toxiciteit. Het moet dus ook in de maïs bestreden worden en is sinds vorig jaar opgenomen in de IPM-checklist als minor om tegen 2026 een major verplichting te worden. Er moet steeds vermeden worden dat het in zaad komt. Het integreren van triketones (=middelen zoals Callisto/Lumica of Laudis) in het schema is een belangrijk beginpunt, maar ook middelen zoals Callam, Peak, Casper, Monsoon Active TCMAX, Auxo, Kart in het schema vormen een meerwaarde. De rol van bodemherbiciden is niet te onderschatten, waarbij de meerwaarde van onder andere terbuthylazin naar datura toe bewezen is. Het verstoren van een herbicidefilm via mechanische onkruidbeheersing is voor datura dan weer niet aan te raden.
Het is aan te raden om ontsnapte planten op te sporen op je velden in de maand juni. De ontsnapte planten uittrekken (mét handschoenen) en van het veld verwijderen en vernietigen is aangewezen. Nadat je de plant uittrekt, zal de plant er alles aan doen om toch nog kiemkrachtige zaden te vormen door alle energie naar de zaden te pompen. De plant laten opdrogen op het veld is dus geen oplossing.