Startpagina Recht

Wat houden natuurbeheerplannen juist in en wat zijn de gevolgen ervan?

In het Natuurdecreet werden diverse maatregelen en instrumenten ingeschreven met het oog op onder meer natuurbehoud, natuurontwikkeling en natuurbeheer. Een van deze instrumenten betreft het Natuurbeheerplan (hierna ook NBP). Momenteel zijn er zo’n tiental natuurbeheerplannen waarvoor de consultatieperiode (zeg maar het openbaar onderzoek) loopt. Dat vormt een goede aanleiding om wat dieper in te gaan op deze plannen.

Leestijd : 9 min

Volgens het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) is een natuurbeheerplan een hulpmiddel voor de langetermijnplanning van een stuk natuur en zorgt dit natuurbeheerplan ervoor dat het beheer zo georganiseerd wordt dat de biodiversiteit er alle kansen krijgt. Voor een terrein dat beheerd wordt of zal worden ten behoeve van het natuurbehoud kan dus een natuurbeheerplan worden opgemaakt.

Het wordt aangevraagd door de zogenaamde beheerder van een terrein. Dit is de eigenaar of mede-eigenaar, de houder van andere zakelijke rechten of de houder van een persoonlijk recht die belast is met het beheer van een terrein. Natuurbeheerplannen gelden doorgaans voor 24 jaar, tenzij dit anders wordt aangegeven in de betrokken beslissing.

Inhoud van een natuurbeheerplan

Een natuurbeheerplan bevat 5 grote elementen: vooreerst is er een verkenning, vervolgens een inventarisatie, daarna zijn er beheerdoelstellingen, gevolgd door beheermaatregelen en tot slot is een deel gewijd aan opvolging en evaluatie.

De verkenning betreft de beheervisie in grote lijnen. Deze beheervisie wordt als ‘globaal kader’ van het betrokken natuurbeheerplan uitgewerkt. Het globaal kader vormt de territoriale afbakening van het gebied, zoals de blokgrenzen bij een ruilverkaveling. Een globaal kader is echter ook veel meer. Het schetst het toekomstbeeld voor het ruimer landschappelijk kader en kan bijgevolg ook ruimer zijn dan enkel de ‘deelnemende percelen’ wanneer dit volgens de beheervisie nuttig of noodzakelijk is. Hierbij wordt rekening gehouden met de ecologische, sociale en economische functie van het natuurbeheerplan. De aanvrager kan door een ruim globaal kader percelen en zelfs grotere gebieden betrekken in het natuurbeheerplan waarop hij of zij geen enkel gebruiksrecht, laat staan eigendomsrecht, heeft.

De verkenningsnota doorloopt als eerste een afzonderlijke goedkeuringsprocedure. Eens de grote lijnen in de verkenningsnota werden goedgekeurd, kan in de tweede procedurele stap het ontwerp-beheerplan worden ingediend. Dat bestaat enerzijds uit de reeds goedgekeurde verkenningsnota en anderzijds uit de 4 resterende elementen. De inventarisatie, waarbij een momentopname wordt genomen en de huidige toestand op het terrein wordt beschreven, b Bijvoorbeeld het reliëf, de vegetatie, aanwezige fauna, kleine landschapselementen… Vervolgens worden de beheerdoelstellingen toegevoegd, die het toekomstbeeld vormen voor de oppervlakte van het natuurbeheerplan op (zeer) lange termijn. Dit gebeurt ook met oog voor de ecologische, sociale en economische functie van het natuurbeheerplan. Deze doelstellingen worden verder geconcretiseerd middels de beheermaatregelen die een plan van aanpak vastleggen voor elke doelstelling. Tot slot moet ook de wijze waarop de realisatie van de beheerdoelstellingen wordt opgevolgd en geëvalueerd worden opgenomen in het natuurbeheerplan.

De beslissing over de goedkeuring van het ontwerp van het natuurbeheerplan, afgegeven door het ANB of de Vlaamse regering – al naargelang het type – vormt het sluitstuk van het natuurbeheerplan.

Verschillende types

Bij het opstellen van een natuurbeheerplan worden 4 verschillende types onderscheiden. Natuurbeheerplan type één beoogt het behouden van de aanwezige natuurkwaliteit en van het natuurlijk milieu. Het type 2 streeft naar het bereiken van een hogere natuurkwaliteit en naar het behouden of verbeteren van het natuurlijke milieu. Daarbij dient op minstens 25% van de oppervlakte minstens één natuurstreefbeeld te worden gerealiseerd. Natuurbeheerplannen van type 3 streven naar het bereiken van de hoogste natuurkwaliteit. Daarbij moet over 90 - 100% van de oppervlakte van het terrein het realiseren van minstens één natuurstreefbeeld tot doel worden gesteld. Er kan bovendien gestreefd worden naar de realisatie van de sociale en economische functie, maar slechts op voorwaarde dat dit de realisatie van de ecologische functie en van de natuurstreefbeelden niet bemoeilijkt of verhindert. Tot slot is er type 4, dat eigenlijk hetzelfde als type 3 beoogt, maar bijkomend de erkenning als natuurreservaat met zich meebrengt.

De natuurstreefbeelden die op deze terreinen moeten gerealiseerd worden, kunnen vegetaties zijn, bijvoorbeeld bossen, heiden of dotterbloemgraslanden. Een tweede streefbeeld kan het realiseren zijn van leefgebieden voor soorten die bijvoorbeeld Europees of via het Soortenbesluit beschermd zijn. Tot slot kan er ook sprake zijn van procesgestuurde natuur als natuurstreefbeeld, waarbij natuurlijke processen (bijvoorbeeld natuurlijke bosontwikkeling) gerealiseerd worden.

Afbakening

Het is belangrijk om aan te stippen dat er dus een groot onderscheid is tussen de verkenning enerzijds en de beheerdoelstellingen en -maatregelen anderzijds.

De verkenning betreft de beheervisie op het volledige gebied dat binnen het globaal kader is opgenomen. Dat gebied kan dus ook ruimer zijn dan enkel de deelnemende percelen. De concrete beheerdoelstellingen en -maatregelen daarentegen zijn het toekomstbeeld en het plan van aanpak, die enkel gelden voor de percelen die effectief deelnemen en dus reeds in eigendom of in beheer zijn van de aanvrager van het natuurbeheerplan. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de erkenning als natuurreservaat. Deze erkenning moet worden aangevraagd door de beheerder van het terrein en kan enkel mits instemming van de eigenaar van het terrein. Zolang hiertoe geen instemming is gegeven, kunnen deze percelen bijgevolg niet vallen onder de voorwaarden van een natuurreservaat, zoals bijvoorbeeld de verbodsbepalingen die binnen een natuurreservaat gelden.

Procedure

Eens het ontwerp-beheerplan werd ingediend, zal het ANB dit plan op zijn volledigheid onderzoeken en vervolgens in openbaar onderzoek leggen wanneer het gaat om terreinen van type 2, 3 of 4. Daarbij krijgt het ruime publiek de mogelijkheid om opmerkingen of bezwaren in te dienen bij het ANB. Intussen vraagt het agentschap ook advies op bij enkele betrokken instanties, zoals onder meer het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeenten.

Na afsluiting van deze consultatieronde worden alle adviezen en ingediende bezwaren binnen de week overgemaakt aan de indiener. Die krijgt vervolgens 3 maanden tijd om het ontwerp aan te passen om tegemoet te komen aan deze adviezen en/of bezwaren, of om te motiveren waarom hier niet aan wordt tegemoetgekomen. Daarna dient de aanvrager het definitieve beheerplan in ter goedkeuring. Binnen de 2 maanden moet het ANB (of de Vlaamse regering in het geval van een natuurdomein) vervolgens haar beslissing (goedkeuring, afkeuring of goedkeuring onder voorwaarden) meedelen aan de aanvrager.

Gevolgen

De goedkeuring van een natuurbeheerplan heeft de grootste impact op de percelen die binnen het beheerplan zijn opgenomen als ‘deelnemende percelen’. Dit zijn de percelen die reeds in het beheer zijn van de aanvrager van het betrokken plan. Wanneer de aanvrager bijvoorbeeld een particulier is, zijn de ‘deelnemende percelen’ enkel deze percelen die hij of zij reeds in eigendom of gebruik heeft.

Afhankelijk van het type terrein (1, 2, 3 of 4) binnen het natuurbeheerplan, zullen hier andere gevolgen aan gekoppeld zijn. Waar bij een type 1 NBP louter het behouden van de aanwezige natuurkwaliteit voorop wordt gesteld, dient er bij een type 2, 3 of 4 telkens een realisatie van hogere of zelfs de hoogste natuurkwaliteit als doel worden vooropgesteld. De aanvrager/beheerder zal zich bijgevolg naar de vooropgestelde beheermaatregelen moeten schikken, bijvoorbeeld voor wat het aantal maaibeurten betreft, het (laten) ontwikkelen van bepaalde vegetaties… Zo gelden er ook bijvoorbeeld verbodsbepalingen (gebruik van pesticiden, plaatsen van constructies, rust verstoren…) wanneer het NBP een type 4 en dus natuurreservaat betreft. De beheerder dient zich hier binnen de deelnemende percelen strikt aan te houden.

De percelen die binnen de contouren van het globaal kader, zeg maar de ruimere afbakening, gelegen zijn (en dus binnen de ruimere beheervisie), maar die niet in zijn/haar beheer zijn, ondervinden bijgevolg , wat het gebruik ervan betreft, geen onmiddellijke en rechtstreekse gevolgen door een goedgekeurd natuurbeheerplan.

Onrechtstreekse gevolgen

Het is echter noodzakelijk om wel stil te staan bij de onrechtstreekse gevolgen die een natuurbeheerplan kan hebben op de betrokken percelen. Wie over een goedgekeurd NBP type 4 beschikt, kan bijvoorbeeld aankoopsubsidies aanvragen voor de aankoop van percelen die gelegen zijn binnen het globaal kader van dit NBP wanneer die worden aangekocht met als doel om deze percelen ook te laten erkennen als natuurreservaat.

Bovendien is er voor de percelen die binnen het globaal kader gelegen zijn geen bijkomend openbaar onderzoek nodig om deze ook op te nemen in het NBP bij de deelnemende percelen. Wanneer de beheerder (zowat de exploitant van een goedgekeurd NBP) bijkomende percelen in eigendom of beheer heeft verkregen, die binnen het globaal kader gelegen zijn, is er een vereenvoudigde procedure mogelijk om het bestaande NBP te wijzigen. Zo kunnen deze nieuwe percelen opgenomen worden binnen het bestaande NBP als deelnemende percelen met een beperkte wijziging, zonder dat een nieuw openbaar onderzoek moet worden gevoerd. Dit houdt in dat de beheerdoelstellingen en -maatregelen vanaf dan ook op deze bijkomende percelen van toepassing zijn. Dat kan een invloed hebben op de afstandsregels. Er is bij dergelijke beperkte wijziging wel nog steeds een advies nodig van zowel het ANB, als van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij.

Natuurreservaat

Zeker de erkenning als natuurreservaat (NBP type 4) heeft een impact op de omliggende percelen, en meer bepaald op de aanvraag van vergunningen in de omgeving.

Volgens de meest recente rechtspraak worden de afstandsregels van titel II van het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning (Vlarem) ook gekoppeld aan de ligging van erkende natuurreservaten. Dit blijkt uit een recent arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen van 11 januari 2024 over een motocrossterrein in Lille. De Vlaamse milieuregelgeving bepaalt dat een motorcrossterrein op minstens 500 m moet liggen van een natuurgebied. De Raad voor Vergunningsbetwistingen stipte aan dat een natuurgebied echter niet enkel slaat op die gebieden die uitdrukkelijk de bestemming van natuurgebied hebben volgens de gewestplannen, RUP’s of andere ruimtelijke plannen. De Raad stelde expliciet dat ook de erkende natuurreservaten daaronder vallen.

Voor zo’n tiental natuurbeheerplannen loopt nu de consultatieperiode.
Voor zo’n tiental natuurbeheerplannen loopt nu de consultatieperiode. - Foto: JVdD

De nieuwe deelnemende percelen die opgenomen worden in een NBP type 4 en die dus natuurreservaat kunnen worden, zullen de in acht te nemen afstanden uit het Vlarem in werking stellen en bijgevolg rechtstreeks de vergunningverlening voor de omliggende bedrijven beïnvloeden.

Verband met pachtdecreet

Binnen een NBP type 3 of 4 bestaat voor eigenaren ook de mogelijkheid om een ‘natuurcontract’ af te sluiten, waarbij de bescherming van het pachtdecreet buiten toepassing wordt gesteld. Deze mogelijkheid bestaat enkel voor percelen in zogenaamde ‘groene gebieden’ en dus niet in agrarisch gebied. Ze hebben dus voornamelijk impact op percelen die ingekleurd zijn als (bijvoorbeeld) natuurgebied, maar die wel nog in landbouwgebruik zijn.

Er is ook een risico op verlies van het voorkooprecht voor de zittende pachter. Wanneer percelen worden aangekocht door een overheid of overheidsinstelling (bijvoorbeeld het ANB), met het oog op opname in een natuurbeheerplan binnen de 3 jaar, zal de pachter geen voorkooprecht kunnen uitoefenen, tenzij kan worden aangetoond dat de aankoop de leefbaarheid van het landbouwbedrijf van de pachter in het gedrang brengt.

Opzeg voor natuurdoeleinden

Verder is er sinds de inwerkingtreding van het nieuwe Pachtdecreet ook een mogelijkheid bijgekomen om opzeg te geven voor natuurdoeleinden. Dat kan op ieder ogenblik en met een opzegtermijn van amper 3 maanden. Deze opzegtermijn wordt weliswaar in voorkomend geval verlengd met de tijd om de groeiende gewassen te oogsten, doch finaal wordt de pachter wel op heel korte termijn opgezegd. Vooreerst bestaat er nu de opzeggingsmogelijkheid voor particuliere verpachters en overheden om de pacht op te zeggen in ‘groenbestemmingen’ en habitatrichtlijngebieden, met het oog op de creatie van bos of natuurrealisatie.

Deze opzegmogelijkheid kan echter niet gebruikt worden voor boscompensatie en dient aan enkele strikte voorwaarden te voldoen. Zo mag de leefbaarheid van het landbouwbedrijf van de pachter niet in het gedrang komen, moet het gaan om een aaneengesloten oppervlakte van minstens 0,5 ha en moet de natuurrealisatie of het bos minstens 24 jaar blijven bestaan. Deze voormelde opzegmogelijkheid geldt echter niet voor gemeenten. Zij krijgen in het nieuwe Pachtdecreet namelijk een afzonderlijke opzegmogelijkheid voor natuurdoeleinden. Enerzijds is deze opzegmogelijkheid soepeler, aangezien deze niet enkel beperkt is tot de groene gebieden, maar ook als het in het gewestplan bijvoorbeeld als agrarisch gebied is aangeduid, en op zich zelfs in herbevestigd agrarisch gebied. Anderzijds dient de pachtovereenkomst wel met de gemeente te zijn afgesloten en kan de opzeg enkel gegeven worden na goedkeuring in de gemeenteraad. De opzeg kan bovendien ook niet gegeven worden wanneer het betrokken perceel gelegen is in een gebied dat door de gemeente zelf in een ruimtelijk uitvoeringsplan is aangeduid als agrarisch gebied.

Conclusie

Een natuurbeheerplan heeft dus de grootste impact op de werkelijk deelnemende percelen. Dat zijn de percelen die de aanvrager in beheer heeft. Ook de percelen die binnen de contouren van het globaal kader gelegen zijn (of zelfs erbuiten), kunnen er echter onrechtstreeks gevolgen van ondervinden. Eigenaren en landbouwers doen er daarom goed aan om hun stem te laten horen wanneer een natuurbeheerplan in openbaar onderzoek wordt gelegd. Vooral de te ruime afbakening van het globaal kader, dat de territoriale grenzen vastlegt waarbinnen bepaalde gevolgen zullen gaan spelen, moet daarbij kritisch worden benaderd.

Janna Bauters/Jan Opsommer

Lees ook in Recht

Is de onmogelijkheid om mijn aardappelen te rooien overmacht?

Recht In het voorjaar sloot ik een contract af voor het leveren van 380 ton aardappelen. Ik heb ruim voldoende aardappelen geplant, maar kan door het aanhoudende slechte weer al maanden mijn aardappelen niet rooien. Ik zou nu mijn aardappelen moeten leveren, maar kan dit door de weersomstandigheden niet doen. Kan ik mij beroepen op overmacht?
Meer artikelen bekijken