Startpagina Vleesvee

Michael Gore: “Als het zo doorgaat, glijden we opnieuw af naar een crisis in de vleesveesector”

Het aantal runderslachtingen staat op een historisch laag niveau. We produceren vandaag de dag minder rundvlees dan in 1970 en als je het aan Michael Gore, afgevaardigd bestuurder van de nationale beroepsvereniging voor slachthuizen, uitsnijderijen en groothandels (Febev), vraagt is de bodem nog niet in zicht. “We kunnen deze neerwaartse trend alleen stoppen bij de basis: de boer, alsook de tussenschakels in de vleesproductieketen, moeten een eerlijke prijs ontvangen voor hun product. Dat is de impuls die we nodig hebben om de hele keten draaiende te houden.”

Leestijd : 7 min

De prijzen voor vleesvee zitten sinds 2022 op een relatief hoog niveau in vergelijking met de jarenlange rentabiliteitscrisis die de sector meemaakte. Toch schetst Michael Gore geen rooskleurig beeld, integendeel.

Zelfvoorzieningsgraad onder druk

De zelfvoorzieningsgraad voor rundvlees ligt rond de 120%. Dan lijkt er op het eerste zicht geen groot probleem te zijn?

Het is belangrijk om het onderscheid tussen kalfsvlees en rundvlees te maken. De Belgische kalverhouderij is sterk op export gericht. Hou die productie buiten beschouwing en je zal zien dat we voor onze rundvleesproductie flirten met de grens van 100% of dat we er vandaag zelfs al onder duiken. Er worden eveneens reforme melkkoeien geslacht waar het vlees onder meer bestemd is voor het buitenland. Onze nationale trots, het Belgisch witblauw ras, is minder geliefd buiten België en wordt dus bijna uitsluitend voor de binnenlandse markt geproduceerd. Als de productie van rundvlees hier verder daalt, worden we stilaan afhankelijk van import om aan de vraag te voldoen en om onze installaties draaiende te houden.

Michael Gore (Febev):  Een betere vergoeding op producentenniveau heeft een verbetering voor de hele keten tot gevolg, ook voor de andere schakels.
Michael Gore (Febev): Een betere vergoeding op producentenniveau heeft een verbetering voor de hele keten tot gevolg, ook voor de andere schakels. - Foto: Febev

We slachten nu minder vleesvee dan 60 jaar geleden. Hoe komt dat?

Daar zijn heel wat redenen voor. De belangrijkste is de crisis waarmee de sector al jarenlang kampt. Tijdens de covidperiode kwam er een opflakkering en werd de Vlaming weer fierder op rundvlees van hier, maar je merkt dat we weer aan het afglijden zijn in oude patronen (zie figuur). Vleesveehouders in ons land zijn gemiddeld ouder dan 60 en velen hebben geen overnemer. Velen onder hen doen nog verder tot hun pensioen, maar zijn niet meer bezig met vernieuwen of investeren. Jongeren zien het niet zitten om er nog in te stappen door de slechte prijsvorming en de onzekerheid die er is bijgekomen sinds de stikstofsaga. Deze elementen leggen daar natuurlijk een schepje bovenop. Ik denk dat de natuurlijke afvloeiing die zich in de sector voordoet, sneller gaat dan het uitdoofscenario dat politici in het stikstofakkoord voor ogen hadden. De kunstmatige onzekerheid die door de politiek gecreëerd werd in het kader van het stikstofdossier heeft een zeer nefaste impact gehad op de mindset bij de hele vleeskolom.

Figuur 1: Rundveeslachtcijfers in België (x 1.000 ton) tussen 1970 en 2023. België produceert anno 2023 minder rundvlees dan in 1970.
Figuur 1: Rundveeslachtcijfers in België (x 1.000 ton) tussen 1970 en 2023. België produceert anno 2023 minder rundvlees dan in 1970. - Bron: VLAM en Eurostat

Impact op de slachthuissector

Hoe voelen de slachthuizen dat?

Het merendeel van de slachthuizen is geen 5 van de 7 dagen aan het draaien. Dat zegt genoeg. Ze werken niet aan volle capaciteit, omdat de haken niet gevuld geraken, maar de vaste kosten blijven natuurlijk wat ze zijn en blijven verder stijgen. Kijk ook naar de loonindexering die geleid heeft tot een substantiële stijging van de arbeidskost. Voeg daar nog de hervorming van de keurkosten, duurzaamheidsinspanningen en andere nieuwe administratieve lastenverhogingen aan toe, gekoppeld aan een druk op de prijs bij de consument, dan besef je dat we geconfronteerd worden met zeer uitdagende tijden. Dit zet de rentabiliteit zwaar onder druk, in de slachthuizen maar ook in de rest van de keten.

In onze buurlanden zien we slachthuizen samensmelten of sluiten. Staat ons dat hier ook te wachten?

Het gaat in Frankrijk en Duitsland niet beter dan bij ons. Elk land heeft zijn eigen redenen waarom de sector in een dal terechtkomt. Als je vandaagde dag wil investeren in moderne slachtinfrastructuur, maar je weet dat de kans klein is dat je die 5 dagen per week zal kunnen laten draaien, heb je 3 opties: samensmelten met andere bedrijven, efficiëntie inbouwen of de boeken toedoen. Iedereen wil zo efficiënt mogelijk werken. Als ik naar de huidige marktdynamiek kijk, is het een kwestie van tijd voor we deze verschuivingen ook in ons land gaan zien. In de varkenssector gebeurde dit een paar jaar geleden, ik verwacht de komende tijd hetzelfde in de rundveeketen.

Vijfde kwartier moeilijk te valoriseren

Minder maar grotere slachthuizen, dat staat haaks op het model van kleinschalige korteketenveehouderij waar sommigen van dromen.

We moeten realistisch zijn. Tegenover een model met zeer kleinschalige slachthuizen of slachten op de hoeve staat een enorm kostenplaatje. Er zijn diverse studies die aantonen dat dit in veel gevallen niet rendabel is zonder overheidssteun. En dan moeten we ons toch afvragen of het de rol van de overheid is om bij te springen als de markt dit model niet ondersteunt. Ook deze initiatieven gaan geconfronteerd worden met het probleem dat grotere spelers ondervinden, namelijk dat niet alle stukken van een dier even gewild zijn. Export is een manier waarop we dit vijfde kwartier alsnog kunnen valoriseren. We stellen de dag van vandaag ook een disbalans vast in de verwaarding van voor- en achterkwartieren. Als die cirkel niet draait, stopt het kleinschalig en lokaal even snel als bij de grotere slachters of verwerkers.

Hoe belangrijk is het om dat vijfde kwartier te kunnen valoriseren?

Het feit dat dat steeds moeilijker wordt, is een van de factoren die neerwaartse druk zet op de prijs van runderen. Het is een substantieel deel van de verwaarding, maar je bent afhankelijk van internationale markten en vandaag de dag dekt de commercialisatie van het vijfde kwartier de kost van het slachten niet meer. Huiden zijn de dag van vandaag het belangrijkste deel van het vijfde kwartier, maar de ledermarkt heeft een flinke knauw gekregen. Je zou denken dat wanneer de welvaart in Afrika en Azië stijgt, ook de wereldwijde vraag naar dierlijke eiwitten én luxeproducten uit leder zou stijgen. Dat effect voelen we echter nog niet. Belgisch witblauw is trouwens minder graag gezien in de lederindustrie, want door de keizersneden heeft dit een invloed op de kwaliteit van het leer. Een bijkomend probleem in de vleesveehouderij zijn de specifieke eisen die er aan één dier worden gesteld door de afnemer. Om een dier te hebben dat aan al die kenmerken voldoet, moet je er misschien wel 10 slachten. Die andere 9 moet je echter ook kwijtraken op de markt, en dat is dan aan een lagere prijs dan die ene die aan alle puntjes voldoet.

Belgisch witblauw staat niet voldoende in de kijker

Ligt het probleem ook niet gewoon bij de vraag? Is de Belg gewoon steeds minder te vinden voor een stukje rood vlees?

De cijfers van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) tonen aan dat de consumptie van rundvlees in ons land al jarenlang min of meer constant blijft. De Belg eet dus wel steak of entrecote, maar niet per se van Belgische oorsprong. Dat komt doordat de marketingmachine die achter pakweg Iers rundvlees zit veel sterker is dan die van Belgisch witblauw. Organisaties als VLAM doen hun uiterste best, maar het probleem zit ‘m volgens mij vooral bij het gebrek aan visibiliteit in de winkel. Er is het kwaliteitslabel Belbeef, maar jaren geleden werd er, op basis van de informatie die we toen hadden, besloten om dit niet als label naar de consument toe te gebruiken. Het mooie verhaal van Belgisch witblauw verdwijnt nu dus achter de huismerken van elke supermarkt, waar hoogstens ‘van Belgische oorsprong’ op staat geschreven. Een minderheid van de retailers neemt de verwijzing naar Belbeef op op zijn verpakking. De hedendaagse consument heeft meer uitleg en verhaal nodig dan dat. De tijd is gekomen om de keuzes die toen gemaakt zijn te herzien.

 

De Belg eet wel steak of entrecote, maar niet per se van Belgische oorsprong.
De Belg eet wel steak of entrecote, maar niet per se van Belgische oorsprong. - Foto: Febev

Dan ligt er werk op de plank voor het ketenoverleg?

We kunnen wachten tot de overheid ons samenroept om crisismaatregelen te nemen, of we kunnen bottom up aan oplossingen gaan werken. En dat zal inderdaad met de keten moeten gebeuren. Elke schakel voelt het probleem, maar we kijken momenteel allemaal naar een ziek dier en niemand doet er iets aan.

Er is nood aan een eenduidige coherente visie die door het beleid kan ondersteund worden. Een betere vergoeding op producentenniveau heeft een verbetering voor de hele keten tot gevolg, maar ook voor de andere schakels in de keten. We hebben elkaar nodig. De steeds hogere eisen die gesteld worden, vragen inspanningen en energie, en die moet betaald worden. Ook door de consu ment.

Dierenwelzijn is gedeelde verantwoordelijkheid

Dierenwelzijn blijft een belangrijk thema voor de leden van Febev. Hoe sterk wordt hier de dag van vandaag op ingezet?

Dierenwelzijn is een werk van elke dag. We komen hier heel vaak op terug samen met onze leden. Febev+ is ons lastenboek dat geïntegreerd is in Belbeef en dat extra dierenwelzijnsinspanningen vraagt, wat ook weer investeringen met zich meebrengt natuurlijk. Heel wat van onze leden zijn ook aan het experimenteren met artificiële intelligentie (AI) om dierenwelzijn in het slachthuis te verbeteren. Door AI in te zetten bij de monitoring van camerabeelden kunnen bepaalde gedragingen, zoals slaan of een prikker gebruiken, automatisch opgespoord worden. Dat bespaart enorm veel werk, want anders moet iemand, wanneer er een vermoeden is van een fout, dagenlang beelden herbekijken. Er zijn echter ook mogelijkheden voor geluids- en temperatuursensoren om fouten of zieke dieren op te sporen. We moeten ook beseffen dat we werken met dieren en mensen, en beide zijn soms onvoorspelbaar. Onze sector doet zijn uiterste best, maar perfect zal het nooit kunnen worden. Dit gaat echter verder dan enkel het slachthuis. Nog te vaak zijn dieren die problemen hebben het gevolg van een fout bij transport of hadden ze nooit mogen opgeladen worden op de boerderij. Dierenwelzijn is een gedeelde verantwoordelijkheid.

Nele Kempeneers (Pennenvrucht)

Lees ook in Vleesvee

Meer artikelen bekijken