Startpagina Aardappelen

Proefvelden Bertem: Via proeven zoeken naar alternatieve aardappelrassen

Op 7 juni leidden onderzoekers landbouwers rond op de proefvelden van het Agentschap Landbouw in Bertem. Daar zijn onder andere aardappelrassenproeven aangelegd om alternatieven voor Fontane en Innovator te vinden, naast een bemestingsproef rond aardappelen.

Leestijd : 7 min

Ondanks het zonnige weer van 7 juni waren de slechte weersomstandigheden het onderwerp van de dag op de opendeurdag van de proefvelden van het Agentschap Landbouw in Bertem. “Normaal gezien zouden momenteel alle zaai-/pootwerken gedaan moeten zijn, maar minder dan 50% van de percelen van bijvoorbeeld aardappelen was begin deze week nog maar gepoot”, zei Mathias Abts, sectoradviseur bij het agentschap.

Toch konden de onderzoekers de resultaten van heel wat rassenproeven laten zien. Zo waren de aardappelen eind april gepoot en was de opkomst goed. “De gewassen hebben wel afgezien door het weer en zijn bijvoorbeeld kleiner dan normaal”, aldus Abts.

Rassenproef aardappelen

De rassenproef werd voorgesteld door Ilse Eeckhout, teamleider aardappelen bij Viaverda. Op deze velden hebben zij een tiental aardappelrassen geplant, met als doel om op zoek te gaan naar alternatieven voor Fontane en Innovator, populaire rassen in Vlaanderen voor de frietfabrieken.

“Meer dan 60% van ons areaal wordt momenteel ingenomen door Fontane. Deze grote afhankelijkheid van Fontante heeft dit seizoen zelfs gezorgd voor een tekort aan pootgoed, waardoor kweekbedrijven al alternatieve rassen moesten aanbieden aan telers”, zegt Eeckhout.

Daarnaast dreigt er volgens haar een nieuw aaltjesprobleem, zoals enkele jaren geleden het geval was bij Bintje. “Toen waren we begonnen met Fontane, omdat het ras resistent is tegen het geel aardappelcystenaaltje Globodera rostochiensis. Fontane is echter zelf gevoelig aan Globodera pallida, het wit aardappelcystenaaltje. Het is niet gezond om alle eieren in 1 mand te leggen, waardoor we meer dan ooit op zoek moeten naar vervangers met eigenschappen, zoals geel ‘vlees’, en in het beste geval met meer opbrengst”, besluit Eeckhout.

Alternatieven voor Fontane

Armedi Dit ras wordt al voor het derde jaar op rij getest en is qua opbrengst vergelijkbaar met Fontane. “Bij dit ras krijg je iets minder tarra, dus de opbrengst is netto zelfs een tikkeltje beter dan Fontane”, zegt Eeckhout. “Maar dat is nog niet voldoende. We zijn op zoek naar een alternatief dat zelfs een aantal tonnen per hectare meer opbrengt.” Daarnaast is het ras gevoelig voor metribuzine in herbiciden, wat een probleem is bij enkele van de rassen die in Bertem getest worden.

Jermi 300 Uit Frankrijk komt het roodschillige aardappelras Jermi 300. “Normaal gezien nemen we geen roodschillige aardappelrassen op in de rassenproef, omdat frietfabrieken er geen fan van zijn”, zei Eeckhout. “Wanneer ondermaten verzameld worden om er partjes van te maken, valt de rode schil ervan op in de mix. Wanneer je de aardappel in schil frituurt, krijg je een lelijke bruine kleur.” Er bestaat dan volgens Eeckhout veel twijfel over de plaats van roodschillige aardappelrassen in het frietsegment in Vlaanderen.

Karelia Voor de eerste keer testen ze in Bertem het ras Karelia. Opvallend is dat de planten weinig stengels krijgen. “Terwijl het aantal stengels wel bepalend is voor de opbrengst per hectare: hoe meer stengels, hoe meer knollen”, zei Eeckhout. Het voordeel van Karelia is dat het ras tegen beide variëteiten van aardappelcystenaaltjes bestand is. “Hierdoor zou het ras wel eens een mogelijke vervanger van Fontane kunnen zijn.”

Otolia Dit ras staat momenteel dan wel mooi in het loof, maar rijpte tijdens de vorige proef redelijk snel af. “De gevolgen daarvan zag je ook aan de opbrengst. Het loof van een ras blijft het best tot en met september groen, waardoor de knollen door de vochtige omstandigheden nog kunnen groeien”, zei Eeckhout over het ras.

Poseidon Op basis van de rassenproef vorig jaar, typeert Eeckhout Poseidon als een late Fontane. “Het ras is iets trager in opkomst. Als een late rijptijd geen probleem vormt, kan Poseidon een goed alternatief zijn.” Vorig jaar lag de opbrengst wel een stuk lager dan die van Fontane, en in een nat voorjaar, zoals het huidige seizoen, is een laat ras niet zo vanzelfsprekend.

Alternatieven voor Innovator

Fontane is niet de enige frietpatat waarvoor Viaverda een alternatief zoekt. Innovator is een witvlezige aardappelvariëteit met lange knollen waar vooral fastfoodrestaurants dol op zijn voor hun lange en bleke frieten.

Alanis Dit ras werd al voor de tweede keer opgenomen in de rassenproeven in Bertem, maar staat ook op andere proefvelden verspreid over Vlaanderen. “Het nadeel van Innovator is dat het vaak het nodige onderwatergewicht – de parameter voor de hoeveelheid droge stof – niet haalt. Zeker in droge jaren durft de opbrengst van het ras tegen te vallen”, meent Eeckhout.

Alanis zou daarvoor een alternatief kunnen zijn. “Het komt later op dan Innovator, maar we zullen zien of het dit jaar de nodige groeidagen kan krijgen om genoeg opbrengst te bekomen. Vorig jaar haalde het ras in ieder geval dezelfde opbrengst als Innovator.” Er was zelfs iets minder tarra, waardoor de netto-opbrengst iets beter was. Zowel de friet- als de kookkwaliteit van Alanis is goed, wat kan inspelen op de vraag naar dubbeldoelrassen bij thuisverkopers, meende Eeckhout. Het nadeel is wel dat Alanis niet goed tegen metribuzine kan. “Maar voorlopig zijn er nog genoeg gewasbeschermingsmiddelen zonder deze stof voor aardappelen beschikbaar.”

Messi Voor het tweede jaar werd het aardappelras Messi opgenomen in de proef. “We hopen dat het ras de Messi onder de aardappelrassen zal worden! Het heeft maar weinig knollen per plant, maar vorig jaar wel een hogere opbrengst dan Innovator”, zei Eeckhout. Dit ras zullen ze zeker nog verder opvolgen.

Montis Dit ras werd voor de eerste keer geplant op het proefveld dit jaar. “Volgens het kweekbedrijf (Interseed) zou dit aardappelras maar weinig stikstof nodig hebben, maar dat durven deze bedrijven tegenwoordig van veel rassen zeggen. Zij kennen ook de problematieken waarmee de landbouwsector te maken krijgt”, aldus Eeckhout. Montis is een laat ras dat nog niet zo hoog opgekomen was begin juni, ondanks het feit dat het net zoals de andere rassen in de laatste week van april geplant was. “Het ras zou wel eens groeidagen tekort kunnen komen in zo’n kort groeiseizoen als dit jaar.”

Sidney Met dat probleem kan ook Sidney te maken krijgen, wat ook een laat aardappelras is. “Qua frietkwaliteit en knollengte scoort het goed”, zei Eeckhout. “Maar we wachten voor een definitieve conclusie nog even de meerjarige resultaten van onze proeven af.”

Nat voorjaar en aardappelziekte

Eeckhout gaf tijdens de opendeurdag aan dat in veel regio’s aardappeltelers pas op 5 juni terug konden beginnen aardappelen poten door de natte weersomstandigheden dit voorjaar. “Enkel in drogere regio’s waren ze de week daarvoor al van start kunnen gaan.”

Gemiddeld is de plantdatum dit jaar zelfs nog later dan vorig seizoen, toen bijvoorbeeld Fontane gemiddeld rond 20 mei geplant was. Gevolg: een late opkomst en een kleinere opbrengst. “Er resten ons nog maar 120 groeidagen, in plaats van de 140 die we graag zouden hebben. Die groeidagen zijn nodig om genoeg zetmeel op te bouwen en om genoeg onderwatergewicht te verkrijgen. Vorig jaar probeerden telers daar een mouw aan te passen door later te rooien, maar dit jaar zal de problematiek enkel maar groter zijn”, besluit Eeckhout.

Eeckhout gaf ook een kort advies over de behandeling tegen de aardappelziekte, of phytophthora. “Het wordt steeds moeilijker om de plaag effectief te bestrijden door de plaagstammen die resistent zijn tegen bepaalde middelen. Begin op tijd met spuiten, wissel middelen af en mix eventueel middelen uit 2 verschillende werkingsgroepen in de tank als de druk groot is.”

Bemestingsproef aardappelen

Simon Cook van de Bodemkundige Dienst van België (BDB) stelde een demoperceel voor waar ze het fractioneren van bemesting in late aardappelen onderzoeken. “Het doel van deze bemestingsproef is om via de bemestingsstrategie van de aardappel een oplossing te vinden voor de hoge nitraatresidu’s van de aardappelteelt, wat voor een slechte kwaliteit van het oppervlaktewater zorgt. Anders is het straks door de strenge regelgeving niet meer mogelijk om aardappelen te telen in België”, merkte Cook op.

Zo onderzoekt hij op dit perceel de beste manier om bemestingsadviezen op te stellen. “Bij de BDB hanteren we standaardbodemstalen, wat een van de goedkoopste systemen is. Maar je kan ook een staal nemen van het gewas. Daar heeft de BDB in het verleden onderzoek naar gedaan, waaruit bleek dat tekorten in stikstof in de plant iets later opgemerkt wordt dan in de bodem. Ondertussen zijn deze methodes natuurlijk verder ontwikkeld. Een laatste optie is een combinatie van beide systemen. Daarmee krijg je heel betrouwbare resultaten, maar het is wel duurder”, vatte Cook samen.

Simon Cook van de Bodemkundige Dienst van België presenteerde de bemestingsproef rond fractionering bij aardappelen.
Simon Cook van de Bodemkundige Dienst van België presenteerde de bemestingsproef rond fractionering bij aardappelen. - Foto: ThD

Daarnaast wordt ook de meest optimale bijbemestingsstrategie onderzocht op dit demoperceel. Op basis van het bodemstaal werd een toediening van 200 eenheden stikstof voor dit perceel geadviseerd. Daarop hebben ze de verdere proefopzet gebaseerd.

Op een deel van het perceel heeft de BDB alle 200 eenheden in 1 keer als basisbemesting toegediend. Daarnaast is er ook de nulbemesting, waar niet bemest werd. “Tot nu toe is dat het enige proefvlak waar je een visueel verschil ziet”, zei Cook.

Op andere delen van het perceel wilde de BDB het effect van fractioneren, of bijbemesten, zien. “In totaal dienen we dus evenveel stikstof toe, maar we beginnen met minder basisbemesting en voegen daar dan later bijbemesting aan toe.”

“Ondertussen is het 3 weken geleden dat de planten opkwamen en zijn ze al goed gegroeid. Het begint tijd te worden om na te denken over bijbemesting”, aldus Cook. Die maandag voor het proefveldbezoek werden dan ook de bodem- en gewasstalen genomen om het adviessystemengedeelte van de proef uit te voeren. Op basis daarvan kan dan een advies gegeven worden over de hoeveelheid stikstof die toegediend moet worden.

Zo hadden ze bij een deel van het perceel 50% van de totale hoeveelheid stikstof als basisbemesting toegediend. Bij een ander deel was de basisbemesting 140 eenheden. “Daar kregen we op basis van de staalnames het advies om 45 eenheden toe te dienen, wat we in de nabije toekomst zullen doen.” De proef is dan ook nog volop in uitvoering.

Thor Deyaert

Lees ook in Aardappelen

Meer artikelen bekijken