Wintergerstopbrengsten liggen lager dit jaar
Het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen (LCG) oogstte recent zijn percelen wintergerst die aanlagen in het kader van het rassenonderzoek. Een onmiskenbare vaststelling dit jaar is dat natte jaren moeilijke graanjaren zijn. Daardoor ligt de gemiddelde wintergerstopbrengst dit jaar dan ook lager dan anders.

Praktijkonderzoekers akkerbouw bij Inagro én coördinatoren van het LCG Bram Vervisch en Jonas Claeys gaven ons meer duiding bij het verloop van het rassenonderzoek dit teeltseizoen.
Dat rassenonderzoek werd gerealiseerd door de Vlaamse overheid Agentschap Landbouw en Zeevisserij, in samenwerking met Inagro voor de proefplaats in Sint-Martens-Lennik en in samenwerking met het Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant voor de proefplaats in Bertem.
De proefplaats Zuienkerke in de kustpolder werd dan weer gerealiseerd door Inagro. Pibo Campus deed het onderzoek voor de proefplaats Tongeren. Het Land- en Tuinbouwcentrum Waasland (LTCW), Biotechnische & Sport realiseerde het rassenonderzoek op de proefplaats in Sint-Niklaas.
Tot slot werd op de proefplaats in Poperinge nog door Inagro, in samenwerking met het Vrij Technisch Instituut Land- en Tuinbouw van Poperinge onderzoek verricht. Helaas werd deze proef niet weerhouden.
Twintig rassen, waarvan 9 hybride
Er lagen 20 rassen aan in de proeven van het LCG-netwerk afgelopen seizoen.
Hiervan zijn er 9 tolerant aan het dwergvergelingsvirus: Alienor, Fascination, Integral, KWS Delis, KWS Feeris, LG Zelda, LG Zorica, LG Zoro en SY Harrier.
Heel nuttig om te weten is dat van de beproefde rassen er 9 hybriden zijn, namelijk: Jettoo, SY Bankook, SY Dakoota, SY Galileoo, SY Harrier, SY Loona, SY Rangoon, SY Scoop en Tektoo. SY Harrier is de eerste hybride die ook tolerant is aan het dwergvergelingsvirus. De nieuwkomers dit seizoen zijn: LG Zorica, Alienor, SY Harrier, SY Rangoon en SY Scoop.
Als getuigerassen zijn de 6 rassen die al 3 of meer jaren in proef liggen geselecteerd. Dit zijn KWS Feeris, Esprit, LG Zoro, Jettoo, SY Galileoo en Tektoo. De korrelopbrengst per ras wordt weergegeven in relatieve cijfers (%) ten opzichte van het gemiddelde resultaat van deze rassen. Bij de coördinatoren van het proefveldonderzoek valt te horen dat het doel niet is om zich blind te staren op de absolute waarde (de kilogramopbrengst die een ras dit jaar haalde), maar om rassen onderling te vergelijken. Een relatief cijfer leent zich hier dus voor.
De coördinatoren merkten ook nog op dat er dit jaar zeer ‘sterke’ proeven waren. Bij de statistische verwerking van het cijfermateriaal zagen ze een heel lage variatiecoëfficiënt. Dat gegeven hebben ze graag én het duidt erop dat de behaalde resultaten zeer representatief zijn.
We moeten nog meegeven dat het rassenonderzoek uitsluitend zesrijige rassen omvatte. De raskenmerken zijn te vinden in tabel 1.
Goede teeltstart, maar dan...
De zaai van de rassen wintergerst verliep onder goede omstandigheden, zonder problemen bij de opkomst. Ondanks de neerslag zijn er geen proeven onder water komen te staan, zeiden de LCG-coördinatoren nog over de start van het rassenonderzoek.
De beproefde rassen lagen aan op 6 locaties, geografisch verspreid over Vlaanderen. In Sint-Niklaas werd de proef op een zandperceel aangelegd na een voorteelt korrelmaïs. Er werd hier pas op 25 oktober 2023 ingezaaid aan 300 korrels/m2 voor de klassieke rassen, teruggebracht naar 225 korrels voor de hybride rassen. In Bertem en Sint-Martens-Lennik vond de rassenproef plaats op een leemperceel na een voorvrucht wintertarwe. De inzaai gebeurde respectievelijk op 9 oktober in Bertem en 5 oktober in Sint-Martens-Lennik. De zaaidichtheden bedroegen er 250 en 300 korrels/m2 voor de klassieke rassen, wat verlaagd werd tot 188 en 255 korrels voor de hybride rassen.
In Tongeren ging de rassenproef ook door op een leemperceel na een voorvrucht wintertarwe, ingezaaid op 5 oktober aan 250 korrels/m2 voor de klassieke rassen en 188 voor de hybride rassen. De zaaddosering lag heel wat hoger in het West-Vlaamse Zuienkerke, namelijk 350 korrels/m2 voor de klassiek rassen en 263 voor de hybride rassen. Er werd hier op 10 oktober ingezaaid na een voorvrucht vlas op een kleiperceel.
Op alle voornoemde locaties werd een stikstofbemesting uitgevoerd volgens analyse van een bodemstaal en advies in 2 fracties. De groeiregulatie gebeurde overal begin april dit jaar, behalve in Sint-Niklaas. Daar werd eenmaal behandeld op 26 april. De locaties in Bertem, Sint-Martens-Lennik en Tongeren kregen een tweede groeiregulatie eind april. Met een insecticide moest al midden oktober ingegrepen worden in Tongeren en Sint-Martens-Lennik. Eind april gebeurde dat een tweede maal in Tongeren en een eerste maal in Sint-Niklaas.
De ziektebehandeling van de rassen gebeurde niet volgens een eensluidend standaardadvies, maar volgens regionale gebruiken, rekening houdend met waarnemingen en behandelingsdrempels.
Natte jaren zijn moeilijke graanjaren
Door de regen en het zachter voorjaar waren er enkele zaken typerend voor dit seizoen, merkten de medewerkers van het LCG op. Naar ziektedruk toe zagen ze in de proeven heel wat vlekkenziekte en ramularia. Vooral vanaf half mei nam de druk van de bladvlekkenziekte sterk toe. De aanwezigheid van dwergroest daarentegen was beperkter dit seizoen.
Daarnaast ontwikkelde de gerst zich vlotter dan in andere jaren. Tegen eind april- begin mei was de aarzwelling al begonnen op een aantal locaties, terwijl we in andere jaren dan het laatste blad waarnamen. “Dit toont het belang aan van het opvolgen van de LCG-waarschuwingsberichten en het controleren van eigen percelen naar gewasstadium en aanwezigheid van ziektes en plagen”, benadrukten de LCG-coördinatoren. Ze vermoeden dat de wintergerst zich dit teeltseizoen misschien wel te snel heeft ontwikkeld en zo minder tijd nam voor fotosynthese en korrelvulling. Dat kan enerzijds de lage rendementen dit jaar verklaren. Dit is maar een van de mogelijke theorieën om het resultaat te verklaren.
Ondanks de snellere ontwikkeling werd er door de neerslag eind juni-begin juli later gedorst dan verwacht. De oogst vond plaats onder goede omstandigheden, met een algemeen lagere opbrengst dan in andere jaren. De oogst van de proeven viel gespreid tussen 27 juni en 19 juli. Gemiddeld is er 8.282 kg/ha gedorst in de 5 proeven. Om dit te vertalen naar praktijkomstandigheden, moet hier zo’n 10 à 15% van afgetrokken worden, aangezien deze opbrengst gaat over de beste stukken van de percelen, zonder spuitspoor of randeffect. Het percentage dat we moeten aftrekken om naar praktijksituaties om te rekenen, is eerder gebaseerd op het ‘buikgevoel’ dat ervaren proefveldmedewerkers hebben. Het is zeer moeilijk om hier een absolute waarde op te kleven. We moeten beseffen dat de ideale proefveldomstandigheden die nagestreefd worden, niet diegene zijn die we in praktijk tegen- komen.
Zoals ook uit de praktijk blijkt, ligt de gemiddelde gerstopbrengst dit seizoen lager dan in andere jaren. Vorig jaar werd er bijvoorbeeld nog 10.986 kg/ha korrelopbrengst gehaald in het LCG-netwerk. Naast de opbrengst is ook het hectolitergewicht aan de lagere kant, 64 kg/hl, in vergelijking met 69 en 69,6 kg/hl respectievelijk in 2023 en 2022. Dat bewijst nog eens dat natte jaren moeilijke graanjaren zijn.
Het belang van de korrelopbrengst bij de rassenkeuze
Bij de rassenkeuze is, voor wat de korrelopbrengst betreft, de regelmatigheid van het ras over de verschillende proefplaatsen binnen hetzelfde jaar belangrijk. In moeilijke jaren kan daar al eens verschil op zitten, naargelang het type bodem en de regionale omstandigheden. Ook de regelmatigheid van het ras over meerdere jaren is belangrijk, benadrukken ze opnieuw bij het Landbouwcentrum Granen.
Om het opbrengstpotentieel van een ras correct te kunnen evalueren, is het noodzakelijk om de resultaten over meerdere proefjaren te bekijken. De opbrengstcijfers van één jaar zijn namelijk eigen aan de groei- en klimaatomstandigheden van het betreffende jaar. Het meerjarige gemiddelde van een ras is betrouwbaarder, naarmate de korrelopbrengst van het ras over de jaren stabieler is.
Naast het opbrengstpotentieel is het interessant om ook de andere factoren in overweging te nemen, zoals vroegrijpheid, ziektegevoeligheid, strolengte en kwaliteitsparameters bij oogst.
In functie van het uit te zaaien areaal wintergerst, is het daarnaast aan te raden om meerdere rassen te kiezen om zo aan risicospreiding te doen. De proefresultaten leren dat het opbrengstpotentieel van rassen wisselend kan zijn naargelang het perceel en het jaar. De perceels- en jaarverschillen kunnen zeer groot zijn.
Er wordt ook vastgesteld dat in functie van de vroegrijpheidsklasse (vroege tegenover late rassen) de resultaten wisselend kunnen zijn tussen de jaren. Hetzelfde wordt ook vastgesteld met de zaaidatum (vroege tegenover late zaai). Om dit te ondervangen is spreiding van de rassen in vroegrijpheid aan te bevelen en bij de zaai ook het spreiden van de zaaidatum. Dit alles moet uiteraard ook bekeken worden met de mogelijkheden op perceelsniveau.
In de tabellen bij dit artikel is de korrelopbrengst per ras weergegeven in relatieve cijfers (procenten) ten opzichte van het gemiddelde resultaat van de getuigerassen. Dit zijn de rassen die reeds 3 jaar of meer in de rassenproeven van het LCG-netwerk zijn opgenomen. De gemiddelde opbrengst van een ras over de proefplaatsen is uiteraard betrouwbaarder naarmate het op een groter aantal proefplaatsen slaat en indien de korrelopbrengst over de proefplaatsen regelmatiger is.
Grote verschillen in 2024
Kijken we naar de prestaties van de wintergerst in het rassenonderzoek van 2024, dan kijken we naar tabel 2. Daar zijn de resultaten ingedeeld in 3 groepen: ‘tot 5% boven het gemiddelde’, ‘tot 5% onder het gemiddelde’ en ‘meer dan 5% onder het gemiddelde’. Leuk is dat de best presterende groep, ook het meest aantal variëteiten telt. Nog opmerkelijker is dat de top 5 uitsluitend gevormd wordt door hybriden. De top 10 bestaat zelfs uit 7 hybride variëteiten.
Kijken we naar de gemiddelde opbrengst over alle rassen heen, dan scoort de proeflocatie in Zuienkerke met 9.711,8 kg/ha het best en presteerden de rassen in Lennik het slechtst, met een gemiddelde van 7.360,2 kg/ha. Dit is een verschil van maar liefst 2.351,6 kg/ha, wat vrij behoorlijk als je het ons vraagt. Naar onze mening zijn ook de verschillen van hetzelfde ras tussen de verschillende locaties groot. Neem nu het ras SY Galileoo, in Sint-Niklaas haalt dat een relatieve opbrengst van 111,7% en in Tongeren maar 94%. De omgekeerde beweging zien we ook bijvoorbeeld bij het ras Integral. In Tongeren haalt deze een relatieve opbrengst van 113,4% en in Sint-Niklaas slechts 81,2%. Wat te wijten kan zijn aan de combinatie van verschillende factoren, zoals type bodem (zand tegenover leem), regionale klimaatomstandigheden, zaaidatum... Zeker in moeilijke graanjaren zien we dat er verschillen kunnen optreden tussen locaties. Het kan dus interessant zijn, om ook de opbrengsten per locatie te bekijken, naargelang de eigen regio en omstandigheden.
Grote verschillen tussen de rassenprestaties op de verschillende locaties gelden er nagenoeg voor alle rassen, leren we uit tabel 2. Dit toont nogmaals het belang aan om rassen op verschillende proefplaatsen te testen en om als landbouwer te kijken naar resultaten die behaald zijn op grondsoorten die vergelijkbaar zijn met deze in zijn streek. De grote verschillen in de prestaties van één ras zijn een gegeven dat we jaarlijks zien weerkeren en dat bijvoorbeeld toont voor welk type grond een ras meer of minder geschikt is. De proefveldcoördinatoren halen aan dat er vele factoren zijn die een invloed kunnen hebben naast het type bodem. Zo is er bijvoorbeeld een verschil in neerslag te merken of neerslag op het juiste of cruciale moment... Nogmaals benadrukken ze wat we eerder in dit artikel aanhaalden: de variatiecoëfficienten zijn dit jaar laag. Er zit dus weinig verschil in de verschillende proefvlakken (herhalingen) van hetzelfde ras op dezelfde locatie die gedorst zijn.
We bemerken ook dat er vorig jaar geen enkele wintergerstvariëteit meer dan 5% onder het gemiddelde scoorde. Dit jaar is dit wel het geval voor maar liefst 4 rassen. Een snelle blik op tabel 1 en 2 leert ons dat de minst presterende rassen de klassieke rassen zijn. Aanvullend hierop mogen we zeggen dat het driemaal om een variëteit gaat die tolerant is voor het dwergvergelingsvirus.
Zetten we de rassenprestaties over alle locaties heen uit in een figuur (bij dit artikel niet weergegeven, maar te vinden op www.lcg.be), dan zien we hoe hard het opbrengstpotentieel kan veranderen. Dit is bijvoorbeeld sterk het geval voor Integral, SY Loona, LG Zoro, Esprit en Julia.
Deze vaststelling gaat niet op voor Tektoo, SY Scoop, SY Dakoota en Jettoo. Deze rassen kunnen we in dit kader dus iets stabieler noemen.
Prestaties over meerdere jaren
Om de invloeden van één jaar of specifieke locatie, bepaalde omstandigheid of nog andere wat uit te filteren, doen we er goed aan om bij het maken van een rassenkeuze te kijken naar de resultaten die een variëteit behaalde over meerdere proefjaren. Die resultaten zijn weergegeven in tabel 3.
Uit deze tabel leiden we af dat er 3 rassen al minstens 5 jaar in proef liggen in het LCG-netwerk. Het gaat hier driemaal om een hybride variëteit. Gemiddeld scoren de rassen SY Galileoo, Tektoo en Jetto boven de 100%. Dat is ook in 2024 het geval, behalve voor Tektoo, dat onder deze grens scoorde afgelopen jaar.
Van de rassen die 4 jaar in proef liggen, namelijk LG Zoro, Esprit en KWS Feeris, weet enkel LG Zoro meer dan 100% te scoren, om precies te zijn 101%. Gemiddeld genomen over de laatste 4 jaren, haalt enkel KWS Feeris met een relatieve opbrengst van 97,2% een opbrengst onder de 100%.
De groep met rassen die 3 jaar in proef liggen, telt 4 variëteiten, waarvan alleen Integral dit jaar een scoorde haalt boven de 100%. De groep rassen die 2 jaar in proef liggen, telt 5 variëteiten. Daarvan scoren Avantasia (93,1%) en KWS Delis (86,2%) onder de grens van 100%. SY Loona, SY Bankook en SY Dakoota – telkens hybride rassen – scoren boven het gemiddelde.
Tabel 3 maakt nog eens duidelijk hoe slecht het dit jaar met de wintergerstopbrengst gesteld is. We zitten op het laagste resultaat van de voorbije 5 jaar en, ter indicatie, 2.704 kg/ha lager dan vorig jaar. Nogmaals moeten we opmerken dat het hier gaat over resultaten behaald in proefomstandigheden. Bij omrekening naar praktijksituaties mag daar vlot 15% van afgetrokken worden.
Lage hectolitergewichten in 2024
Zoals reeds gezegd mag je je niet blind staren op de rassenprestaties van 1 jaar. Tevens dien je verder te kijken dan de korrelopbrengst. Het hectolitergewicht is zo ook een interessante parameter om mee rekening te houden. Het hectolitergewicht van de wintergerst bedraagt gemiddeld over alle rassen en proefplaatsen 64,1 kg in 2024, tegenover 69,0 kg in 2023 en 69,6 kg in 2022.
Het Landbouwcentrum Granen Vlaanderen deelt de hectolitergewichten die bepaald zijn in kg bij 15% vocht in volgens 5 klassen. Geen enkel ras viel dit jaar in de categorie ‘hoog’ en er was slechts eentje in de categorie ‘laag, namelijk de variëteit Julia.
Integral, SY Loona, Alienor, SY Dakoota en LG Zorica hebben alle 5 een tamelijk hoog hectolitergewicht gehaald in 2024. Een grote groep van 9 variëteiten haalde een ‘gemiddeld’ hectolitergewicht. Het gaat hier over de rassen SY Scoop, Tektoo, SY Rangoon, KWS Delis, KWS Feeris, SY Harrier, SY Bankook, Jettoo en SY Galileoo.
We kunnen nog meegeven dat Fascination, Esprit, LG Zelda, LG Zoro en Avantasia een tamelijk laag hectolitergewicht haalden dit jaar.
Andere rassenprestaties
Het vochtgehalte van de wintergerst bij de oogst bedraagt gemiddeld over alle rassen en proefplaatsen 12,3% in 2024, tegenover 12,2% in 2023 en 13,0% in 2022.
De rassen SY Loona, KWS Feeris en Alienor staan in de tabellen gekenmerkt als rassen met een tamelijk hoog vochtgehalte bij de oogst. Julia en LG Zelda staan dan weer gekenmerkt als rassen met een tamelijk laag vochtgehalte bij de oogst. Alle andere variëteiten, 15 om precies te zijn, zitten in de categorie met een ‘gemiddeld’ vochtgehalte.
De lengte van het stro wordt op het einde van het seizoen gemeten van grond tot onderkant aar. Op elke locatie zijn er groeiregulatoren toegepast volgens regionale landbouwpraktijk. De gemiddelde strolengte over alle rassen en proefplaatsen is 88,0 cm in 2024. In 2023 was dit 96,3 cm en in 2022 was dit 83,3 cm.
SY Scoop, Jettoo, SY Rangoon en SY Galileoo, 4 hybride rassen, staan in de opbrengsttabellen van 2024 gecatalogeerd als variëteiten met lang stro. KWS Delis leverde dan weer kort stro op. Verder is er een groep met 11 rassen die een gemiddelde strolengte hebben en nog een groep met 4 rassen die tamelijk kort stro opleveren.
Kort vóór de oogst van de wintergerst trad op verschillende proefplaatsen lichte legering en halmbreuk op. Beide zijn samen beoordeeld door de medewerkers van het LCG. De variëteiten Integral, KWS Feeris, Fascination, SY Bankook en Esprit zijn goed tolerant voor legering en halmbreuk.
Opletten voor voornoemde fenomenen is het dan weer bij de rassen LG Zelda, LG Zorica, Tektoo, SY Harrier en in iets mindere mate bij Avantasia en KWS Delis. Alle andere variëteiten scoren tussen voornoemde rassen in.
De medewerkers van het LCG scoorden de rassen ook op hun gevoeligheid aan dwergroest. Hun conclusies luidden dat SY Loona, Alienor (1 jaar proefresultaat), SY Dakoota, LG Zorica (1 jaar proefresultaat), KWS Delis, SY Harrier (1 jaar proefresultaat), LG Zelda en Jettoo de rassen waren die het minst gevoelig waren voor dwergroest in 2024. De rassen die daar het gevoeligst voor waren, waren dan weer Avantasia en LG Zoro.
Er werd ook een quotering gedaan naar blad- en netvlekkenziekte. Daar zijn de rassen die het minst gevoelig zijn voor blad- en netvlekkenziekte dit jaar SY Loona, SY Rangoon (1 jaar proefresultaat) en SY Dakoota. De rassen die hiervoor het meest gevoelig zijn, zijn KWS Delis, Avantasia en SY Harrier.
Het LCG werkte een handige keuzetool uit bij de rassenkeuze, zie hiervoor volgende link: Rassenkeuzetool Wintergerst - Landbouwcentrum granen (lcg.be)