Technische fundering voor circulaire meststoffen ligt er, nu moet wetgeving nog volgen
Inagro en de UGent toonden op 13 augustus de (voorlopige) resultaten van het onderzoek naar circulaire meststoffen. Die leggen de technische fundering voor Renure, maar nu moet Europa nog volgen met de juiste wetgeving.

De Vlaamse landbouwsector kampt met een mestoverschot. “We produceren meer dierlijke mest dan de hoeveelheid die we op een milieukundig verantwoordelijke wijze kunnen afzetten op regionale landbouwpercelen”, aldus onderzoeksinstituut Inagro. De Nitraatrichtlijn laat momenteel maximaal 170 kg dierlijke stikstof per hectare toe.
De rest van de stikstofbehoefte moet een teler opvangen met kunstmest, die op een energie-intensieve wijze geproduceerd wordt. “Europa is op dat vlak nog altijd erg afhankelijk van Rusland: kunstmest uit Rusland sijpelt nog steeds langs alle kanten Europa binnen, ondanks de economische sancties ertegen sinds de inval in Oekraïne”, stelde Erik Meers van de Universiteit van Gent (UGent). Hij noemde de dumpingpraktijken oneerlijke concurrentie. Het overschot dierlijke mest wordt verwerkt en geëxporteerd naar buurlanden, wat dan weer gepaard gaat met stikstofemissieverliezen.
Dat moet op een meer circulaire manier kunnen, vinden Inagro en de UGent. Al enkele jaren doen zij onderzoek naar de werking van Renure, Recovered Nitrogen from Manure, dierlijke mest die op zo’n manier bewerkt wordt dat het een even goed product als kunstmest wordt. “De opzet van onze veldproeven is de nutriëntenkringloop sluiten”, vat Sander Vandendriessche van Inagro het doel van hun onderzoek samen.
Europees voorstel
Technisch gezien is er al veel mogelijk met Renure. “In Vlaanderen zijn er al circulaire meststoffen, lokaal gerecupereerd uit dierlijke mest, die kunstmest kunnen vervangen, maar ze worden nog beschouwd als dierlijke mest”, aldus Inagro. Zoals wel vaker lopen de Vlaamse en Europese wetgeving nog achter de feiten aan. “De totstandkoming van wetgeving loopt altijd trager dan je zelf zou willen. Technisch staat Renure al veel verder dan wettelijk toegelaten”, aldus Meers.
In 2020 gaf een Europese studie, de SafeManure-studie, al aan dat circulaire meststoffen uit dierlijke mest een uitzondering kunnen krijgen op de Nitraatrichtlijn. Pas 4 jaar later, op 19 april, kwam de Europese Commissie eindelijk met een voorstel om Renure toch als kunstmest te beschouwen, waardoor een teler tot 100 kg stikstof per hectare Renure bovenop de 170 kg dierlijke mest zou mogen toepassen. “Dit voorstel is long overdue, maar stemt ons hoopvol”, besloot Meers.
Voorwaarden
Het voorstel om Renure toch als kunstmest te beschouwen, zet wel een aantal voorwaarden uit waaraan Renure moet voldoen. Zo moeten de circulaire meststoffen van voldoende en consistente kwaliteit zijn, en even voorspelbaar als kunstmest hun nutriënten en stikstof vrijgeven aan de bodem.
De volgende circulaire dierlijke meststoffen werden opgenomen in het Europese Renure-voorstel: ammoniumzouten, zoals ammoniumnitraat of –sulfaat, die gewonnen worden uit ammoniakstripping; mineralenconcentraat dat uit membraanfiltratie en vervolgens omgekeerde osmose gewonnen wordt; en stikstofrijke fosfaatzouten (struviet) die via fosforprecipitatie van mest geproduceerd worden.
Verder moet de verhouding minerale stikstof en totale stikstof minstens 90% bedragen, of mag er maar maximaal 3 keer zoveel totale organische koolstof dan totale stikstof zijn. “Daarnaast moet er minimaal 3% stikstof op drogestofbasis aanwezig zijn”, aldus Vandendriessche. Koper, zink en een aantal pathogenen mogen een aantal grenswaarden niet overschrijden.
“Uiteraard blijft een landbouwer te allen tijde rekening houden met goede bemestingsprakijken, of de 4 J’s: juiste meststof, juiste dosis, juist tijdstip en de juiste techniek, om ammoniakverliezen en nutriëntenuitspoeling te vermijden”, aldus Vandendriessche. “De correcte opslag van Renure moet emissieverliezen zoveel mogelijk beperken.” Ten slotte mag de erkenning van Renure niet tot een groei van de veestapel leiden.
Nitraatcomité
Sinds de Commissie met het voorstel kwam, hebben Europese onderzoeksinstituten en –projecten al de mogelijkheid gekregen om feedback te geven. “Ook vanuit onze projecten werd er heel wat feedback geformuleerd op dat voorstel. Wat uiteindelijk geïmplementeerd zal worden, moet zo handig en positief mogelijk voor de landbouwers zijn”, zei Vandendriessche. “Dat voorstel van de Commissie hing eigenlijk met haken en ogen aan elkaar”, aldus Meers. “Juridisch bood de tekst op een aantal punten eerst nog niet voldoende garantie aan de landbouwers.”
Momenteel zit het voorstel vast bij het Europese Nitraatcomité, een technische commissie die het beleid over de Nitraatrichtlijn uittekent. “De goedkeuring ervan loopt moeilijker dan verwacht”, zei Vandendriessche.
Zijn er partijen binnen het Nitraatcomité die circulaire meststoffen liever niet zien komen? “Vroeger was er een sterk bastion van de kunstmestindustrie in dat Nitraatcomité, dat hun belangen in de mestverwerking beschermde. Dat is tegenwoordig gewijzigd, nu deze bedrijven zelf mee in het circulaire verhaal gestapt zijn. Zij werken met onderzoeksinstellingen zoals de onze samen en kijken rond naar de opportuniteiten die recyclage kan bieden”, meent Meers.
Eenmaal die horde genomen is en een controletijd van 3 maanden voorbijgegaan is, staat voor de lidstaten en bevoegde regio’s nog de oefening om de Europese richtlijn om te zetten in lokale wetgeving te wachten. Volgens Inagro steunen België en de bevoegde regio’s het voorstel. “Eenmaal goedgekeurd door het Nitraatcomité kan de implementatie ervan snel gaan. Vanuit België en Vlaanderen krijgen we goede signalen”, besloot Vandendriessche.
Eerdere proeven
In de praktijk mag Renure dan nog niet toegelaten zijn, onderzoeksinstellingen zoals Inagro en de UGent zijn al jaren bezig met te onderzoeken welke circulaire meststoffen even performant zouden zijn als kunstmest. Ook op het vlak van milieu-impact zijn ze in projecten zoals ReNu2Farm, Nutri2Cycle, Nitroman, OG Renure… op zoek naar evenwaardige meststoffen gewonnen uit dierlijke mest. Daarbij werden er zowel kleinere als grote veldproeven aangelegd bij landbouwers om de meststoffen te testen in praktijkomstandigheden op verschillende gewassen, zoals maïs, gras, aardappelen, wintertarwe en verschillende groenten.
Samengevat concludeerden deze projecten dat ‘zowel ammoniumzouten afkomstig van ammoniakstripping als mineralenconcentraat afkomstig van membraanfiltratie en omgekeerde osmose kunstmest kunnen vervangen naar zowel opbrengst als nitraatresidu’.
Wel zijn er afhankelijk van het product en de teelt enkele aandachtspunten, “waardoor niet elke meststof in de praktijk even praktisch toepasbaar is”, aldus Bert Everaert van Inagro. Zo moet je bij de toepassing van ammoniumzouten op aardappelen rekening houden met de dichtheid van de meststof bij het instellen van de bemestingsmachine. De lage stikstofinhoud van een mineralenconcentraat had dan weer het gevolg dat er meerdere werkgangen nodig waren bij de bemesting van dat gewas. “Algemeen waren de proeven met mineralenconcentraat minder positief. De lage stikstofinhoud ervan zorgt ervoor dat hogere dosissen nodig zijn, maar het concentraat is zeer zoutrijk. Het is dan ook niet aangeraden om die hogere dosissen toe te passen”, vat Everaert samen.
Proefveld Langemark-Poelkapelle
In het Interreg NWE-project ReNu2Cycle voeren de onderzoekers van Inagro en de UGent verder onderzoek naar het mengen van verschillende circulaire meststoffen. Zo willen de onderzoekers de iets lagere nutriënteninhoud van deze meststoffen in vergelijking met kunstmeststoffen compenseren . “Daarnaast hopen we een nutriëntenmengsel te krijgen dat beter inspeelt op de specifieke vereisten van een gewas voor de optimale groei”, aldus Vandendriessche. Op 13 augustus toonden Inagro en de UGent de tussentijdse resultaten van dit project op het proefveld in Langemark-Poelkapelle.
Drie mengsels werden vergeleken met objecten zonder bemesting, met kunstmest en met waar de lokale landbouwer zijn gebruikelijke methode toepaste. De mengsels zijn varkensurine met mineralenconcentraat, de dunne fractie van varkensmest met mineralenconcentraat en een ammoniumsulfaat met mineralenconcentraat.
Met die mengsels dienden de onderzoekers op 28 mei 100 eenheden stikstof en 250 eenheden K2O per hectare toe op kleine 6 bij 8 m grote proefblokken. Die zijn op 9 juni beplant met het aardappelras Jelly, dat al minder stikstof nodig heeft. Ze volgenden het bemestingsadvies voor het perceel. “Dit bepaalde de verhouding van de meststoffen en de selectie van mengsels, aangezien een mengsel niet mocht leiden tot onrealistische hoeveelheden bemesting”, aldus Inagro. Uiteindelijk was een extra gift minerale kalium nog nodig, waardoor Inagro zelf ook schrijft dat de mengsels ‘nog geen optimale samenstelling’ hebben.
WalNUT
Niet alleen de bovenstaande mengsels staan opgesteld in het West-Vlaamse proefveld. “WalNUT is een Europees onderzoeksproject dat zich richt op nutriëntenrecuperatie uit afvalwater van industrie, gemeenten, voedingsmiddelen, zoutwater en rioolslib”, aldus Inagro. 37% van de stikstofvervuiling in de Vlaamse waterlopen komt dan ook niet van de landbouw, maar van huishoudens. En daar zijn volgens Meers opportuniteiten te rapen. “Je kan lozingen reduceren door de stikstof uit huishoudelijk afvalwater te recupereren. Door deze te verwerken tot meststof creëer je daarnaast ook meerwaarde.”
Het bemestingspotentieel van ammoniumsulfaat gewonnen uit huishoudelijk afvalwater van waterzuiveraar Aquafin wordt in Langemark-Poelkapelle getest. Daarnaast is de ammoniumsulfaat in de proefopstelling vermengd met zeolieten. “Zeolieten voorkomen de uitspoeling van nutriënten, en verbeteren de capaciteit van de bodem om voedingsstoffen uit zowel organische als kunstmest op te nemen”, stelde Vandendriessche.
Voorlopig volgen de onderzoekers de groei van de aardappelgewassen en de voorraad van nutriënten en stikstof in de bodem nauwgezet op. “Tot nu toe is er nog maar weinig verschil te zien tussen de behandelingen. De niet bemeste veldjes zijn natuurlijk minder goed opgekomen, maar ook de objecten die bemest zijn met het mengsel van varkensurine en mineralenconcentraat staan niet zo mooi als de rest. De bodem bevat wat minder stikstof. We vermoeden dat een deel via emissie vervlucht is”, aldus Everaert.
In oktober hopen de onderzoekers de aardappelen te oogsten en de opbrengst te wegen. Dat moet een meer gedetailleerd beeld opleveren van het potentieel van deze circulaire meststoffen.