Afrijping van kuilmaïs komt stilaan op gang
Op 29 augustus werden opnieuw maïsmonsters genomen op 5 locaties in het LCV-netwerk, waar wekelijks de afrijping van de maïs wordt opgevolgd. De locaties van vorige week werden aangevuld met de eerste staalnames op de locatie Roeselare.

De partners van het LCV (Landbouwcentrum Voedergewassen) nemen wekelijks op donderdag stalen. Die stalen gaan dan voor 72 uur in de droogstoof bij 105 °C. Maandagmiddag worden de cijfers verwerkt. Op die manier wordt elke week de evolutie van de drogestofgehaltes in kaart gebracht. Op die manier wil het LCV landbouwers helpen om het oogsttijdstip te bepalen.
Drogestofgehalte stijgt op eerst gezaaide locaties
Gemiddeld zien we een stijging van 3,6% (zie tabel).
De Limburgse locaties Oudsbergen en Tongeren, beide gezaaid op 10 mei, stegen met meer dan 4%. Westerlo en Bocholt, zaaidatum respectievelijk 13 mei en 15 mei, lieten een stijging van circa 3% zien.
Wat de rassen betreft, laat het zeer vroege ras LG31206 een drogestofpercentage van 25,6% zien over alle locaties heen. Wanneer de afrijping op dit elan blijft voorgaat, is het raadzaam om percelen met zeer vroege maïsrassen (FAO 200) die voor 10 mei gezaaid werden, te beginnen opvolgen. Wat de latere rassen betreft, lijkt de oogst voor een zaaidatum rond 10-15 mei richting begin oktober te evolueren.
Late zaai wordt late oogst
Zoals reeds vermeld zijn deze 5 locaties tussen 10 en 15 mei gezaaid. Veel maïs is echter later dan 15 mei gezaaid, daarbij is de oogst nog niet voor direct. Afhankelijk van het ras en de zaaidatum is deze maïs nog maar net bezig aan de kolfvulling of moet deze zelfs nog in bloei komen.
Binnen het netwerk zijn nog een 6-tal locaties later gezaaid (tussen 24 mei en 20 juni). De eerste staalnames op deze locaties zullen de komende weken pas starten. Pas dan kunnen we ook de evolutie van de afrijping geven voor de later gezaaide maïs.