Startpagina Melkvee

De melkrobot is populairder dan ooit

Op de Agribex-beurs vorige maand vierden de marktleiders in melkrobots Lely en DeLaval respectievelijk het 25 en 20-jarig bestaan van de melkrobot. En op de beurs raakte eveneens bekend dat voor de eerste helft van 2017 melkrobots voor het eerst meer dan 50 % uitmaken van de nieuwe installaties. Reden genoeg voor Landbouwleven om op de beurs bij de standen van Lely, DeLaval en SAC even halt te houden en na te gaan of de kritieken van aan de geboortewieg van de melkrobot zoveel jaren later nog altijd gelden.

Leestijd : 7 min

In tegenstelling met de geboorteakte van een baby, ligt de juiste geboortedatum van de melkrobot niet onomstotelijk vast. Critici zagen onmiddelijk de tere punten. Maar sedert eind jaren ‘90 ging de groei onstuitbaar verder, en dat blijkt ook uit het economisch dossier 2017 van Fedagrim. In 2016 haalden installaties met melkrobot(s) een marktaandeel van 45 %. Het is daarmee de populairste melkinstallatie, voor zij-aan-zij stallen (33 %). Voor het eerste semester van 2017 stijgt dat aandeel zelfs boven de helft uit.

De arm werd beter

Melkrobots bestaan al 20 of 25 jaar, maar ze zijn niet hetzelfde gebleven. Het Nederlandse Lely heeft wereldwijd tussen de 25 en 30.000 melkrobots staan, schat Alfred Smits van Lely in. Het bewijs dat de technologie 25 jaar geleden al goed was, ziet hij in het feit dat er nog veel handel bestaat in tweedehands robots. “Een melkrobot behoudt op die markten goed zijn waarde”, zo klinkt het.

Collega Wybren Jongbloed merkt op dat er in de afgelopen decennia wel constant verbeteringen zijn aangebracht. Bij de meest in het oog springende verbeteringen noemt hij de positionering van de koe in de robot: de koe hoeft geen bochten te maken, maar kan rechtdoor in en uit de robot. “Over het algemeen is de nieuwste generatie melkrobot veel opener geworden, waardoor de koe meer het gevoel heeft nog in de kudde te staan”, aldus Jongbloed. Uiteraard is ook het aantal en de kwaliteit van de sensoren toegenomen: geleidbaarheid, kleur en temperatuur kunnen wijzen op een ontsteking, biest in de melk of ziekte. De Lely-melkrobot (vanaf de A3), biedt ook de mogelijkheid om rechtstreeks het celgetal te bepalen.

Ook bij die andere grote speler, DeLaval, zien ze dezelfde evolutie in het analyseren van de melk op het bedrijf met meer en betere sensoren. Loïc Roelen wijst buiten de reeds vermelde parameters ook op de eigen Smart Pulsator, die het individuele ideale melkvacüum per koe bepaalt en toepast. DeLaval trekt het analyseren van de melk misschien wel het verste door, maar dan naast de melkrobot, met de herd navigator. Deze gebruikt melk ook om de vruchtbaarheid op te volgen, op mastitis te scannen en slepende melkziekte (ketose) te detecteren. Bij het meest in het oog springende verbeteringen in de 20 jaar DeLaval-melkrobot noemt Roelen de robotarm die van perslucht naar hydraulische aansturing is overgeschakeld. “Een koe is een sterk dier, dan moet de arm ook zeer betrouwbaar, stabiel en sterk zijn. Zeker met een machine die 24/7 draait is stabiliteit belangrijk.”

Ook bij de derde melkrobotleverancier die aanwezig was op Agribex, het Deense SAC, zijn er gedurende de jaren opvallende veranderingen aan de arm gebeurd. SAC is Deens, maar de melkrobottechnologie kwam maar goed in het bedrijf met de overname van het Nederlandse Hokofarm.“We hebben toch ook al een 20 jaar ervaring met de technologie”, aldus Ruud Schlenter van SAC. Hij schat in dat er zo’n 1.500 tot 1.600 robots draaien in vooral Nederland, de VS en Duitsland. “Maar de robotarm is een industriële arm, daar er vele duizenden van.” Voorloper van de SAC-melkrobot is de Galaxy. Die had nog een railsysteem om twee boxen mee te bedienen. De belangrijkste evolutie in de melkrobot was dan ook het vervangen van de slijtgevoelige rail door een industriële, elektrische arm. “Deze robotarm wordt al vele jaren in bijvoorbeeld de auto-industrie gebruikt voor onder meer laswerken. Het is een hele robuuste, betrouwbare arm”, aldus Schlenter. Het situeren van de spenen gebeurt door de combinatie van een laser en een camera. “Camera’s worden steeds beter; in de toekomst zie ik de laser nog wel overbodig worden”, verwacht Ruud Schlenter.

Eén of twee boxen per arm?

Het opvallendste verschil tussen ‘buitenbeentje’ SAC in vergelijking met de marktleiders Lely en DeLaval is dat SAC met één arm twee boxen bedient. Ruud Schlenter schat in dat dit een installatie met twee boxen 10 tot 12 % goedkoper maakt dan de concurrentie. Het onderhoud zou ook goedkoper zijn, wat SAC ook binnenkort cijfermatig hoopt te laten vaststellen. Op de standen van Lely en DeLaval klonk het eensluidend dat zij niet geloven in ‘één arm, twee boxen.’

Een verlies aan capaciteit, zeker wanneer een koe een melkbeker aftrapt, wordt daarbij als belangrijkste argument gebruikt. Een kritiek waar Ruud Schlenter van SAC zich vanzelfsprekend niet in kan vinden. “In vergelijking met twee aparte armen, verlies je misschien 2 tot 3 procent. In plaats van 60 koeien per box, worden er dat dan 57 of 58.” Het aantal koeien dat je met een robot kan melken wordt vaak vergeleken, maar Schlenter waarschuwt voor grootspraak op dat vlak. “Je melkt echt geen 140 koeien met twee robots op een comfortabele manier.”

Is robotmelk van lagere kwaliteit?

Het is niet gemakkelijk om met een melkrobot een goede melkkwaliteit te halen. Althans, dat wordt gedacht. Lely ontkent dat ten stelligste. “Wij hebben in de CRV-cijfers gekeken, waar in Nederland 85 % van de boeren en 90 % van de koeien onder valt. Zij zagen dat het celgetal net lager is dan bij traditioneel melken, ook in Vlaanderen. “Je bent er bij een robot gewoon vroeger bij”, denkt Wybren Jongbloed. André de Leeuw (DeLaval) ziet dezelfde evolutie en ziet ook een verklaring. “Koeien worden bij melkrobots meer gemolken per dag en dat brengt het celgetal naar beneden. Er zijn zoveel zaken die de melkkwaliteit beïnvloeden zoals de huisvesting of de klauwgezondheid op een bedrijf; de melkrobot is maar één schakel.”

Meer sensoren, zoals een celgetalbepaling maken melkrobots steeds 
slimmer, aldus Wybren Jongbloed (links) en Alfred Smits van Lely.
Meer sensoren, zoals een celgetalbepaling maken melkrobots steeds slimmer, aldus Wybren Jongbloed (links) en Alfred Smits van Lely.

Gestuurd of vrij koeverkeer

“Vrij koeverkeer is een gestuurde boer”, zo luidt een kritiek. Nochtans zien zowel Lely, DeLaval als SAC vrij koeverkeer als de basis. “Het is voor de koe het meest diervriendelijk”, houdt Schlenter het eenvoudig. Ook bij DeLaval schatten ze in dat 80 % van de boeren kiest voor vrij koeverkeer. “Wij spelen hier geen dwingende rol in. Het is vaak de stalsituatie of de specifieke voorkeur van de veehouder die voor gestuurd koeverkeer zorgt”, aldus André de Leeuw. Bij hoog productieve koeien en een TMR-rantsoen adviseren ze in die gevallen een milk first systeem, waarbij de koe richting melkrobot kan gestuurd worden wanneer ze naar het voederhek wil. Bij feed first worden koeien al dan niet naar de melkrobot geleid wanneer de koeien willen liggen. “Vrij koeverkeer heeft als voordeel dat je heel snel merkt aan het aantal bezoeken als er ergens iets fout loopt”, aldus nog De Leeuw.

Robotmelken is te duur?

Het is misschien wel het belangrijkste argument dat boeren doet afzien van de aanschaf van een installatie met melkrobots. Robotmelken is duur. Ruud Schlenter schat in dat je moet rekenen met een meerkost van 1 cent per liter. “Het hangt er vanaf hoe je je eigen arbeid waardeert”, zo legt hij de vinger op de wonde. Wybren Jongbloed sluit daarbij aan. “We horen in rekenoefeningen nog soms dat de eigen arbeid niet moet gerekend worden omdat ze er toch zijn, of dat er aan 5 euro per uur gerekend mag worden. Maar dat is geen realistische vergelijking. Bovendien, waar wil je mee vergelijken? Je moet een melkrobot niet vergelijken met een melkstal die er al 15 of 20 jaar staat, maar met een nieuwe melkstal.” Tegenover de hogere kosten staat ook meer melk. Bijkomend punt van overweging in de vergelijking is wat de boer doet met de vrijgekomen tijd. “Als robotmelker heb je de beschikking over meer data per koe, en daar moet je wel iets mee gaan doen”, aldus Schlenter. Maar er zijn ook andere argumenten. Conventioneel melken, zeker bij grotere veestapels, kan fysiek gaan doorwegen. “samen met het gezin ontbijten of de kinderen naar school kunnen brengen of afhalen, dat is ook iets waard”, stelt De Leeuw. Maar hij heeft ook een ander argument. “Koeien worden steeds hoogproductiever, past een koe die 40 of 60 liter melk geeft nog wel in een conventioneel systeem waar er slechts twee keer daags gemolken wordt?”

Ook bij DeLaval is vrij koeverkeer de basis, legt André de Leeuw uit.
Ook bij DeLaval is vrij koeverkeer de basis, legt André de Leeuw uit.

Een melkrobot past niet voor grotere veestapels?

Het ziet er niet onmiddellijk naar uit dat veestapels kleiner worden. Past het wel om een paar honderd koeien te melken met steeds meer robots? Uit het economisch verslag van Fedagrim blijkt dat voor het eerst het gemiddelde aantal verkochte robotboxen per robotbedrijf iets daalde, naar nu gemiddeld 1,59 robotboxen per bedrijf. Gelooft de markt niet dat melkrobots geschikt zijn voor groeiende bedrijven?

Bij DeLaval hebben ze met de robotcarrousel AMR robotarmen in een carrousel gezet, gericht op veestapels tussen de 300 en 700 koeien. “We zien het niet als een melkrobotvervanger. Het is een ander systeem voor boeren die het melken in de dag willen beperken tot een aantal momenten en eens een keer het licht willen uitdoen”, vertelt De Leeuw. Robots kunnen volgens hem ook op grotere bedrijven. In Chili is er een bedrijf dat 4.500 koeien melkt met 64 robots. In de VS zijn er bedrijven met 20 melkrobots; in de Benelux zijn er bedrijven met 8 melkrobots... Er zijn dus voorbeelden. Vaakt blijkt bij die heel grote bedrijven de beschikbare arbeid het knelpunt dat de overslag deed maken.

Eén arm voor twee boxen is goedkoper en kost niet veel capaciteit, aldus Ruud Schlenter (SAC).
Eén arm voor twee boxen is goedkoper en kost niet veel capaciteit, aldus Ruud Schlenter (SAC).

De boer maakt het verschil

Het is een cliché, maar één die in alle gesprekken terugkeert. Boeren die kiezen voor een melkrobot moeten alle andere factoren rond het melken ook in de vingers hebben. Lely claimt zelfbewust dat hun melkrobots de meeste melk produceren, maar in de verklaring van dit geclaimde verschil wijst Lely naar de boer. “Het is de klant die het verschil maakt.” Ook Delaval ziet factoren buiten de melkrobot zoals het management, de huisvesting, de diergezondheid als belangrijke succesfactoren van de melkrobot op het bedrijf. “Als boer moet je met een robot en de data ervan aan de slag willen, maar je moet ook durven loslaten als er een koe eens een dag niet veel komt”, besluit Schlenter. “Als je bewust met een robot wil werken, past het wel.”

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken