Hoe plagen in de koolteelt duurzaam beheersen?
Op 23 januari vond bij REO in Roeselare de studienamiddag Koolteelt 2.0 plaats. Het thema daarvan was de duurzame beheersing van 3 belangrijke plagen in de koolteelt: de koolvlieg, koolwittevlieg en bladluizen. Onderzoekers van Inagro, Viaverda en PSKW stelden er de resultaten voor van de projecten Suscabfly, Caban en Breval.

De koolteelt wordt steeds uitdagender. Het teeltseizoen wordt langer en er zijn steeds minder gewasbeschermingsmiddelen beschikbaar om de planten te beschermen. Bram Vanthournout van HoGent stelde de resultaten van het Vlaio-project Suscabfly voor, dat liep van 2021 tot 2024. Projectpartners HoGent, Inagro, PSKW en Viaverda sloegen er de handen in elkaar op zoek naar een duurzame beheersingsstrategie van de koolvlieg. Die legt haar eitjes af bij de plantvoet in de bodem. De larven dringen binnen in de wortels en veroorzaken vraatgangen, met verrotting en kwaliteitsschade tot gevolg. Zware aantasting kan leiden tot het afsterven van de plant.
Meer natuurlijke vijanden
Naast algemene natuurlijke vijanden (zoals gaas-vliegen) heeft de koolvlieg ook specifieke natuurlijke vijanden (zoals sluipwespen en kortschildkevers). “Sluipwespen leggen eitjes in de larve van de koolvlieg. Als die uitkomen, zal de larve van de wesp de koolvlieglarve opeten. Daardoor sterft de koolvlieg en komt er een nieuwe sluipwesp uit de koolvliegpop”, legt Bram Vanthournout uit. Om een goed idee te krijgen van de natuurlijke vijanden, werd er gedurende 2 jaar op biologische en gangbare bloemkoolpercelen op 3 grote locaties (Inagro, Viaverda en PSKW) gemonitord. “Overal kwamen er veel natuurlijke vijanden voor. Grondbewerking speelt ook een rol. Zodra je niet-kerend werkt, zijn de hoeveelheden natuurlijke vijanden hoger, omdat ze wat makkelijker kunnen overleven. Op 1 van de 2 gemonitorde jaren zagen we ook meer entomofage zweefvliegen, roofwantsen, sluipwespen, kortschildkevers en spinnen in de bioteelt.” Al in het begin van het seizoen en voor de eerste piek van de koolvlieg is de kortschildkever Aleochara bipustulata al in grote aantallen aanwezig.
Het inzaaien van bloeiende planten als boekweit, korenbloem en dille werd onderzocht. Afhankelijk van de grootte van je perceel is het soms beter om ook in het midden van je gewas bloeiende planten aan te planten. Via deze techniek (intercropping) krijg je een grotere spreiding van natuurlijke vijanden. Korenbloem trekt het meest natuurlijke vijanden aan. Ook dille en boekweit zijn veelbelovend op dit vlak. Positief was ook dat sluipwespen niet rond de bloemen blijven hangen, maar naar het gewas zullen migreren.
Afdekken werkt
Planten afdekken beschermt hen tegen de schadelijke invloed van insecten zoals de koolvlieg. Hierdoor krijg je zo’n 93 à 95% verkoopbare bloemkool. “Een plantbakbehandeling met spinosad – de enige referentie die toegelaten is in bio – en een insectengaas (met 1,3 mm dikte) geven met respectievelijk 97% en 98% een nog iets betere beheersing”, stelde Sander Fleerakkers van PSKW. “Bij gevoeligere teelten zoals rapen is een fijnmaziger insectengaas (maximaal 0,8 mm maaswijdte) aangewezen. De afdekperiode varieert van 4 weken na het planten tot 6 weken bij hoge druk of slechte (droge) omstandigheden. Wordt je perceel getroffen door de koolmot of koolgalmug, dan kan je het insectengaas de hele teelt laten liggen.” Fleerakkers adviseerde om de afdekking het best zo kort mogelijk open te laten liggen. Koolvliegen zijn vooral actief tussen 10 en 14 uur en op warme, windstille dagen.
Veel telers vragen zich af of netten een negatieve invloed op de teelt hebben. “Onder netten is er altijd een lichtreductie van 10 tot 30%”, stelde Fleerakkers. “Maar ze vormen ook een temperatuurbuffer en zorgen voor een iets hogere vochtigheid. Bij Chinese kool zagen we in bijna al onze proeven een meeropbrengst (tot 50% meer). Bij bloemkool zullen netten, afhankelijk van de plantperiode, een iets betere of net mindere kwaliteit bieden. Vooral in de zomer is er meer bladmassa, een betere zelfdekkendheid en kwaliteit. Bij late plantingen (na 1 juli) zal de kwaliteit in het najaar iets dalen, maar dat kan je oplossen door het net na 4 à 6 weken af te nemen.”
Netten zijn niet goedkoop (3600 tot 13.000 euro/ha), maar gaan minstens 8 jaar mee. “Over het algemeen is het vanaf 10 à 15% uitval rendabel om ze te gebruiken. Netten combineren met een plantbakbehandeling of met frass (zie verder) levert ook mooie resultaten op.”
Toepassen van insectenfrass
Nog een methode om koolvliegschade te beperken is de inzet van insectenfrass. Deze mest van insecten (uitwerpselen, huidjes en substraat) is een rest-stroom uit de insectenkweek. “Het is rijk aan organische stof en chitine, dat een goed effect kan hebben op de plantweerbaarheid. Het geeft een relatief hoog fosfaatgehalte tegenover stikstof. Hier moet je rekening mee houden bij de opmaak van het mestplan”, zei Femke Temmerman van Inagro. Insectenmest moet worden gehygiëniseerd (verhit tot 70 °C) om deze als meststof op de markt te mogen zetten. In het project werden meerdere proeven uitgevoerd met insectenfrass uit de kweek van zwarte soldatenvlieg in losse (compost)vorm en in pelletvorm.
“De insectenfrass werd als meststof bij het planten toegepast, later werd ook bekeken of het al tijdens de opkweek in het substraat kon worden gemengd. Initieel werd het manueel rond de plantvoet toegepast, in pelletvorm kon het via een aangepaste granulaatstrooier ook in de rij worden toegepast. Het product wordt het best lichtjes ingewerkt. Over het algemeen zagen we geen dosiseffect van de frass. Gecombineerd met 3 weken afdekken, konden we de uitval door de koolvlieg tot 0 beperken. De techniek heeft potentieel, zeker in combinatie met afdekken en toepassing van aaltjes”, legde Temmerman uit.
Frass gemengd in het substraat had een positief effect op de groei. “In aankoop kost de toepassing meer dan een spinosadtoepassing. De frass-toepassing kan een deel van de organische of minerale korrelmeststof vervangen. “Het kostenplaatje valt redelijk goed mee en de toepassing in de koolteelt biedt zeker potentieel, bijvoorbeeld als de werking van de plantbakbehandeling met Tracer minder wordt”, aldus Temmerman.
Toekomst voor aaltjes en pneumat
Ook aaltjes bieden een interessant alternatief voor spinosad. “Aaltjes of entomopathogene nematoden zullen de koolvlieglarven parasiteren en afdoden in symbiose met een bacterie”, zei Ellen Dendauw van Viaverda. “Ze bestaan in diverse formuleringen (poeder, capsules en sticks). Je kan ze in suspensie brengen in water en dan op de plantbak toepassen via een bespuiting of aangieten/dompelen, net voor het planten. Ook aangieten aan de plantvoet in het veld is mogelijk. Heel belangrijk zijn de omstandigheden voor de toepassing. Vooreerst moet het vochtig genoeg zijn – idealiter 25 à 40% bodemvocht – en verder ligt de bodemtemperatuur het liefst tussen 15 en 20 °C. We adviseren 100.000 aaltjes/plant en minimum 3 toepassingen. Een machinale toepassing kan in de rij door middel van een slangenpomp op een schoffelbalk.”
Een andere techniek is per plant toepassen via RTK-gps. “Bij bloemkool eerste vrucht kan je via deze techniek 50% van de uitval reduceren”, stelde Ellen Dendauw. “De combinatie met frass kan wed-ijveren met spinosad. Voor het tijdstip van de toepassing hou je het best rekening met de druk van de koolvlieg en de eiafleg. Voor 3 toepassingen zit je aan een productkost van 460 euro/ha. Ben je veilingteler, dan kan je maximum 50% GMO-steun krijgen voor de aankoop van biologische bestrijding.”
De pneumattechniek werd in Duitsland al in de jaren 90 gepatenteerd voor onkruidbestrijding in de rij. De onkruiden in de rij worden vrijgeblazen door buisjes, die gemonteerd zijn op de schoffelmessen. “Deze techniek is volledig mechanisch, biedt beloftevolle resultaten tegen koolvlieg bij lage druk, is makkelijk op te bouwen op een bestaande schoffel en is meteen een onkruidbestrijding tijdens de toepassing”, aldus Renik Van den Eynde van PSKW. Een negatief punt is dat je de behandeling moet uitvoeren op het moment dat de koolvliegeitjes aan de plantvoet liggen en voor ze uitkomen. Verder zijn de trage rijsnelheid, dure aankoop van de compressor, het feit dat de techniek enkel toepasbaar is in droge omstandigheden en in 1 proef met hoge druk slechte resultaten werden geboekt, minpunten.
Meer info over het project Suscabfly vind je hier.
Bankerplanten in biokoolteelt
In het project Caban (2022 tot 2024) werd onderzocht hoe bankerplanten – vaak bloeiende planten die een alternatieve voedingsbron bieden aan natuurlijke vijanden – kunnen worden gebruikt in de strijd tegen de melige koolluis en de koolwittevlieg. In 2022 werd bij Inagro en PSKW een proefveld aangelegd met 15 plantensoorten. Boerenwormkruid, korenbloem en tuinboon trokken de meeste natuurlijke vijanden aan. Ook gele kamille en boekweit trekken nuttigen aan. Tijdens de bloei dienen ze ook als voedsel voor natuurlijke vijanden. Er werd ook gekeken om 2 soorten te combineren, zoals boekweit en gele kamille als vroege en late bloeier.
De keuze voor bankerplanten kan helpen in de biologische teelt, maar misschien is de invloed van de functionele biodiversiteit wel groter dan met de proefopzet kon worden aangetoond. Momenteel is de schade nog te groot om spruitkool zonder meer biologisch te telen.
Om natuurlijke vijanden te kunnen aantrekken via bankerplanten, moeten die een bijna continue bloeiperiode hebben. Soorten combineren is dus een goede optie om voldoende bloeiende planten te hebben. Lieveheersbeestjes worden aangetrokken door korenbloem, tuinboon en zilverschildzaad. Vooral tuinboon produceert in het begin van het jaar nectar. Nog voor hij bloeit, zal hij zo nuttigen aantrekken. Zilverschildzaad zal vooral zweefvliegen aantrekken. Sluipwespen blijven niet in de bloem, maar gaan ook naar het gewas. Ze zijn heel mobiel en kunnen zich heel ver verspreiden. Larven van gaasvliegen zijn heel actieve jagers en kunnen honderden bladluizen opeten doorheen hun leven. Roofgalmuggen kunnen kolonies van melige koolluizen bestrijden. Zweefvliegen vliegen rond de bloemen en gaan op zoek naar een geschikte maaltijd voor hun larven. Ze leggen eitjes, waaruit larven komen die de koolluizen opeten. De larven zijn vaak heel goed gecamoufleerd. Het zijn vraatzuchtige eters die makkelijk een hele kolonie melige koolluizen kunnen verorberen.
Parasitering
Vaak zie je op spruitkool grote aantallen van de nimfen van de koolwittevlieg. Zijn die nimfen heel wit, dan zijn ze niet geparasiteerd. Uit die nimfen komt dan een nieuwe koolwittevlieg. Zijn ze heel donker gekleurd, dan zijn ze geparasiteerd door een sluipwesp en zal er een nieuwe sluipwesp uit komen. Uit alle geparasiteerde nimfen kwamen nieuwe sluipwespen die koolwittevliegen aanvielen.
Verschillende bankerplanten trekken nuttige natuurlijke vijanden aan en zijn aantrekkelijk voor verschillende soorten vijanden. Een combinatie van diverse soorten bloeiende planten is dus wenselijk, ook voor een continue bloeiperiode. Het lijkt erop dat de bankerplanten op kleine schaal geen sterker effect hebben als ze in het gewas worden geplaatst. Aan de rand van het veld lijkt voldoende. Bij grotere oppervlaktes kan je het best wel meerdere locaties aan bankerplanten voorzien. We zien ook een heel hoge mate van parasitering in het veld, wat erop wijst dat natuurlijke vijanden wel degelijk hun werk doen.
Breval
Het pas gestarte Vlaio LA-traject Breval gaat over de geïntegreerde bestrijding van bladluizen en koolwittevliegen in kolen. Door het nakende wegvallen van de werkzame stof spirotetramat (onder meer in de middelen Movento en Ultor) – het gebruik is nog toegelaten tot 30 oktober 2025 – wordt het niet makkelijk om deze te vervangen. In het project (dat tot 2027 loopt) zal worden getracht om een nieuwe IPM-strategie uit te werken. Naast inzetten op preventie wordt er gefocust op het maximaal laten werken van natuurlijke vijanden, biologische bestrijding/behandeling en een selectieve chemische bestrijding. Qua werkingsspectrum en selectiviteit zijn er nog wel wat middelen beschikbaar. Sander Fleerakkers stelde fytodrip voor, waarbij de actieve stof via een druppeltje wordt meegegeven tijdens het zaaien. Closer en Teppeki zijn erkend tegen bladluizen als behandeling tijdens het zaaien, maar enkel voor teelten onder bescherming. Tracer is erkend tegen koolvlieg als fytodrip, ook in de openluchtteelt.
Proeven bio-insecticiden
Louis Lippens van Viaverda overliep het effect van bio-insecticiden in een spruitkoolproef. Qua melige koolluis viel het nog mee, naar het einde toe was er deels een natuurlijke afname van de populatie. “Het referentieschema met Ultor scoorde zeer sterk, ook een schema met Neemazal leverde goede resultaten in deze proef”, stelde Louis Lippens. “Bij koolwittevliegadulten en de eitjes van de koolwittevlieg scoorden schema’s met Neemazal zeer sterk. De adjuvanten toonden weinig meerwaarde en het proefmiddel en Eradicoat toonden een mooi effect. De roetdauwbevuiling in het najaar was niet zeer zwaar. Ze was vooral zichtbaar op de bladstengels, veel minder op de spruiten zelf. Ook daar was dezelfde trend zichtbaar die al merkbaar was doorheen de proef: de objecten met minder koolwittevliegen hadden minder bevuiling. We gaan werken met geïntegreerde schema’s, met chemische selectieve middelen en biologische middelen.”
Gestresseerde planten zijn zeker in extreme groeiseizoenen vatbaarder voor plagen, daarom wordt bekeken of biostimulanten kunnen helpen om de gewasweerbaarheid te verbeteren en om zo plagen beter te weerstaan. “Algemeen gezien was er een lage plaagdruk in de savooikoolproef”, zei Louis Lippens. “De frequente regen zorgde ervoor dat de stress voor de planten zeer beperkt was, waardoor het effect of de meerwaarde er niet echt uitkwam. Bij de oogstbeoordeling op 24 oktober zagen we, los van de variatie in gebarsten kolen, weinig tot geen verschillen. Volgend jaar willen we de biostimulantenproef opnieuw aanleggen en bekijken of er middelen zijn die plagen uit het gewas kunnen houden.”