Hoe blijven we blauwtong en andere virussen de baas?
Recent organiseerde het Agentschap voor Landbouw en Zeevisserij op 4 plaatsen in Vlaanderen een studieavond omtrent dierziekten voor houders van rundvee en kleine herkauwers. Deze infoavonden liepen in samenwerking met de Praktijkcentra voor Rundvee (PCR) en Kleine Herkauwers (PCKH). Deze studieavonden gingen vooral over blauwtong (BTV) en mond-en-klauwzeer (MKZ), 2 hete hangijzers voor onze veehouderij.

Tijdens deze studieavonden kwamen er verschillende onderwerpen aan bod, zoals onder andere de symptomen van de verschillende ziektes, aspecten in verband met vaccinatie en praktijkervaringen met blauwtong.
Actuale situatie inzake blauwtong, EHD en mond-en-klauwzeer
Eva Van Mael (DGZ) vergeleek vooreerst blauwtong met Epizoötic Hemorrhagic Disease (EHD). De symptomen zijn vrij gelijkaardig en beide virussen worden overgedragen door knutten, injectienaalden of sperma/embryo’s. Vervolgens overliep Van Mael de actuele situatie wat blauwtong betreft. In het najaar van 2023 was er een massale blauwtonguitbraak, serotype 3 (BTV3, afkomstig uit Sicilië/Sardinië) in Nederland bij schapen en runderen. Er stierven tot 1400 schapen per dag. België werd eind 2023 vrijwel gespaard van uitbraken, dankzij de sterke zuidwestenwinden. In 2024 was de uitbraak in de zomer massaal, zowel in Nederland als België. In België was er in de periode juli-september 2024 een oversterfte aan runderen van meer dan 15.000 stuks, en aan schapen van meer dan 23.000 stuks. Er waren ook BTV3-uitbraken in de meeste West-Europese landen en Scandinavië.
Tegelijk zag men in 2024 in Frankrijk de EHD-uitbraak, die vooral herten en runderen treft, uitbreiden vanaf de Pyreneeën richting het noorden en Bretagne. Tegelijk dreigt vanuit Frankrijk ook opnieuw een aantasting door BTV8, het virus dat bij ons in 2006-2008 veel schade aanrichtte op schapenbedrijven. In Nederland werd in het najaar van 2024 in beperkte mate ook BTV12 aangetroffen. Al de voornoemde ziekten zijn aangifteplichtig.
Enquête over blauwtong
De enquête die DGZ eind 2024 organiseerde in verband met het voorkomen en de symptomen van blauwtong, kwam ook aan bod. Er waren 3.650 antwoorden binnengekomen. 63% van de veehouders gaf daarbij aan dat ze in 2024 met blauwtong te maken kregen. Melkveebedrijven meldden 29% dieren die niet ziek werden; voor vleesvee-, schapen- en geitenbedrijven was dit respectievelijk 46, 34 en 72%. Vooral verzwakte en jonge dieren werden ziek. Maar slechts 47,5% van de bedrijven had zijn dieren gevaccineerd. Indien er toch symptomen waren na vaccinatie, was dit in 68% van de gevallen binnen een termijn van 3 tot 4 weken na vaccinatie. Er zijn 3 vaccins beschikbaar voor vaccinatie tegen blauwtong en toegelaten voor tijdelijk gebruik. De eigenschappen van de diverse vaccins werden besproken.
Naar aanleiding van gevallen van mond-en-klauwzeer in Duitsland werd vervolgens nog kort ingegaan op de veroorzaker ervan: een Picorna-virus. De ziekte is zeer besmettelijk en de overdracht gebeurt hier via direct of indirect contact. Ter afsluiting werden de bioveiligheidsaspecten op het bedrijf nogmaals in the picture geplaatst.
De kunst van het vaccineren bij herkauwers
Professor Hans Nauwynck (UGent) besprak vervolgens de werking van vaccins. Vaccinatie tegen virale ziekten heeft tot doel om een specifieke bescherming/afweer (immuniteit) te induceren tegen het betreffende ‘wildtype’ virus. De specifieke immuniteit ontstaat door een samenspel van afweereiwitten (algemene en lokale) en afweercellen. De afweereiwitten zorgen voor de virusneutralisatie. De afweercellen doden geïnfecteerde cellen.
Immuniteit kan actief worden opgewekt door vaccinatie met dood-geïnactiveerd virus of levend-geattenueerd virus. Daarnaast is er passieve immunisatie via de biest na vaccinatie van het moederdier. Deze passieve bescherming kan 8 à 12 weken aanhouden. Er werd nog een overzicht gegeven van de verschillende virussen en van de daarbij beschikbare types vaccins. Nadien werd deze mooi gedocumenteerde voordracht afgesloten met enkele denkoefeningen in het kader van de zich aandienende ziekteproblematiek.
Vaccinatie: bedrijfsbegeleiding
Vervolgens besprak Els Goossens (Boerenbond) de veterinaire aspecten van vaccineren. Ze verwees naar de wet op de uitoefening van de diergeneeskunde van 28 augustus 1991. Daarin wordt onder andere bepaald welke diergeneeskundige handelingen alleen door een dierenarts mogen worden uitgevoerd. Nadien ging ze in op de rol van de bedrijfsdierenarts. Rundveebedrijven hebben verplicht een contract met een bedrijfsdierenarts. Voor schapenbedrijven kan dit, maar is het niet verplicht. Voor een reeks ziekten bestaat er meldingsplicht en bij abortus moet steeds de dierenarts worden verwittigd.
Vaccinaties onder andere tegen blauwtong of EHD mogen enkel door een dierenarts gebeuren. Als er een contract is met een dierenarts voor bedrijfsbegeleiding kan de veehouder zelf vaccineren. Het hebben van diergeneesmiddelen in voorraad voor een maximale periode van 2 maanden is enkel toegelaten als er een contract bedrijfsbegeleiding aanwezig is.
Verplichte vaccinaties
Nadien werd dieper ingegaan op de verplichte vaccinatie tegen blauwtong en EHD in 2025. Alle runderen geboren vóór 1 januari 2025, met uitzondering van vleeskalveren, moeten ten laatste tegen 1 juni 2025 gevaccineerd zijn tegen BTV3, BTV8 en EHD. Alle schapen geboren vóór 1 januari 2025 moeten ten laatste tegen 1 juni 2025 gevaccineerd zijn tegen BTV3 en BTV8. Per rund is een financiële tussenkomst voorzien van 23,5 euro, per schaap is dit 7 euro. 45% van de beslagen met rundvee hebben een contract van bedrijfsbegeleiding, voor schapenbeslagen is dit slechts 1,25%. Op deze bedrijven mag de veehouder zelf vaccineren.
Vaccins moeten in het donker bewaard worden in een koelkast. Om af te sluiten wees Els Goossens nog op het verplichte diergeneesmiddelenregister in/out bij een contract bedrijfsbegeleiding.
Ervaringen van dierenarts met blauwtong
Finaal besprak Norbert Steurbaut zijn praktijkervaringen als dierenarts bij de blauwtonguitbraken.
Symptomen Vooreerst beschreef/vergeleek hij de symptomen voor BTV3, BTV8 en daarnaast ook van MKZ en Ecthyma. Voor BTV3 zijn, naast letsels aan de muil en gewrichtsaandoeningen, ook oogletsels en hersenaandoeningen vastgesteld. Geïnfecteerde rammen worden gedurende ruime tijd onvruchtbaar.
Behandeling Bij de behandeling maakte hij onderscheid tussen preventief optreden via vaccinatie en curatief optreden door het bestrijden van de knutten en de behandeling van de ziektesymptomen. De knutten kunnen op diverse manieren worden bestreden, maar het meest voor de hand liggend is het toepassen van een insecticide via pour-on. Er moeten echter na een insecticidebehandeling vrij lange wachttijden worden gerespecteerd.
Wat behandeling van de ziektesymptomen betreft, werden ontstekingsremmers, antibiotica, antihistaminica en diuretica besproken. Daarnaast is vochttherapie evenzeer belangrijk. Deze diverse behandelingen gebeuren uiteraard door of in samenspraak met de dierenarts.
Enquête uit 2007 Norbert verwees vervolgens naar zijn enquête tijdens de BTV8-uitbraak in 2007, waaruit bleek dat ongeveer 40% van de dieren ziek werd en dat daarvan quasi 40% stierf. In 2008 werd er samen met Coda getest op de aanwezigheid van antistoffen. In 2006 en 2007 waren de meeste dieren ziek geweest, want er was nog geen vaccin. Pas in 2008 kon er worden gevaccineerd. In de zomer van 2008 stelde men vast dat de ooien, die al of niet ziek geweest waren in 2007, met 1 vaccinatie half mei voldoende immuniteit opbouwden of hadden voor de rest van het jaar. Voor de lammeren lag dit echter anders. De lammeren die bij de geboorte biest met maternale antistoffen mee hadden gekregen, hadden na een eerste vaccinatie weinig immuniteit opgebouwd (63% van de lammeren), maar immuniteit was er wel na een tweede vaccinatie half september. Lammeren die bij de geboorte biest dronken zonder antistoffen tegen BTV hadden na de eerste vaccinatie wel voldoende immuniteit opgebouwd en behielden die na de tweede vaccinatie.
Het besluit van Steurbaut voor 2025 was dat het aan te raden is om de lammeren van moeders die reeds antistoffen hebben iets later te vaccineren of om 2 maanden na een eerste vaccinatie een booster toe te dienen om ze het hele jaar te beschermen.
Onderzoek met Sciensano Nadien werd dieper ingegaan op het tot hiertoe uitgevoerde onderzoek in 2024 samen met Sciensano. Bij een reeks dieren werden testen uitgevoerd op de aanwezigheid van antistoffen met PCR of Elisa. De PCR-waarde geeft aan of er een besmetting geweest is, de Elisa-waarde meet de hoeveelheid antistoffen.
Vaccinatie-advies voor 2025
Vaccineren van schapen/lammeren tegen BTV3 en BTV8:
• Ooien/rammen gevaccineerd in 2024: vaccineren eind april-begin mei.
• Ooien/rammen niet gevaccineerd in 2024: vaccineren eind april-begin mei en, voor het Bluevac-vaccin, een booster geven na 1 maand.
• Lammeren geboren in februari-maart: vaccineren in mei-juni en opnieuw na 2 maanden
• Lammeren geboren in april: vaccineren in juli en dit 2 maanden later herhalen
Vaccineren van runderen en kalveren tegen BTV3, BTV8 en EHD:
• Runderen gevaccineerd tegen BTV3 in 2024: 1 keer vaccineren voor de weideperiode
• Runderen in 2024 niet gevaccineerd: 2 keer vaccineren met 3 à 4 weken tussen
• Kalveren vanaf leeftijd van 2 of 3 maanden, naargelang: 2 vaccinaties met 3 à 4 weken tussen
Opgelet: de toepassingsmodaliteiten van de vaccins voor schapen en runderen verschillen afhankelijk van de diersoort en ook binnen elk vaccin en/of tussen vaccins, onder andere qua dosering, toepassingswijze (subcutaan, intramusculair) en ook qua aantal nodige vaccinaties (1 of 2). Het is dus noodzakelijk om de bijsluiter van het vaccin aandachtig te lezen!
Besluit
We zien de impact van virussen/bacteriën allerhande op de veehouderij steeds maar toenemen. De wereldwijde transportmogelijkheden en de klimaatverandering zijn hier niet vreemd aan. Met deze infovergaderingen willen de organisatoren de sector van heel nabij informeren hoe deze problemen aan te pakken en tijdig te lijf te gaan.
Maak tijdig de nodige afspraken voor vaccinaties of toelevering van de vaccins met je dierenarts, want de beschikbaarheid van sommige vaccins is momenteel nog een probleem. En wees vooral alert dat alles tijdig gebeurt, want vorig jaar heeft bewezen dat te laat zijn veel verlies en leed kan betekenen. Tegen juni moeten je dieren beschermd zijn en bescherming is er pas 3 à 4 weken na vaccinatie.