Vleesvee in Vlaanderen: meten is weten
De weegresultaten van zijn Belgisch witblauwe runderen zijn belangrijke bedrijfsgegevens voor veehouder Bruno Vanhaelemeesch uit Watervliet. “Rendabiliteit was tot aan de welgekomen prijsstijgingen van dit jaar lange tijd een grote uitdaging in het vleesvee. Wie de cijfertjes niet op orde heeft, haalt het niet”, vertelt hij.


Bruno (33) was niet voorbestemd om veehouder te worden. Hij volgde – zoals zijn vader – in het middelbaar Latijn-Wetenschappen en nadien een opleiding als verpleegkundige. Toch nam hij de boerderij over. “Oorspronkelijk was dit een gesloten varkensbedrijf met akkerbouw. Pas in 1987 is vader Luc begonnen met vleesvee.” Vandaag de dag omvat het bedrijf afgerond 400 stuks vleesvee, 110 zeugen met afmest en 200 ha akkerbouw en weilanden.
“De betere verkoopprijzen voor vleesvee zijn welverdiend voor de rundveehouders die 24/7 gepassioneerd en waakzaam moeten zijn voor hun veestapel. Gelijkaardige verkoopprijsstijgingen zijn er ook en evenzo welverdiend voor producenten van melk, kippenvlees en eieren, varkensvlees en lamsvlees en voeding in het algemeen”, zegt Bruno.
Weinig jonge ondernemers in vleesvee
Er zijn volgens Bruno heel wat redenen waarom rundvlees plots een stuk duurder is geworden. Er zijn uiteraard de ziektes. Blauwtong en IBR zorgen voor haperingen in de sector. “Een veel belangrijkere oorzaak is het aantal stoppers in de sector. De gemiddelde leeftijd van vleesveehouders zit al flink tegen de pensioenleeftijd aan. Als dertiger ben ik in de sector een van de uitzonderingen. Er is – zelfs met de betere prijzen – op bepaalde punten nog te weinig perspectief voor de sector. Vergunningen behouden is vaak al moeilijk. Uitbreidingen of nieuwe vergunningen zijn bijna onmogelijk.
Daar komen nog de opgelegde stikstofreducties bovenop. Voor vleesvee zijn er maar weinig mogelijkheden om aan de opgelegde reductie tegemoet te komen. Ik kan beweiding toepassen, maar voor wie dat niet kan, betekent dat dat de opgelegde reductie van 5% dan in aantal dieren moet gebeuren. Dat is vaak de doodsteek voor kleinere vleesveehouders”, hoort Bruno bij zijn collega’s.
Alle uitdagingen die je kan bedenken, zijn te overwinnen als de prijzen goed zijn. Nog een laatste reden voor de huidige aanvoertekorten in rundvlees ziet Bruno in de voorheen gehanteerde prijzen. Ivan Claeys van de Landsbond der Beenhouwers, Spekslagers en Traiteurs van België verklaarde in maart dat de Belgische consument al 30 jaar te weinig betaalt voor rundvlees! “Wat de eindklant te weinig betaalt, wordt doorgerekend doorheen de hele keten en dan kom je uit bij de veehouder, die al 30 jaar te weinig betaald is. Daardoor konden Vlaamse vleesveehouders heel lang nauwelijks investeren en zijn er vandaag maar weinig moderne vleesveestallen die zouden kunnen overgenomen worden door zonen, dochters of zij-instromers.” Een en ander resulteert in een aanbod dat kleiner is dan de vraag. De basisregel in de economie is dat de prijzen dan stijgen.
Diversificatie en korte keten
Dat Bruno en zijn vader toch al die tijd hebben kunnen investeren, is mede dankzij diversificatie met naast de vleesveetak ook een varkenstak en akkerbouw, het inzetten op leveren aan de korte keten én van uitgebreid meetwerk. “Meten is mijn stokpaardje. Ik ben zeker niet de eerste of enige vleesveehouder die fanatiek bezig is met wegingen en andere data, maar ik haal daar zoveel inzichten uit dat ik mijn bedrijf niet zou kunnen leiden zonder al die gegevens. Ik heb een mechanische en een digitale weegschaal op strategische plaatsen in de rundveestallen, zodat wegingen vlot en snel verlopen. Elk dier wordt bij de geboorte gewogen en passeert doorgaans elke 3 weken op de ‘bascule’.
Dat vergt een investering van financiële middelen en van arbeidsuren, dat is zeker. Het wegen van 15 dieren duurt zowat 30 minuten. Je moet runderen bovendien telkens op hetzelfde uur van de dag wegen, om een correcte vergelijking te kunnen maken. Dat vergt organisatie. Als ik daardoor op één jaar 100 koeien 10 dagen eerder naar het slachthuis kan brengen, heeft die investering zichzelf snel terugbetaald en kost het ons enkel nog arbeidstijd.”
Data en genetica
En ook dan loont al dat meetwerk, volgens Bruno. “Als je de voerkost afweegt ten opzichte van de prijs per levend gewicht in het slachthuis moet elk dier in de afmest – grof gerekend – 1 kg per dag aangroeien om de voerkost terug te betalen. Voor jongere kalveren ligt dat op 950 g. Voor elke fase heb ik lijsten en tabellen. Dieren die significant onder het streefdoel zitten, kan ik er snel uithalen en vroeger afvoeren om verliezen te voorkomen. Als er een koe of een stier is die significant boven het streefdoel zit, onthoud ik dat in functie van de genetica.” Genetica en fokkerij vormen het andere stokpaardje van de jonge vleesveehouder.
De aanwezige weeginfrastructuur zorgt er samen met een consequent voerbeleid voor dat het bedrijf van Bruno geselecteerd werd als testlocatie voor een methaanreductieproject van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) en voederfabrikant Franson. “Het hele jaar door krijgen mijn runderen exact dezelfde voersamenstelling. Die is gebaseerd op wat we zelf verbouwen (gras, maïs, tarwe en gerst, luzerne, voederbieten…) en wordt aangevuld met krachtvoer, vetten, mineralen, selenium en andere additieven.”
Methaanreductie via voer
Het onderzoek bekijkt of dankzij voeraanpassingen een methaanreductie bij vleesvee mogelijk is, zonder impact op het groeiritme van de runderen. Op de resultaten is het nog even wachten, maar de verwachtingen zijn goed. “Dit onderzoek kwam er op vraag van de retail en wordt ook nauwgezet opgevolgd door de retailsector. Minstens maandelijks wordt er op onze boerderij vergaderd over het project, met ook de aanwezigheid van de retail. Voor de vleesveesector zou dit positief nieuws zijn en ik vermoed dat de vleesveehouders in Vlaanderen er ook voor openstaan, zeker als er geen of maar weinig impact is op het rendement.”
Genetica is naast of samen met het meten een ander stokpaardje van Bruno. “Met alle gegevens en parameters van fokstieren kan men al heel goed voorspellen hoe een dier zal groeien en wat de karkaskwaliteit zal zijn. Ik controleer die voorspellingen nog graag met de realiteit. De groei op 13 maanden is voor mij de belangrijkste parameter en op de tweede plaats komt de vruchtbaarheid. Ik werk met rietjes en soms met embryo’s van verschillende geneticaleveranciers en ik heb ook altijd een paar eigen dekstieren in de stal. Met embryo’s kan ik snel grote stappen vooruitzetten in mijn zoektocht naar de meest geschikte genetica.”
Correcte data zijn goud waard
De veehouder uit Watervliet heeft nooit een ander runderras overwogen dan Belgisch witblauw (BWB). “Voor mij zijn dit mooie dieren. Ze hebben veel kilo’s vlees op jonge leeftijd. Het vlees heeft een laag cholesterolgehalte en weinig intramusculair vet. De dieren zijn mak en heel handelbaar. Omdat de dieren een relatief kleine maag hebben, moet je heel geconcentreerd voederen en heb je een uitstekende voederconversie”, somt hij de voordelen van het ras op.
Data is het nieuwe goud, ook in de veeteelt. “Om vandaag vleesveehouder te zijn, heb je passie en wilskracht nodig. Dit is geen job die je kan volhouden als je er niet 200% achter staat. De job zelf is voor 98% wetenschap en dus gegevens, data. De overige 2% is liefhebberij, zeg maar mijn voorliefde voor het werken met genetica, maar ook die liefhebberij moet betaald kunnen worden met de opbrengst van die andere 98%. Er is in vleesvee maar weinig plaats voor persoonlijke voorkeuren of buikgevoel.”
Bruno werkt vooral met de slachtresultaten en met zijn eigen wegingen. “Buikgevoel telt niet als maatstaf. Zelfs als je dagelijks heel wat tijd in de stallen doorbrengt, zie je niet met het blote oog of een rund voldoende groeit of niet. Dat kan je enkel zeker weten door te wegen. Hoe ik daarmee omga klinkt voor een buitenstaander misschien wat obsessief, maar het is de enige manier. Meten is weten. Mijn moeder is bedrijfsrevisor, ik heb het belang van correcte financiële en niet-financiële cijfers met de paplepel meegekregen.”
Structuur is belangrijk
Daarnaast is structuur belangrijk voor de jonge bedrijfsleider. “Structuur in de arbeidsorganisatie is heel belangrijk en staat voor mij niet in verhouding tot het aantal dieren of de grootte van het bedrijf. Ik ken veehouders met 60 koeien die bij wijze van spreken verdrinken in het werk en ik ken veehouders met 300 dieren die elke dag fluitend aan de schoolpoort kunnen staan en mee het huiswerk van hun kinderen volgen. Het verschil zit in goede organisatie en dus arbeidsefficiëntie. Wij runnen dit hele bedrijf samen met nog 2 gewaardeerde medewerkers en dat lukt maar dankzij een goede werkorganisatie, structuur en wederzijds vertrouwen.”
Bruno werkt sinds 2024 met halsbanden die de tochtigheid van de koeien aangeven, een AI-toepassing. Hij staat er altijd voor open om collega’s te ontvangen om ervaringen uit te wisselen. Vorig jaar bezocht hij China om te kijken en te luisteren hoe ze daar omgaan met de veehouderij. En heel regelmatig komen geïnteresseerde groepen, serviceclubs, scholen, universiteiten… op bezoek, recent nog een delegatie professoren van de Oegandese landbouwfaculteit.
Inzake investeringen trekt Bruno het rationele-efficiëntiedenken consequent door. “Bij vorige generaties was vooral de tractor de graadmeter van het succes van de boerderij. Hoe duurder de tractor, hoe beter je had ‘geboerd’. Wij hebben best wel een grote akkerbouwtak, maar als ik kijk naar het aantal machinewerkuren per jaar, zijn onze knikladers veel belangrijker voor ons bedrijf dan de tractoren voor het akkerbouwwerk. Ik zal in verhouding meer investeren en zorgvuldiger beslissen als er een nieuwe kniklader moet gekocht worden.”
Werken aan algemene gezondheid
Bruno’s veestapel had vorig jaar maar weinig last van blauwtong. “Toen hebben we niet gevaccineerd en hadden we op 170 geboortes amper 2 minder goed verlopen geboortes en 1 ‘slecht’ kalfje. Ik kan het zelf niet wetenschappelijk onderbouwen, maar ik volg de stelling dat blauwtong minder impact heeft op runderen die over de hele lijn heel gezond zijn. Mijn speerpunten om gezonde dieren in de stal te hebben, zijn selenium en oligo-elementen. Mijn runderen ‘blinken in hun vel’ en hebben een hoge immuniteit tegen ziektes en dat is volgens mij – bovenop mijn consequente voederstrategie en een goed management – te danken aan die additieven. Het zit hier standaard in het rantsoen en de resultaten daarmee inzake algemene gezondheid en verbeterde vruchtbaarheid zijn goed.”
De runderen van Bruno krijgen maïs, luzerne, tarwe, gerst en voederbieten van de eigen akkers, perspulp van suikerbieten, alsook gras. Inzake gras kiest hij voor Italiaans raaigras. Voor de dieren in afmest wordt het eigen geteelde rantsoen aangevuld met samenstellingen op maat.
Met al die stoppers in de vleesveehouderij en prijzen die waardering weerspiegelen voor alle inzet liggen er voor jonge vleesveehouders als Bruno kansen om uit te breiden. Zelf houdt hij die boot nog af. “Je moet maar groeien tot wat je aankan. Voor mijzelf is groeien in aantal runderen of varkens geen ambitie, maar ik sluit het ook niet uit. Behouden wat ik vandaag doe, zal op de lange termijn al mooi zijn. Wat ik doe, wil ik goed doen.”
Politici kunnen het verschil maken
“Onze politici spreken graag over ‘zelfvoorzienend’ zijn en over de landbouw en voedselvoorziening als strategische sector in de geopolitieke uitdagingen, nu ook weer met de handelsoorlog. Als politici daar écht achter staan, zorgen ze ervoor dat goed gemotiveerde vergunningen gemakkelijker verleend kunnen worden. Het is goed voor de economie dat er nog jonge gepassioneerde landbouwondernemers zijn die bedrijfsrisico’s willen nemen, die willen investeren en/of moeten renoveren. Voor hen kan en zal de politiek het verschil maken”, besluit Bruno.