Invloed van droogte op vollegrondsgroenten sterk veld- en teeltafhankelijk
Het contrast van de huidige klimatologische omstandigheden met die van vorig jaar kan niet groter zijn. Heel wat groentepercelen worden geconfronteerd met droogtestress, in mindere of meerdere mate. Op sommige percelen blijkt vooropkomstirrigatie noodzakelijk voor een optimale kieming en opkomst.

Bij recent geplante openluchtgroenten (zoals koolgewassen) is het raadzaam om de effectieve vochttoestand in de bodem (en capillaire nalevering) te controleren. Indien de weggroei effectief gestart is, hoef je meestal nog niet te beregenen.
Momenteel zijn telers nog volop aan het planten of zaaien. De vochtvoorziening in de bodem hangt in grote mate af van de regio en ook van de voorge-schiedenis van het veld. Gaat het om een eerste teelt of kom je op een veld met een voorteelt (gras, spinazie, late winterprei...)? Dat maakt een groot verschil. Dergelijke voorteelten werden eerder dit voorjaar vaak beregend, maar toch is de actuele bodemvochtvoorraad dikwijls ontoereikend. Ook velden met een eerste teelt zijn vaak uitgedroogd door te diepe bodembewerkingen die te lange tijd voor het zaaien of planten hebben plaatsgevonden.
Bodembewerkingen
Het is belangrijk om zoveel mogelijk vocht in je bodem te houden. Op braakland is het daarom aanbevolen om de bodem zeer ondiep (maximum 5 cm) los te maken. Door zo’n bewerking wordt de capillariteit doorbroken en blijft het diepere bodemvocht in de bouwvoor. Bewerk zeker niet dieper dan nodig, omdat de bodem dan zeer los ligt en te sterk kan uitdrogen. Beslis je om te zaaien of te planten, laat dan de verschillende bodembewerkingen voldoende kort op elkaar aansluiten, om zo weinig mogelijk vocht te verliezen. We hebben heel goede ervaringen met ondiepe voorbewerkingen, gevolgd door 1 diepe niet-kerende bodembewerking net voor het planten, meteen gecombineerd met de rotoreg in dezelfde werkgang. Dit heeft als voordeel dat je geen droge grond gaat onderploegen, zodat de kiemende zaden of de wortelende plantjes zich niet door een droge laag moeten wortelen. Het nadeel is dat je dan geen vochtige grond naar boven brengt. Zorg hoe dan ook voor een voldoende fijn klaargelegd en aangedrukt zaaibed.
Koolgewassen
Koolgewassen die werden uitgeplant in maart of april zijn intussen goed ingeworteld en aan de groei. Ze nu beregenen heeft niet veel zin. De plantjes moeten immers zelf wortelen naar diepere lagen om daar nutriënten en vocht op te zoeken. Beregenen is wél zinvol voor de vroegste teelten bloemkool, waar de koolvorming reeds gestart is. Anders is het gesteld met spruit- en sluitkool, die vooral in mei wordt uitgeplant, dikwijls na een voorteelt of groenbedekker. Heb je te maken met een uitgedroogde bouwvoor, dan kijk je beter uit naar een ander perceel zonder voorvrucht. Kan dit niet, dan is irrigeren voor het planten aangewezen. Indien mogelijk voer je dit uit met een injecteur, zo niet is het aan te bevelen om het aangebrachte vocht direct in te werken, om er zo weinig mogelijk van te verliezen.
De kolen worden het best ook zo diep mogelijk uitgeplant. Zorg ervoor dat ze door de plantmachine heel goed worden aangedrukt om de capillariteit van de bouwvoor te herstellen. Dit kan alleen als het plantbed voldoende fijn ligt. Goed vastzittende planten geven ook de mogelijkheid om te wiedeggen kort na het uitplanten tegen heel kleine onkruiden, in het wittedraadstadium. De werking van bodemherbiciden is bij deze droge omstandigheden immers vaak onvoldoende. Die kan je dan toepassen als het wat heeft geregend. Ook afdekken met een klimaatnet of ondiep schoffelen zal verdamping van het bodemvocht verlagen. Bovendien komt druppelirrigatie (T-tape) opnieuw in beeld.
Uien
De situatie in uien is heel variabel. De vroegst gezaaide uien zijn intussen goed aan het groeien. Percelen die rond half april werden uitgezaaid, kregen wel te maken met opkomstproblemen door de droogte. De beperkte regen rond die periode leidde ook hier en daar tot wat korstvorming. Dikwijls was bij de laatst gezaaide uien irrigatie nodig om een uniforme en voldoende dichte opkomst te verkrijgen. Hierbij was het belangrijk om de geïrrigeerde percelen nauwgezet op te volgen en om de bouwvoor tijdens de kieming en opkomst steeds voldoende vochtig te houden. Was irrigeren niet (of onvoldoende) mogelijk, dan kwamen de uien vaak zeer gespreid boven, met als gevolg dat er momenteel diverse groeistadia van het gewas in het veld aanwezig zijn. Dit vormt bovendien een extra uitdaging bij de onkruidbeheersing. In sommige gevallen is er sprake van teeltmislukking door veronkruiding. Het inzetten van de ARA Ecorobotix kan in sommige gevallen voor een oplossing zorgen. Het voordeel van de droge omstandigheden en bijgevolg afgeharde planten is wel dat contactherbiciden voldoende hoog gedoseerd kunnen worden zonder fytotox.
Wortelen
Ook in wortelen is de situatie sterk verschillend tussen de vroege en de late zaaidata, naargelang de vochtvoorziening in de bouwvoor. Vooral bij de latere zaaidata vanaf half april hebben de wortelen het momenteel lastig. Droge omstandigheden hinderen de kieming en opkomst. Daarnaast worden de opgekomen kiemplantjes ook geremd door de warme en schrale weersomstandigheden. Zeker bij geprimede zaden wordt er wel kieming en opkomst vastgesteld, maar door de extreem drogende weer somstandigheden droogt het veld tot onder het worteltje, met het afsterven van het kiemplantje tot gevolg. Is het te droog voor kieming, dan blijft het zaaizaad ongekiemd zitten, tot het voldoende vochtig is. Op zich is dit nu nog geen probleem. Vorig jaar werd er ook heel laat, tot half juni nog, uitgezaaid. Dankzij de milde zomer werden toch nog goede opbrengsten gehaald. Veel zal dus afhangen van welk weer we krijgen in de zomer en in het najaar.
Demonstratieproject KIEM
Binnen het demoproject KIEM testen en optimaliseren Inagro, Viaverda en Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant momenteel op diverse praktijkpercelen verschillende beregeningstechnieken bij de vooropkomstirrigatie van wortelen, uien, pastinaak en witloof.
Evaluatie van ‘bandirrigatie’ leert dat je met deze techniek tot 50% water kan besparen. Volgens dit principe worden immers enkel de stroken (rijen) beregend waar er werd gezaaid. Per werkgang kan er telkens zo’n 3 à 5 mm water worden gedoseerd. Een belangrijk voordeel van deze techniek is dat ze weinig windgevoelig is en dat een fijne druppel zorgt voor een optimale uniformiteit.
In de praktijk wordt bij vooropkomstirrigatie vaak ook gebruikgemaakt van een sproeiboom. Die kan gekoppeld zijn aan een haspel of kan worden gemonteerd op een watertank. Het voordeel van een sproeiboom is de grotere werkbreedte en hogere watergift per werkgang. Een correcte dosering en het gebruik van de juiste sproeikoppen is hierbij echter cruciaal.
De klassieke haspel en het waterkanon zijn uiteraard ook valabele opties. Een belangrijke voorwaarde is wel dat je voldoende aandacht besteedt aan de uniformiteit van het beregenen (onder meer de sterke gevoeligheid voor wind). Daarnaast is het risico op mogelijke verslemping of korstvorming, rekening houdend met het bodemtype en de voorgeschiedenis van het perceel, vaak doorslaggevend bij de keuze om al dan niet te beregenen met een kanon. Op slempgevoelige gronden wordt alvast aangeraden om de ‘grofheid’ van de druppels en de intensiteit van het beregenen aan te passen.