Tips om ooien succesvol te laten dekken en over bronstgroepering
Bijna al de schapenrassen die in onze contreien gehouden worden, hebben een bronst- en kweekseizoen dat gebonden is aan de daglengte. Eenmaal de dagen beginnen te korten, komt stilaan de eerste bronst eraan. Voor wie vroege lammeren wil, is het dekseizoen al gestart, anderen maken de keuze om de ram pas in oktober bij de ooien te brengen. Elk systeem heeft echter zijn pro’s en contra’s.

De dektijd is de start van een nieuw productiejaar. Vooraf moeten al een reeks cruciale bedrijfsbeslissingen genomen worden.
Voorbereiding van de dektijd
Er moet eerst en vooral besloten worden met welke ooien er het nieuwe productiejaar ingegaan zal worden. Deze keuze impliceert het verwijderen uit de kudde van moeders met een slechte uier, van dieren die onder andere door een slecht gebit (ouderdom) te mager blijven, van dieren met een slechte gang of van onproductieve dieren.
Welke jonge ooien worden in de kudde geïntroduceerd (elk jaar 20 à 25% vervanging)? Het meest frequent zullen dit eigen ooilammeren zijn, die aangehouden worden. Elke bedrijfsleider heeft een bepaald type moeder voor ogen qua gestalte, vruchtbaarheid, bevleesdheid, groei en qua moedereigenschappen. Ook het selecteren van deze toekomstige moeders moet al, in functie van hun afkomst en voorkomen, in de zomer gebeuren.
Met welke ram(men) wordt er gekweekt? Ook deze keuzes zullen naargelang de fokdoelen of gewenste eigenschappen van de slachtlammeren al een tijdje moeten gebeurd zijn. Gezien rammen dikwijls extern aangekocht worden, is bijzondere aandacht nodig om de insleep van ziekten en problemen allerhande te vermijden. Een behoorlijk lange quarantaineperiode voor nieuw aangekochte dieren is geen overbodige luxe. Bioveiligheid is hier het code-woord. Gezien het gezegde ‘de ram is de helft van de (toekomstige) kudde’, is een geschikte ram selecteren, onder andere wat bevleesdheid van de slachtlammeren betreft, zeer belangrijk.
De conditie van de te dekken ooien
De vruchtbaarheid van de ooien wordt mede bepaald door de conditie van de moeders op het moment van dekking. In bepaalde regio’s/bedrijven is er door de droogte momenteel een gebrek aan voedzaam gras. Zijn de dieren in een mindere conditie bij de start van het dekseizoen, dan zal men normaal minder lammeren zien geboren worden.
Daarom wordt aangeraden, als de conditie dit vereist, om de te dekken ooien gedurende een drietal weken op goed gras te plaatsen of/en wat krachtvoeder bij te geven, zodat de conditie groeiende is. Dit noemt men
De geslachtsactiviteit bij ooi en ram
Om een bepaald bedrijfsbeleid te voeren, is het belangrijk om een klaar inzicht te hebben in de factoren die de seksuele activiteit van ooi en ram beïnvloeden. We komen hier even kort terug op de basisprincipes.
Bij het overgrote deel van de rassen is er een bronstseizoen en een anoestrusperiode, waarin geen bronst optreedt. Deze periodiciteit is gekoppeld aan de verandering van de daglengte. Het niveau van de geslachtshormonen ligt laag in de anoestrusperiode en stijgt geleidelijk naar een optimum na 21 juni, de langste dag. Dit is niet alleen bij de ooi zo, maar ook bij de ram. In de zomer produceert de ram minder sperma, en is de libido, de deklust, duidelijk lager. Ook zijn hoge temperaturen, zoals we die ook weer deze zomer kenden, nefast voor de zaadkwaliteit. Bij de ooi treedt na 21 juni met een bepaalde vertraging de eerste bronst op.
Het schaap heeft een bronstcyclus van 17 dagen. Soms is die eerste bronst een stille bronst, met ovulatie, maar waarbij de ooi niet blijft staan voor de ram. De eerste bronsten zijn de minst vruchtbare uitgedrukt in aantal lammeren per ooi. De vruchtbaarheid is bij de meeste van onze rassen optimaal bij dekking in oktober tot begin november. Bij niet drachtige ooien loopt het bronstseizoen door tot februari-begin maart, maar de vruchtbaarheid zal hier geleidelijk aan terug dalen.
De start van het bronstseizoen is rasafhankelijk, maar er is ook een grote variatie tussen ooien binnen een ras. Jonge ooien (ooilammeren) komen later in bronst, zijn minder vruchtbaar en hebben ook een korter bronstseizoen.
Omzetting naar praktijk
Als we bovenstaande vertalen naar onze bedrijfspraktijk, betekent dit dat we bij onze courante rassen het hoogste aantal geboren lammeren per ooi bekomen als de ram pas vanaf de tweede week van oktober toegelaten wordt bij de ooien. Bijkomend zal deze manier van werken als positief gevolg hebben dat quasi alle ooien binnen 3 à 4 weken zullen aflammeren. Dat maakt voor de organisatie van geboortetoezicht de zaken wat eenvoudiger en komt ook de nachtrust ten goede.
Het is belangrijk dat in de dekperiode en tot een maand na dekking het stressniveau van de ooien zo laag mogelijk gehouden wordt, anders kunnen bevruchte eicellen alsnog afsterven. Opjagen of transport zijn af te raden.
Registratie van de dekkingen
Meten is weten. Een goed bedrijfsmanagement betekent dat men van elke ooi weet wanneer ze gedekt of herdekt is.
Praktisch is de beste methode om de ram een kleurblok aan te doen, die om de 2 weken van kleur gewisseld wordt. Men begint met zachte kleuren, die geleidelijk dominanter worden, zodat men herdekkingen vlot kan herkennen. Bijvoorbeeld een volgorde van geel, over groen en rood naar blauw en zwart, voldoet hieraan.
Als men elke dag registreert welke ooien gedekt zijn, dan weet men ook perfect wanneer, 145 dagen later, elke ooi zal werpen. Ook hier moet je niet vergeten dat de vroegste geboorten er reeds kunnen komen na 137 dagen dracht of eventueel pas kunnen komen op dag 151-152. Meestal worden de lammeren echter geboren op dag 144 tot 146. Als men bij een aankomende geboorteperiode de ooien elke dag een paar maal observeert en de evolutie opvolgt (ontwikkeling van de uier en het opzwellen van de vulva), dan kan men het geboortemoment tot op een dag na vrij goed inschatten. Het oog van de meester (=ervaring) kan ervoor zorgen dat men niet te veel nachten vruchteloos moet opstaan of wakker worden. Tegelijk is geboortetoezicht belangrijk om niet te veel lammeren bij de geboorte te verliezen.
Rassenkeuze en geboorteseizoen
Doorheen vele jaren selectie is het aspect seizoensgebondenheid sterk rasafhankelijk geworden. De rassen Suffolk en Hampshire zijn bijvoorbeeld georiënteerd naar vroege geboorten (vanaf december) en via een snelle jeugdgroei leveren ze traditioneel paaslammeren. Het Texel-schaap mocht (op Texel) slechts lammeren krijgen op het moment dat er voldoende vers gras beschikbaar was, dus is er geselecteerd naar een eerder late bronst, met gemiddelde werpdatum rond 15 maart.
In Frankrijk hadden de akkerbouwers, die ook schapen hielden, geen tijd voor geboorten in het voorjaar, maar wel na de oogst in september. Zo is het ras Ile de France ontstaan, dat jaarrond in bronst kan komen en dat zijn seizoengebondenheid verloren is. Dit is dan ook het ras dat in kruisingen ingezet wordt om de bronstperiodes te verlengen, om zo op natuurlijke manier tot 3 worpen op 2 jaar te komen, zoals bij de Flevolander.
Bronstsynchronisatie en bronstinductie
Het geboorteseizoen duurt normaal 4 à 6 weken. Als men de geboorteperiode wil verkorten, kan men ook de bronsten van de ooien groeperen. Dit kan binnen het normale oestrus-seizoen, maar ook op een ander moment van het jaar. Men spreekt van ‘bronstsynchronisatie’ als de bronsten gegroepeerd worden binnen het normale bronst- of oestrus-seizoen. Men spreekt van ‘bronstinductie’ wanneer de ooien in bronst gebracht worden buiten het ‘normale’ oestrus-seizoen.
Bij deze kunstmatige vorm van bronstgroepering maakt men gebruik van bepaalde hormonen. Hierbij wil men het subtiele samenspel van hormonen van de normale bronstcyclus zo goed mogelijk benaderen. De juiste dosering en timing van het toedienen zijn hier dan ook erg belangrijk.
Voor bronstgroepering gebruikt men courant een met progesteron gedrenkt sponsje, dat gedurende 14 dagen in de vagina van de ooien gebracht wordt. Progesteron is een hormoon dat ook in de normale bronstcyclus van de ooi een belangrijke rol speelt. De hier gebruikte sponsjes zijn momenteel van het merk Chronogest.
Wanneer het sponsje verwijderd wordt, wordt de ooi het best gelijktijdig nog behandeld met een kleine dosis Folligon (PMS). Dat is een hormoon dat het vrijkomen van eicellen bevordert. Binnen het bronstseizoen kan het zelfs zonder Folligon, maar de progesteron uit de sponsjes geeft enige remming op het bevrucht worden van de eicellen en is dus minder gunstig voor de vruchtbaarheid. Met het toedienen van Folligon wordt dit nadeel gecorrigeerd.
Bronstgroepering gebeurt uiteraard in nauw overleg en in samenwerking met uw dierenarts.
48 uur na het verwijderen van de sponsjes zijn normaal alle ooien bronstig en worden ze het best ‘uit de hand’ één voor één gedekt. Waarom pas na 48 uur de ooien laten dekken, terwijl de eersten al bronsttekenen vertonen na 24 of 36 uur? Dit heeft alles te maken met de hormonale wisselwerking. Het sperma van de ram moet op het juiste moment de vrijkomende eicellen kunnen bereiken. Onderzoek heeft uitgewezen dat de beste resultaten bereikt worden als de ooien ongeveer 48 én 56 uur na het verwijderen van de sponsen gedekt worden.
Praktische aanpak van kunstmatige bronstgroepering
Om succesvol bronsten te groeperen en goede drachtcijfers te behalen, zijn vele details belangrijk en de goede praktijk moet men al doende leren. Hierna volgen enkele belangrijke aandachtspunten.
Eerst en vooral is het belangrijk om steeds met ooien te werken die in een goede conditie verkeren. Wanneer te magere dieren gesponst worden, is de kans groot dat ze niet drachtig worden; dus veel kosten voor weinig resultaat.
De sponsen aanbrengen
Wegnemen van de spons In het bronstseizoen wordt na 14 dagen de spons weggenomen, buiten het bronstseizoen kan dit al na 9 of 10 dagen. Gelijktijdig kan in samenspraak met de begeleidende dierenarts ook Folligon toegediend worden. De dosering in Internationale Eenheden (IE) hangt af van het seizoen: een beperkte hoeveelheid (bijvoorbeeld 400 IE) in het normale bronstseizoen, een hogere hoeveelheid (600-800 IE) buiten het bronstseizoen. Op het moment van het ontsponsen worden rammen, die bij de kudde lopen, bij voorkeur verwijderd.
Ooien laten dekken De ooien worden het best 48 en 56 uur na het ontsponsen gedekt, ofwel door na 48 uur de ram bij een groep ooien te brengen, ofwel door de ooien één voor één zelf bij de ram te brengen en ze ‘uit de hand’ te laten dekken. Deze laatste werkwijze verdient de voorkeur.
Buiten het seizoen wordt een ram best ‘voorbereid’ op een dekperiode. De ram heeft dan immers een lager libido en een mindere spermakwaliteit. Uw dierenarts kan u daarover raad geven.
Om vruchtbaarheidsrisico’s bij de rammen te minimaliseren, laat men bij voorkeur elke ooi door meerdere rammen dekken. Binnen een stamboekkader kan dit natuurlijk niet. Bij gegroepeerde bronsten werkt men bij voorkeur ook niet met ramlammeren.
Plus- en minpunten van bronstgroepering
De positieve elementen van bronstgroepering zijn een beperkte aflamperiode met beter toezicht en minder lamsterfte, een goede planning (spreiding) van de geboortemomenten, mogelijkheid om intensief ( = ook buiten het normale seizoen) te gaan kweken.
De minpunten ervan zijn de kostprijs voor spons en folligon, de nood aan meer kraamhokjes en aan meer dekrammen en bijkomende arbeid voor de sponsen en voor het laten dekken.
Wanneer men binnen de bronstperiode ooien synchroniseert en correct werkt, dan kan men drachtpercentages van 85 à 90% behalen. Buiten het normale bronstseizoen zijn de drachtresultaten rasafhankelijk en een stukje lager dan de hoger genoemde procenten. Buiten het seizoen zijn er ook altijd enkele ooien, die maar half of helemaal niet in bronst komen. Deze worden dan (uiteraard) ook niet drachtig.
Hopelijk gezonde lammeren
Als we met ooien in goede conditie en met een vruchtbare ram de dektijd ingaan, dan mogen we hopen dat er binnen 5 maanden veel gezonde lammeren geboren zullen worden.