In Brussel verzamelden de landbouwministers van de Europese Unie voor een rondetafelgesprek over het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid van de Europese Unie. Dat gaat in vanaf januari 2020. De eerste pijler, die van de directe inkomenssteun, dreigde daarin sterk te moeten wijken. Tijdens het debat schaarden de ministers zich echter achter het standpunt van de Europese Commissie, die de rechtstreekse betalingen wil behouden, al moeten ze wel eenvoudiger en doeltreffender.
Directe steun blijft
Rumen Porodzanov, de Bulgaarse minister van Landbouw, Voeding en Bosbouw en momenteel voorzitter van de landbouwraad, rechtvaardigde die conclusie als volgt: “Directe steun is een belangrijk onderdeel van het GLB. Ze moedigt landbouwers aan om door te gaan met hun bedrijf en zodoende kwalitatief voedsel te blijven produceren.”
De Belgische minister van Landbouw, Denis Ducarme, benadrukte dat ook in zijn betoog. “De focus van de directe inkomenssteun moet liggen op jonge landbouwers, en boeren wiens landbouwactiviteit hun inkomen bepaalt.” Daar voegde hij aan toe dat waar er steun uit de eerste pijler verdwijnt, er compensatie moet komen vanuit de tweede pijler, die het beleid inzake plattelandsontwikkeling bepaalt.
Volgens de Europese landbouworganisaties Copa en Cogeca hoeft er helemaal niet geraakt te worden aan de eerste pijler: “Dat is nodig om het inkomen van landbouwers - dat slechts 40 % van het gemiddelde Europese inkomen bedraagt - te verzekeren, en hen te sterken in het omgaan met risico’s.”
Iedereen is anders
De steun moet op een meer gerichte wijze worden verdeeld, kwamen de ministers nog overeen. “Sommige groepen hebben hogere noden dan andere”, legde Porodzanov uit. “Een identieke aanpak van alle landbouwbedrijven is geen optimale oplossing.” Hij heeft het dan expliciet over de nationale context. In hoeverre de lidstaten zelf zullen kunnen beslissen is nog niet bekend. Copa en Cogeca waarschuwden alvast voor het ‘hernationaliseren’ van het landbouwbeleid, en vragen dat de ministers de G in GLB niet vergeten.
Groene ambities
Sommige lidstaten drukten de wil uit om hoger te mikken wat klimaat- en milieu-inspanningen betreft. In dat opzicht duidden ze op het belang van vrijwillige, gekoppelde steunmaatregelen. Daar moet dan wel wat tegenover staan, natuurlijk. “We moeten landbouwers incentiveren om milieuvriendelijke praktijken te gebruiken”, vatte Porodzanov samen.
Ducarme vroeg vooral naar flexibiliteit om aan die noden te voldoen. Hij sprak over een systeem van ‘groene architectuur’, waarbij landbouwers zelf een pakket van groene maatregelen kunnen samenstellen. Die maatregelen moeten volgens hem ook aantrekkelijker en eenvoudiger. Ten slotte moet het GLB zorgen voor eerlijke concurrentie.
Meer samenhang
De tweede pijler binnen het GLB is bedoeld voor plattelandsontwikkeling. “Het platteland heeft oplossingen nodig”, vond Porodzanov. Op de landbouwraad bevestigden de ministers nogmaals dat jobcreatie, het stimuleren van groei en de verjonging van de landbouwpopulatie steun verdienen. Daar ziet hij een gezamenlijke taak voor Europa en het nationale beleid.
Pijler 2 is echter hopeloos complex en legt een grote administratieve last op overheden en landbouwers, gaven de meeste ministers aan. Hogan voegde daaraan toe dat er meer samenhang nodig is tussen deze pijler en andere wetgeving, op Europees en nationaal niveau. Hij wil ook dat die maatregelen elkaar kunnen versterken. Eén van de pistes die de Europese Unie verkent om het platteland te doen herleven is de biogebaseerde economie. “Die biedt primaire producenten meer kansen”, betoogde Porodzanov.
Budget
Op een budget is het nog wachten op het Meerjarig Financieel Kader (MFF), dat in mei wordt afgerond. “Vanuit de EU zal niets de betalingen van directe steun in de weg staan. Alles zou op tijd in orde moeten komen”, suste Hogan.
Verder stapte hij even af van het programma van de landbouwraad om te onthullen dat de export van de Europese agrovoedingssector in 2017 een recordomzet van € 137,9 miljard haalde. “Dat betekent een stijging van 5,1 % vergeleken met 2016. De grootste winst boeken we in de Verenigde Staten, Rusland en Japan en China. We moeten competitief blijven, dan zijn er mogelijkheden zat”, sprak hij bemoedigend.
Minister van Landbouw Denis Ducarme (MR) waarschuwde tijdens het rondetafelgesprek voor de negatieve gevolgen van het handelsverdrag tussen de Europese Unie en de Mercosur-landen. Vooral de extra import van rundvlees en suiker uit Brazilië, Argentinië, Uruguay en Paraguay vindt hij problematisch: "Onze landbouwers mogen geen pasmunt van het verdrag worden", stelde hij.
De Europese Commissie hoopte in maart tot een akkoord te komen, of toch tenminste dit jaar de gesprekken af te ronden. In oktober zijn er immers opnieuw presidentsverkiezingen in Brazilië, die de onderhandelingen op losse schroeven kunnen zetten. Maar om tot een akkoord te komen vraagt Mercosur toegevingen van Europa. Zo zou de Europese markt 99.000 ton Zuid-Amerikaans rundvlees op toe moeten laten, tegenover 70.000 ton vandaag.
De Europese landbouwers zijn ongerust over deze ontwikkeling. Eurocommissaris Hogan verzekerde dat er alleen een deal komt als die degelijk en evenwichtig is. “Op een aantal punten krijgen we onverwachts veel tegenstand van de Mercosur-landen. Ik weet niet of het een succes wordt of niet,” zei hij, “maar we ondertekenen zeker niets dat niet verzoenbaar is met het mandaat dat we hebben gekregen.”
Suikerproducenten krijgen suikerheffingen terug
Het grootste deel van dit bedrag, €102,2 miljoen, betreft rente die bovenop het daadwerkelijk teveel betaalde bedrag komt.
Een jaar geleden kwam het Europese Hof van Justitie in Luxemburg tot de conclusie dat de heffingen niet gestoeld waren op een correcte berekening. Het Hof werd ingeschakeld nadat de Tiense suikerraffinaderij zich over de heffingen beklaagde, eerst alleen maar later met andere verwerkers. De Europese Commissie stelde daarop voor dit bedrag terug te betalen en de lidstaten hebben dit voorstel nu aangenomen.
De gemeenschappelijke marktordening in de suikersector werd in 1968 ingesteld met als doel een eerlijk inkomen voor EU-producenten te garanderen. Ook was het doel dat de EU voor haar suikerbehoefte onafhankelijk is van importen. Om de suikerproducenten te steunen, was de sector lang onderworpen aan prijssteun en productiequota. Dit regime werd op 30 september 2017 beëindigd.
Suikerheffingen waren een vast onderdeel van het suikerquotum-regime. Bedrijven die meer dan het aan haar toegekende quotum hadden geproduceerd, moesten over dit overtollige volume heffingen betalen. Deze heffingen werden opgenomen in de EU-begroting.