Startpagina Melkvee

Loeren bij boeren aan de andere kant van de grens

Boeren uit Vlaanderen, Wallonië en Frankrijk kwamen eens samen. Het klinkt als het begin van een grap, maar het is wat boeren in het Protecow-project doen. Vorige week donderdag kwam het gezelschap voor de eerste keer samen en bezochten ze het bedrijf van Thibault en vader Francis Lamérand in Le Bizet, net over de taalgrens.

Leestijd : 6 min

Voor wie zo dicht bij de grenzen woont, is het logisch om grensoverschrijdend te denken. Het bedrijf Lamérand bevindt zich in Wallonië, maar op amper 50 meter van de Franse en 200 meter van de Vlaamse grens. Zoon Thibault kwam in het bedrijf in 2015, en het vleesvee werd afgestoten. De ambitie om te groeien in het melkvee maakte de keuze duidelijk. In de nieuwe stal is er plaats voor maximum 140 koeien, een verdubbeling ten opzichte van voorheen. Maar ook op het vlak van de individuele melkgift zijn er ambities. “De koeien geven zo’n 10.000 liter per jaar, maar op langere termijn wil ik naar de 12.000 liter”, aldus Thibault. Op kortere termijn liggen de ambities vooral op kostenbeheersing. “We hebben altijd veel krachtvoer gebruikt, wat toch vrij veel geld kost. We willen minderen.”

Vijf kenniscentra

Wie krachtvoer zegt, zegt ook eiwit. Doel van het Protecow-project is om hun eiwitautonomie te verbeteren. Maar liefst vijf kenniscentra begeleiden de boeren. Het gaat om ILVO en Inagro uit Vlaanderen, CRA-W uit Wallonië, en Avenir Conseil Elevage en Idele uit Frankrijk.

In een eerder project waren zes Franse en zes Vlaamse boeren al verenigd in een studieclub. Met het Protecow-project sluiten daar nog eens zes Waalse melkveehouders bij aan.

Krachtvoerverbruik

Met achttien melkveehouders kan moeilijk over een representatieve steekproef gesproken worden. Toch vallen er tussen de groepjes boeren toch enkele opvallende verschillen te noteren. Zo is het krachtvoerverbruik in Vlaanderen merkelijk hoger dan in Frankrijk. De Waalse melkveehouders in de groep gebruiken zelfs nog wat meer krachtvoer. “De Fransen zaten aan 130 gram krachtvoer per liter melk, tegenover 160 gram krachtvoer per liter bij ons. Maar de gehalten liggen bij ons dan weer hoger”, legt Eddy Decaesteker uit, adviseur melkveehouderij bij Inagro’s Bedrijfsadvisering Melk (BAM).

Meer met minder

Is de conclusie dan dat Belgen minder krachtvoer moeten verstrekken? “Het doel moet niet zozeer zijn om minder krachtvoer te gebruiken. Als je toch ruwvoeder moet aankopen, is het soms zelfs efficiënter om eerst eens naar de goedkopere krachtvoersoorten te kijken. Het doel moet eerder zijn om meer liters uit dezelfde hoeveelheid krachtvoer te halen”, zo oordeelt hij.

De Franse boeren in de groep kijken wat verbaasd naar het hogere krachtvoerverbruik bij ons. “Jullie hebben geen vertrouwen in het ruwvoeder dat jullie telen”, is daarbij een gebruikte boutade. De Fransen reageren nogal nuchter op dat Belgische krachtvoerverbruik. Ze gaan meer uit van de stelregel dat koeien die meer melk geven, ook wel meer (ruw)voeder zullen eten. In ons land willen boeren geen risico lopen op een negatieve energiebalans die te diep zou worden.

Gras als akkerbouw

Maar Franse boeren kunnen ook iets leren van Vlaamse en Waalse boeren. In een vergelijking tussen de groepen viel op dat Vlaamse boeren in verhouding tot de totale ruwvoederoppervlakte dubbel zoveel permanent grasland hebben dan Franse collega’s. Dat wijst op de schaarste aan land in Vlaanderen.

Getuige daarvan ook het feit dat Vlaamse boeren toch een iets grotere veebezetting (grootvee-eenheden/ha) hebben dan Waalse of Franse collega’s. “Het gevolg is ook dat boeren van bij ons het grasland meer uitbaten op een akkerbouwmatige manier dan in Frankrijk”, aldus Eddy Decaesteker. Belgische melkveehouders weten meer hoe ze de vet- en eiwitgehaltes in de melk kunnen verbeteren door meer graskuil van een goede kwaliteit te gebruiken in hun rantsoenen.

Bij Franse melkveehouders beschouwt men grasland eerder als iets wat er nu eenmaal is.

Cornglutenfeed

Het doel van het project is om de rentabiliteit van de melkveehouderij te verbeteren. Het middel is om de stikstofinput en de import van sojaschroot per geproduceerde liter melk te doen dalen. “Het streven is om 5 tot 10 euro winst per 1.000 liter melk te behalen door een betere stikstofbenutting”, zo klonk het.

Het handvat hierbij vormen negen zogenaamde ‘oplossingsfiches.’ Deze gaan onder meer over het vroeger maaien van gras, de benutting van najaarsgras, het telen van luzerne en rode klaver, het inkuilen van mengteelten en het inpassen van koolzaadschroot en cornglutenfeed in het rantsoen.

Eén van de deelnemers in de internationale studieclub is Carl Vanhoutte uit Zillebeke (Ieper). Hij melkt er 120 koeien. Het rantsoen bestaat uit maïs, gras, pulp, gerst, soja, bestendige soja en mineralen. In de zomer worden de koeien 8 uur per dag beweid. “Mijn persoonlijk doel is om meer liters melk per koe te halen met dezelfde hoeveelheid krachtvoer”, aldus Carl. Met een lage krachtvoerkost per liter melk wil hij bestand zijn tegen dalen in de melkprijs. Daarnaast wil hij door deelname ook bedrijfsblindheid vermijden.

Collega Jean-Paul Fiers uit Hondschoote wil vooral zo autonoom mogelijk zijn en via de studieclub streven naar optimale bedrijfsresultaten.

Alles in de kelder

Naar optimale bedrijfsresultaten streven, dat is uiteraard ook het doel van Thibault en Francis Lamérand. Vader Francis leidt ons rond op het bedrijf. “We beschikken over 60 ha land rond het bedrijf; dat betekent dat we weinig verliezen aan transport van ruwvoeder.”

In de nieuwe stal staat een 2 x 16 Delaval Solidex zij-aan-zij-melkinstallatie. “We wilden beweiden, dus robots waren voor ons geen optie”, was de overweging van Francis en diens zoon.

Alle motoren, leidingen en pompen bevinden zich onder de melkstal in een kelder, iets wat Thibault en Francis eerder in Nederland hadden gezien. “Die kelder zorgt ervoor dat alles vorstvrij en proper zit, en dat er weinig lawaai is in de melkstal zelf”.

De koeien komen de melkstal binnen langs voor, en gaan langs achter weer buiten. Het melken van de 120 koeien duurt nu ongeveer een uur. “Melken kan alleen, maar met twee is toch comfortabeler”, geeft Francis ruiterlijk toe.

Krachtvoerverstrekking

De koeien lokken in de melkstal is geen probleem; ze krijgen krachtvoer verstrekt. Het TMR-rantsoen is berekend op 30 liter en wordt aan het voederhek gegeven; alles wat meer is, wordt in de melkstal gegeven.

Dat verstrekken van het krachtvoer gebeurt geleidelijk aan tussen de 6 en 9 minuten, afhankelijk van de melksnelheid van de individuele koe. “Het zorgt voor rustigere koeien. Die rust is ook de reden waarom we niet voor krachtvoerautomaten zoals in de oude stal hebben gekozen. Krachtvoerautomaten zorgen altijd toch voor wat beweging en onrust in de stal.”

Wanneer de koeien uit de melkstal komen, passeren ze een selectiepoort. Deze leidt ze terug naar het ligboxengedeelte, of naar de ruime strobox. Naast de strobox ligt nog een gedeelte met een 15-tal ligboxen dat apart afsluitbaar is. Het is de plaats waar bijvoorbeeld de tochtige koeien apart gehouden worden.

Vruchtbaarheid

Zoon Thibault insemineert zelf. Via halsbanden wordt tocht gedetecteerd. Maar na twee inseminaties gaat de koe naar de stier, die in een aparte box gehuisvest wordt. “De stier is nog altijd de beste inseminator. En bovendien zorgt hij er ook voor dat koeien hun tochtigheid nog beter tonen”, vertelt Francis nog een voordeel.

Een mestrobot met waterverneveling houdt de roosters proper. Het aanschuiven van het voeder gebeurt momenteel met een bobcat en een pak stro als stootkussen. “Het beschadigt de beton niet, en het is niet erg als er wat in het voeder terechtkomt”, zo klinkt het.

In de ligboxen is gekozen voor matrassen. Het gaat om vrij harde matrassen, zodat eventueel gelekte melk niet blijft liggen.

Unieke voedergang

De koeien verlaten de stal richting de weide langs de zijkant. Dat heeft te maken met de oriëntatie van de stal langs de noord-zuid as. De noordkant van de stal is volledig dicht, en heeft zelfs geen poort. Wel heeft de noordkant eveneens een voedergang, zodat die voedergang in een U-vorm rond het ligboxengedeelte ligt. Op die manier worden er extra eetplaatsen gecreëerd. “In de stal is er met de strobox inbegrepen plaats voor 140 koeien, en we hebben 150 eetplaatsen. Eén eetplaats per koe is een absoluut minimum”, legt Francis uit. “En het is ook heel makkelijk om ‘s avonds nog eens een ronde in de stal te doen.” Nadeel van de dubbele voedergang is dat de stal vrij breed is geworden, zodat de nok ook hoog kwam te liggen, om voldoende hellingsgraad te hebben voor de ventilatie via de open nok.

Het dak is niet geïsoleerd, maar desondanks leerde de voorbije zomer dat hitte niet echt een probleem vormt. “Als het buiten echt heet was, kwamen de koeien vrijwillig zelfs weer naar binnen.” Francis had dit zelfs liever dan dat ze buiten onder de bomen schaduw zochten. “Ze liggen dan allemaal bijeen en mesten dan ook op dezelfde kleine plaats. De koeien die binnen verkoeling zochten, bleven merkelijk properder.”

IDC

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken