Insecten rukken op in graanvelden
Waarnemingen door het Landbouwcentrum Granen (LCG) en partners laten deze week zien dat de insecten in graanvelden aan het oprukken zijn. Als advies geldt om naar uw percelen te kijken en tellingen uit te voeren om te zien of de schadedrempel overschreden is of niet om een behandeling uit te voeren.
Deze week werd bij 39% van de waarnemingen bladbluizen teruggevonden. Gemiddeld was op 8% van de halmen één of meer bladluizen aanwezig, m.a.w. gemiddeld beneden de schadedrempel. Bij 8 van de waarnemingspercelen werden kolonies teruggevonden.
De meest gevoelige periode voor schade door bladluizen is de periode vanaf het in aar komen tot het begin van de afrijping van het graan. Vooral in de periode tussen de stadia "alle aren uit" en "einde bloei" kunnen de bladluizen grote schade aanrichten.
Algemene schadedrempels waarbij een bladluisbestrijding rendabel is (percentages halmen bezet met minstens 1 bladluis):
- begin aarstadium: ± 30%
- aren 100% uit + stadium bloei: 20 tot 25%
- begin waterrijpstadium: 30 tot 35%
- begin deegrijpstadium: meer dan 35%
Graanhaantje
Ook deze week monitorden de medewerkers van het Landbouwcentrum Granen en partners op 30 Vlaamse percelen de druk van het graanhaantje.
In wintertarwe zien ze algemeen dat de piek van larven van het graanhaantje voorbij is. Er worden amper nieuwe eitjes geteld en ze zien reeds de eerste poppen. Voor het gros van de percelen is behandeling niet meer aan de orde. Uitzonderlijk (2 op 30 percelen) wordt een lichte toename gezien.
In zomertarwe zien ze nog steeds nieuwe eitjes en is de larvale piek nog niet bereikt, maar blijft de druk voorlopig beperkt.
De druk van bladluizen blijft laag, maar sporadisch worden kleine bladluiskolonies gezien . De druk neemt sneller toe in zomertarwe dan in wintertarwe. Ook de aanwezigheid van natuurlijke vijanden neemt langzaam toe.
Tarwe stengelgalmug
Om de evolutie van de tarwestengelgalmug op te volgen werden er door Inagro, afdeling Akkerbouw (Rumbeke-Beitem) gele vangbakken geplaatst op percelen granen in de zwaardere gronden in de kustpolder, die een risico bieden voor aantasting door de tarwestengelgalmug. De waarnemingen worden uitgevoerd op gewas zonder insecticidebehandeling.
Op 1 van de 4 waarnemingsvelden werden afgelopen week tarwestengelgalmuggen gevangen, doch beperkt.
Op 3 van de 4 waarnemingsvelden werd er afgelopen week eileg vastgesteld, doch slechts sporadisch tot zeer sporadisch.
Op basis van de huidige waarnemingen zijn specifieke behandelingen tegen de tarwestengelgalmug in de volgende dagen normalerwijze niet nodig.
De muggen komen pas te voorschijn vooral na wat regen en bij weinig wind en zachter weer. Wanneer het weer bevorderlijk wordt voor de vluchten van de tarwestengelgalmug (zachter weer met weinig wind) wordt er in percelen met veel granen in de vruchtwisseling tijdens de laatste jaren, geadviseerd de eileg goed op te volgen. Indien gemakkelijk eileg gevonden wordt, kan een insecticidebehandeling een positieve impact verwezelijken.
Orange tarwegalmug
Op deze 4 percelen werd ook de oranje tarwegalmug opgevolgd. Op de percelen te Meetkerke en Oudenburg werd de schadedrempel voor de oranje tarwegalmug ruimschoots overschreden.
Waar de tarwestengelgalmug voorkomt, komt dikwijls ook de oranje tarwegalmug voor. Heel waarschijnlijk profiteert de tarwestengelgalmug van dezelfde bevorderlijke omstandigheden als de oranje tarwegalmug, zoals minder ploegen, meer granen in de vruchtwisseling, gronden die een voldoende vochtgehalte in stand houden, vochtiger en warmer klimaat.
Het is uit voorzorg aan te bevelen om de velden tarwe die zich momenteel in het gevoelig stadium bevinden (tussen het verschijnen van de aar uit de vlagbladschede en einde bloei), onmiddellijk te controleren op de aanwezigheid van de oranje tarwegalmug.
Wat doen (bij gevoelige rassen)?
1. Per individueel perceel/ras het ontwikkelingsstadium van de tarwe opvolgen; zolang de aar in de bladschede zit is er geen risico.
2. Vanaf het verschijnen van de aar uit de vlagbladschede tot einde bloei, moet men de situatie beoordelen in functie van de weersomstandigheden en de waarnemingen te velde:
- regenachtig, fris of winderig weer tijdens de avond belemmert de eileg
- daarentegen begunstigen zachte en windstille avonden de activiteit van de wijfjes; in deze omstandigheden kan men de oranje tarwegalmug (een klein fel oranje mugje, 2 tot 3 mm lang) zig-zag zien vliegen tussen de aren, waarbij de mug zich op de aar zet om eitjes af te zetten.
Een drempel waarboven een insecticidebehandeling nuttig kan zijn wordt geschat op een twintigtal individuen per m². Deze waarneming dient ’s avonds uitgevoerd te worden bij zonsondergang (rond 21u30, niet vroeger). Het aantal galmuggen kan men inschatten door een stok zachtjes over de aren te laten glijden en het aantal wegvliegende galmuggen te tellen.
Een aanvullende mogelijkheid om de aanwezigheid van de oranje tarwegalmug vast te stellen is het plaatsen van gele vangbakken (gevuld met water en detergent) in het graangewas. Volgens Arvalis (Frankrijk) bedraagt de drempel waarboven schade kan verwacht worden 10 mugjes per 24 uur in de gele vangbak. Een insecticidebehandeling kan dan uitgevoerd worden wanneer er ’s avonds galmuggen vastgesteld worden in het gewas, m.a.w. tijdens de vluchten.
Er wordt aangeraden om dagelijks de controle uit te voeren.
3. Wanneer de drempel overschreden is kan een insecticidebehandeling nog dezelfde avond uitgevoerd worden of de dag erna.
Ter bestrijding van de oranje tarwegalmug kunnen insecticiden op basis van een pyrethroïde ingezet worden. De behandeling dient ’s avonds uitgevoerd te worden tijdens de vluchten (het insecticide dient immers in contact te komen met de tarwegalmug). Bij de behandeling voldoende water gebruiken.