Startpagina Vleesvee

Wind als perfecte aanvulling op zonne-energie

Wat hebben het Rode ras van West-Vlaanderen, de teelt van veldbonen en een kleine windmolen met elkaar gemeen? Het zijn drie strategische keuzes van Johan en Lieve Debruyne-Taveirne om als ‘Hof Ter Wilgen’ zoveel mogelijk op eigen benen te staan. De windmolen maakte van Johan een trotse windenergie-pionier, maar wel één met een nuchtere kijk. “Rijk word je er niet mee, maar het kan wel goed passen op het bedrijf.”

Leestijd : 8 min

D e kleine windmolen (mast 15 meter hoog, wieken diameter van 4,3 meter) is zonder twijfel de blikvanger voor wie de kasseiweg naar de boerderij opdokkert. Maar passanten die iets van runderen kennen, vallen ongetwijfeld ook de rode runderen op die onder die windmolen grazen. Er zouden nog een tiental boeren zijn die op een professionele manier met het ras werken. “Er wordt tegenwoordig vaak gezegd dat er met vleesvee geen euro meer te verdienen valt. Maar ik ben ervan overtuigd dat het wel kan, op voorwaarde dat je je er volledig op kan toeleggen.”

Focus vleesvee

Er zich volledig op kunnen toeleggen, dat is wel nodig op het bedrijf van Johan en Lieve. Op het gesloten vleesveebedrijf vinden er een 100-tal kalvingen per jaar plaats, praktisch het hele jaar rond. Het bedrijf telt in totaal zo’n 280 dieren. In 2000 nam Johan samen met Lieve het bedrijf van haar ouders over. Daarvoor had Johan een verleden bij een loonwerker, wat ongetwijfeld zijn interesse in techniek levendig heeft gehouden. “Het was hier een typisch gemengd bedrijf, met ook nog wat zeugen en kippen. Wij hebben volledig gefocust op het vleesvee”.

Typisch West-Vlaams

Het Rode ras is typisch West-Vlaams. “In vergelijking met Belgisch Witblauw is het iets minder bespierd, maar daar tegenover staat een betere groei en vooral een betere omzetting van ruwvoeder naar vlees”, legt Johan uit. Het vlees heeft ook meer intramusculair vet, waardoor het beter zou smaken.

Biest belangrijk

Op het bedrijf zijn er zowat het jaarrond kalvingen. Pasgeboren kalveren wegen gemiddeld tussen de 50 en 60 kg, en komen veelal met een keizersnede ter wereld. “Zonder keizersnede is niet altijd beter. Ik herinner me nog kalvingen van 30-40 jaar terug waarbij drie buren kwamen trekken om uit na veel werk een dood kalf over te houden en een koe die niet meer recht kon. Dan geeft een keizersnede minder risico, zeker als je ziet dat sommige koeien gewoon blijven herkauwen tijdens de operatie.”

Een goede start is half gewonnen, en dat is voor kalveren van het Rode ras van West-Vlaanderen zeker zo. “Binnen het eerste half uur streef ik ernaar om twee liter biest te geven; en vier liter binnen de eerste zes tot acht uur. Sinds enkele jaren gebruik ik een sonde als de kalveren niet zelf willen drinken. De voorkeur gaat uit naar zelfstandig drinken, maar de ondervinding is dat een goede vroege biestopname zorgt voor een betere gezondheid op latere leeftijd.”

Triticale

Na de eerste biestverstrekking krijgen de kalveren de tijd om rustig op gang te komen. De eerste week krijgen de kalveren melk uit melkpoeder met antitstoffen uit colostrum (24 % ruw eiwit), gevolgd door een melkpoeder op basis van magermelkmoeder (22 % eiwit) en later nog een weipoeder (21 %). Vanaf een leeftijd van vijf dagen krijgen de kalveren ook ‘snoep’-korrels, later vervangen door kalvervlokken en hooi.

Op een leeftijd van drie of vier maand krijgen de kalveren triticale in het rantsoen. De veevoederfabriek mengt eigen geteelde triticale onder het jongveemeel. “We telen een ha of 6-7 triticale. Van triticale kan je nog net iets meer in het rantsoen verwerken dan tarwe. We proberen op alle vlakken zoveel als mogelijk zelfvoorzienend te zijn; de triticale past daarin.”

Het Rode ras van West-Vlaanderen is een ras dat uitstekend ruwvoeder in vlees omzet.
Het Rode ras van West-Vlaanderen is een ras dat uitstekend ruwvoeder in vlees omzet.

Vooral gras

Maar nog belangrijker dan de triticale in de jongvoederbrok, is het gras op de weiden. “Ik denk dat koeien hier voor 80 % van hun leven op gras of voordroog zitten. De vaarskalfjes komen vanaf een leeftijd vanaf drie maanden buiten tijdens de zomer. Ik heb ook een aantal echt zogenaamde ‘vette’ polderweiden.” Van de leeftijd van zes maanden tot een jaar en een half krijgen de kalveren een rantsoen met 50 % maïs en 50 % gras. In de zomerperiode valt de maïs zelfs grotendeels weg. “Het ras blijft vlees aanzetten op gras alleen; dat is echt een sterkte van het Rode ras”, ervaart Johan. Ook de zoogkoeien doen het uitstekend op de weide. “Zij trekken zelfs in de winter hun plan met 80-90 % voordroog. Als ze in november binnenkomen van de weides staan ze meestal ruimt genoeg in conditie. Het is niet dat we geen krachtvoer willen geven, maar het is gewoon niet nodig.” Koeien krijgen voor het afkalven geen krachtvoeder, enkel wanneer de conditie toch wat minder is.

Vruchtbaarheid

Het Rode ras van West-Vlaanderen omvat eigenlijk twee types. Naast een vleesveetype is er ook een melkveetype. Dat maakt het aantal beschikbare dekstieren beperkt. Johan werkt enkel met natuurlijke dekking, en wijst elke stier maar maximum 10 of 15 koeien toe, om zo het risico te spreiden. Nieuwe dekstieren moeten het zelfs met minder dieren doen. Koeien kalven een eerste keer af op een leeftijd tussen 2 en 2,5 jaar. Het opvolgen van het afkalfmoment gebeurt via cowsonweb, met een sonde in de schede wordt de temperatuur opgevolgd. De tussenkalftijd vorig jaar bedroeg 380 dagen. “Daarmee zitten we goed; het Rode ras is vroegrijp, vruchtbaar maar ook schurftbestendig”, klinkt Johan tevreden.

Veldbonen

Koeien en stieren kennen in de afzet een apart traject. De stieren gaan in hetzelfde circuit als de Belgisch Witblauwe. De koeien gaan na een aantal kalvingen naar de bekende slager Dierendonck, die heel wat sterrenrestaurants bedient. In de afmest krijgen de dieren ad libitum maïs, aangevuld met 10 kg aardappelen en 1 kg krachtvoeder (waarvan 50 % triticale) per 100 kg levend gewicht. Daar bovenop komt 1 kg veldbonen als eiwitgewas. “Het is nu het tweede jaar dat ik veldbonen geef in de afmestfase. Vorig jaar heb ik veldbonen aangekocht bij een collega landbouwer. Afgelopen seizoen hebben ze afgezien door het water in de winter en de vorst erna. Dit jaar heb ik voor het eerst zelf winterveldbonen geteeld en brachten ze 5 ton/ha op, maar wel aan 26 % eiwit.”

De eigen geteelde en gemaalde veldbonen zorgen voor extra eiwit in het rantsoen.
De eigen geteelde en gemaalde veldbonen zorgen voor extra eiwit in het rantsoen.

De veldbonen worden zowat op hetzelfde tijdstip als de tarwe gedorst. Vervolgens worden ze geplet. Johan maalt de bonen zelf, om op die manier nog meer het afmestvoeder in eigen handen te kunnen nemen. “Het is echt onze filosofie om zoveel mogelijk zelf te doen en tussenschakels te vermijden. Het krachtvoer halen we zoveel mogelijk zelf af bij de veevoederfabriek, ik doe de vrouwelijke dieren zelf naar het slachthuis, ik probeer zoveel mogelijk onderhoud aan de machines zelf te doen. Op die manier kunnen we kosten drukken.”

Energieprofiel

Ook het zelf voorzien in energie past in die filosofie. Het elektriciteitsverbruik op het bedrijf is met zo’n 12.000 kwh eerder beperkt, zeker in vergelijking met een melkveebedrijf. “Bovendien verbruiken wij de meeste energie in de winter als de runderen binnen zitten. In de zomer hebben we geen licht nodig, en draaien de pompen veel minder. Dat maakte zonnepanelen voor mij op het eerste zicht minder logisch, aangezien die vooral in de zomer produceren.”

Johan ging aan het denken en kwam al snel bij wind uit. Het bedrijf is relatief hoog gelegen op een heuvel, met relatief weinig grote obstakels. Er is meer productie in de winter en ook ‘s nachts. Om zeker te zijn van de rendabiliteit van een kleine windmolen heeft Johan een jaar lang met een weerstation de windsnelheid gemeten op een mast van 11 meter hoogte. Dat vergeleek hij met de resultaten van Greenbridge, een ‘proefveld’ van kleine windmolens is Oostende. Ook schoolde hij zich bij via diverse vergaderingen.

Drie voorwaarden

Voor mij zijn er drie belangrijke voorwaarden om te beslissen of een kleine windmolen op het bedrijf past. Ten eerste moet je een goede locatie hebben. Aan de Westhoek en de kust kan het nog rendabel zijn, maar in Limburg is die kans al veel minder. Als je twijfelt moet je altijd een windmeting doen. Soms zijn er al grote verschillen op 1 kilometer afstand. De zuidwestenkant moet open zijn.

Een tweede voorwaarde is voor mij dat je een goede windmolen kiest. Tussen de verschillende kleine windmolens is er heel wat rommel op de markt. Je moet echt kiezen voor een gecertificeerde windmolen die in een proefopstelling gestaan heeft en objectief is gemeten. En een derde voorwaarde is dat je de windmolen vergund krijgt”, glimlacht Johan.

Eerste van West-Vlaanderen

Het in orde krijgen van die bouwvergunning heeft voor Johan wel wat voeten in de aarde gehad. Een eerste bouwvergunning werd in 2012 geweigerd door de stad Diksmuide. De provincie had geen beleidskader. In 2014-15 werd een tweede aanvraag afgeketst. “Aangezien ik toch verder wou met energieproductie, heb ik voor 5 kilowattpiek zonnepanelen geïnstalleerd. Omdat ik nog met een terugdraaiende teller wou werken, waarvoor de grens ligt op 10 kilowattpiek, kon ik deze daarna maar aanvullen met een echt kleine windmolen, maar ik wou vooruit.”

In 2016 kreeg Johan zijn bouwvergunning voor de eerste kleine windmolen van West-Vlaanderen te pakken. Het werd een Enair-windmolen, met een vermogen van 3,5 kwpiek, met een omvormer van 5 kwpiek. De ashoogte kwam op 15 meter, en de wieken hebben een diameter van 4,3 meter.

Vlif-steun

De windmolen is nu aan zijn tweede jaargang bezig. Johan heeft dus al de eerste cijfers. Het eerste jaar produceerde de windmolen 3.700 kwh, waar 4.000 verwacht werd. “Maar 2017 was algemeen een minder goed windjaar, zelfs voor de grote windmolens. Dit jaar haalden we de eerste jaarhelft al meer dan 2.000 kwh, dus dit jaar zal merkelijk beter zijn”, is Johan tevreden.

De investeringskost van de windmolen bedroeg voor hem zo’n 15.000 euro. Wie investeert, kan hier vandaag ook 30 % VLIF-steun voor verwachten. De terugverdientijd op het bedrijf wordt daardoor op 10 jaar geschat, de restwaarde van de mast en de kleine windmolen meegerekend. “Als alles normaal verloopt, zal dit wel kloppen. De windmolen is verzekerd. Bij felle wind kan hij de wieken wat uit de wind draaien, maar blijft hij produceren. Het onderhoud kan ik zelf. Via het hydraulisch systeem van de tractor kan ik de mast eenvoudig naar beneden laten zakken, gewoon een rij bouten losmaken en de olieleidingen aankoppelen.”

Via hydraulische cilinders (hier beschermd door plastic buizen) kan Johan de windmolen met de tractor naar beneden halen voor onderhoud.
Via hydraulische cilinders (hier beschermd door plastic buizen) kan Johan de windmolen met de tractor naar beneden halen voor onderhoud.

Vlakkere productie

Doordat hij zonnepanelen én een windmolen heeft, ziet hij hoe beide technologieën complementair werken. Zijn jaarproductie is veel vlakker nu. Om nog meer energie-onafhankelijker te worden, is er nu ook een zonneboiler op het bedrijf geïnstalleerd voor de productie van warm water. “Die laatste investering was voor mij niet rendabeler dan de zonnepanelen. Wie zelf energie wil produceren en vooral in de zomer verbruikt, zou ik in de eerste plaats tochzonnepanelen aanraden. De effectieve terugverdientijd van de windmolen zullen we maar na tien jaar zeker weten, maar langs de andere kant: wie kent de terugverdientijd van die nieuwe tractor op het erf.”

IDC

Lees ook in Vleesvee

Meer artikelen bekijken