Startpagina Melkvee

Tien tips voor een optimale jongvee-opfok

“Het effect van management op de uiteindelijke melkproductie is drie tot vijf keer groter dan dat van de genetica van het dier”, opent dierenarts Karel Verdru de eerste studienamiddag in het kader van het Vlaio-project ‘JongLeven’. Dat wil zeggen dat een melkveehouder de productie van zijn kudde al vastlegt bij de opfok van zijn jongvee.

Leestijd : 5 min

Als hoe je je jongvee opfokt meer bijdraagt tot de melkproductie van een koe dan haar genetica, dan wil je daar toch alles over weten? Geen wonder dat de zaal die het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) had voorzien voor de studienamiddag rond jongvee-opfok tot de nok toe gevuld was.

De studienamiddag rond jongvee-opfok van JongLeven lokte zo’n 175 toehoorders.
De studienamiddag rond jongvee-opfok van JongLeven lokte zo’n 175 toehoorders. - DC

De melkveehouders hadden één algemene vraag voor de wetenschappers die hun onderzoek kwamen voorstellen. Welke factoren kan je aanpakken, en hoe ga je daarbij tewerk? Landbouwleven vat hun antwoorden samen in tien handige tips.

1. Let op de energiebehoefte

Uit literatuuronderzoek haalt Verdru aanduidingen voor een lager geboortegewicht bij vaarskalveren. Voor een efficiënte productie insemineert een melkveehouder zijn vaarzen vanaf 14 maanden. “Een groot deel van de groei gaat door tijdens de dracht”, zegt Verdru. “De vaars heeft bijgevolg veel energie en voedingsstoffen nodig.”

Hetzelfde geldt voor meerdere kalfskoeien met een economisch interessante tussenkalftijd van 385 tot 400 dagen, stelt de dierenarts. “Meerdere kalfskoeien met een hoge melkproductie tijdens de dracht krijgen kalfjes met een lager geboortegewicht. Een groot deel van hun melkgift gebeurt tijdens de volgende dracht, en vraagt veel energie, ten koste van het kalf.”

2. Respecteer 6 weken droogstand

“Ook een kortere droogstand (minder dan zes weken) heeft een negatief effect op het geboortegewicht. Voor de koe is de droogstand een periode om te recupereren van haar lactatie. Als ze daar geen energie meer in moet steken, kan er meer energie naar haar kalf”, vertelt Verdru. Waarom is het geboortegewicht zo belangrijk? Doorgaans hebben kalveren met een goed geboortegewicht later een betere vruchtbaarheid, gezondheid en langlevendheid.

3. Vermijd hittestress

Een studie uit 2016 toont dat koeien die tijdens de laatste zes weken van de dracht last hebben van hittestress, kalfjes krijgen met een lager geboortegewicht. Daarnaast bereiken minder kalfjes hun eerste lactatie (66  % ten opzichte van 85  % in een gekoelde omgeving).

Uit Belgische en Nederlandse data van CRV, verzameld over 15 jaar bij meer dan 4 miljoen Holstein-vaarzen, concludeerde Verdru dat vaarsjes geboren tijdens warmere maanden sneller groeien en tijdens hun eerste lactatie iets meer melk kunnen geven. Ze zouden wel meer last hebben van vruchtbaarheidsproblemen en metabole ziekten.

4. 6 L biest binnen 24 uur

Ilke Van Hese, onderzoeker bij ILVO, onderzoekt de kwaliteit van biest en de opname van antistoffen door kalveren. Hoeveel biest heeft een kalfje nodig om goed te zijn? Hoeveel tijd heb je om die hoeveelheid toe te dienen? “Na 24 uur neemt de darm van het kalfje minder antistoffen op: de zogenaamde gut closure. Binnen die tijd heeft een kalfje ongeveer een tiende van zijn lichaamsgewicht aan biest nodig. Over het algemeen komt dat overeen met 6 L”, verheldert ze.

Hoe ga je daarbij het beste te werk? “Het algemeen advies is om het kalf weg te halen bij de koe. Zo heb je meer controle over de kwaliteit en de hoeveelheid biest die het kalfje binnen krijgt. Vaak drinken ze niet genoeg, of te laat, bij de moeder”, waarschuwt ze. “Of je meteen alle biest toedient of ze verdeelt over twee voederbeurten, maakt niet veel uit voor de antistoffenconcentratie in het bloed van het kalfje. Maar 6 L is teveel voor één keer. Hou het bij 4 L kwaliteitsvolle biest dan.”

5. Biest van eigen moeder

Volgens Van Hese krijgen kalfjes het beste biest van hun eigen moeder. “Sommige cellen worden beter opgenomen als ze van de eigen moeder komen. De biest melk je best zo snel mogelijk na kalven uit. Per uur daalt de concentratie aan de antistof immunoglobuline G (IgG) immers met 3,7 percent.”

Kan biest van de eigen moeder niet, bijvoorbeeld omwille van slechte kwaliteit? De op één na beste optie is om je eigen biestbank in de diepvries aan te spreken. “Vaak zitten daar antistoffen in tegen bedrijfseigen pathogenen. Bovendien neem je dan geen risico op het gebied van bioveiligheid”, licht Van Hese toe. “Noteer telkens heel goed de datum, de kwaliteit en de koe die ze aanleverde.”

6. Ontdooi au bain-marie

“Ingevroren biestmelk ontdooi je het beste au bain-marie. Pas op, zorg ervoor dat het water niet warmer is dan 60 °C. Zo niet gaan de antistoffen kapot. Controleer na ontdooien opnieuw de kwaliteit”, aldus Van Hese. Is diepgevroren biestmelk even goed als verse? En zoniet, welk kwaliteitsverlies treedt er op in de diepvries? “Bij invriezen sterven de witte bloedcellen af. Die zijn ook goed voor de immuniteit van het kalf”, verduidelijkt de onderzoeker.

7. Meet biestkwaliteit

Met kwaliteitsvolle biest bedoelt Van Hese biestmelk met meer dan 50 g IgG per L. Ze hamert op kwaliteitsbepaling. “Meten is weten”, vindt ze. Toch meet 40 % van de melkveehouders de biestkwaliteit niet, volgens het project Veepeiler biestmanagement van Dierengezondheidszorg (DGZ) Vlaanderen. Iets minder dan een derde van hen gebruikt een colostrometer, waarbij de biest op 20 °C moet zijn, terwijl 7  % op de optische refractometer vertrouwt.

In biestmelk zit veel variatie. “Koeien die meer dan drie keer gekalfd hebben, hebben een hogere concentratie antistoffen in de biest. Logisch, die koeien hebben in hun leven met meer ziektekiemen te maken gehad”, weet Van Hese. Opmerkelijk is dat de antistofconcentratie in biest van koeien die te weinig eiwitten en koolhydraten opnemen niet verschilt van die van goed doorvoede dieren, terwijl ze wel verschilt in het bloed van de kalfjes die de biest drinken.

8. Bewaar biest veilig

Niet alleen het gehalte aan antistoffen is belangrijk, de biestmelk bevat het best zo weinig mogelijk bacteriën. “Ze bemoeilijken de opname van antistoffen en kunnen het kalf ziek maken”, legt Van Hese uit. Hoe houd je ze uit de biestmelk? “Tussen toedieningen bewaar je de biest bij 4 °C in een koelkast in de stal. Diepvriesbiest kan je maximum één jaar bewaren”, raadt ze aan.

9. Speen op krachtvoeropname

Volgens de enquête van project JongLeven speent 65  % van de Vlaamse melkveehouders op leeftijd. Karen Goossens, onderzoeker aan het ILVO, vergeleek verschillende speenregimes met elkaar en besloot dat spenen vanaf een krachtvoederopname van minimum 750 g per dag - en dat gedurende een week - optimaal werkt. Daarbij raadt ze aan de week voor het spenen de toediening van melk af te bouwen en al vanaf week twee voldoende krachtvoer, hooi en water te voorzien.

10. Beperk verandering bij spenen

Spenen gaat gepaard met de nodige stress. Nadien lopen kalveren tegen een speendip aan. De groei valt tijdelijk terug, terwijl ook de immuniteit even verzwakt. Hoe kan je die speendip vermijden? “Voer één verandering per keer door, in plaats van ze te combineren. Ga ze niet op dezelfde dag onthoornen, spenen en in groep huisvesten.”

Wat doe je dan eerst? “Moeilijke vraag. Eerst spenen, dan pas groepshuisvesting zou het beste zijn. Omgekeerd is realistischer. Eerst groepshuisvesting, en wanneer de kalfjes allemaal genoeg krachtvoer opnemen gezamenlijk spenen.”

DC

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken