Startpagina Akkerbouw

Doelstellingen MAP5 lang niet behaald

De waterkwaliteit in landbouwgebied schiet tekort. Sterker nog, de doelstellingen voor het oppervlakte- en grondwater uit het MAP5 (vijfde mestactieprogramma) worden niet gerealiseerd. Dat blijkt uit het ‘Mestrapport 2018’ van de Vlaamse landmaatschappij (VLM) en uit het rapport‘ Nutriënten in oppervlaktewater in landbouwgebied (2017-2018 )’ van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). De West-Vlaamse Milieufederatie en de landbouworganisaties ABS en Boerenbond reageren verschillend op het nieuws. Hoofdnoot is wel: de schuld mag niet enkel bij de landbouwers gelegd worden.

Leestijd : 6 min

E r werd gehoopt op een verbetering in 2018 ten opzichte van 2017, maar dat mocht jammer genoeg niet zijn. Na een trage verbetering op een periode van 15 jaar verbeterde de oppervlaktewaterkwaliteit niet meer sinds het winterjaar (wat betekent: van 1 juli tot 30 juni) 2013-2014. Het percentage MAP-meetpunten voor oppervlaktewater met een overschrijding van de drempelwaarde van 50 mg nitraat per liter bedraagt voor winterjaar 2017-2018 28 %. Dat is een stuk hoger dan het overschrijdingspercentage van 20 % van de vorige vier winterjaren.

Extra maatregelen in 2018

In 2017 stelde men al dat er gehandeld moest worden. Daarom werden twee maatregelen genomen. Zo werd in de focusgebieden een 1 m brede teeltvrije strook verplicht langs alle waterlopen, ook de niet-gecategoriseerde. Die kwam bovenop de al bestaande 5 m brede bemestingsvrije strook. Toezichthouders van de Mestbank werden opgedragen terreincontroles te doen opdat de maatregel effectief werd uitgevoerd.

De tweede maatregel houdt een nieuwe aanpak in voor de correctere bepaling van de mestsamenstelling. De landbouwer kon kiezen tussen een algemeen systeem met forfaitaire mestsamenstelling en een analysesysteem. Het werd mogelijk om te werken met een bedrijfsspecifieke mestsamenstelling; een vereenvoudiging van het analysesysteem.

MAP5-doel niet behaald

Zelfs met de extra twee maatregelen lijkt het streefdoel van maximaal 5% MAP-meetpunten met een overschrijding van de drempelwaarde nog ver weg. Het rapport vermeldt wel grote regionale verschillen. De bekkens van de IJzer, Leie, Boven-Schelde, Demer en Maas vertonen het hoogste percentage meetpunten met een overschrijding, namelijk meer dan 20%. Verder zijn het niet steeds dezelfde meetpunten die een overschrijding vertonen.

Het is echter niet al negatief. Bij 67 % van de meetpunten werd de drempelwaarde in de voorbije vier winterjaren zelfs helemaal niet overschreden. En voor de periode tussen de winterjaren 2008-2009 tot 2017-2018 vertoonde toch 23 % van de meetplaatsen een significant dalende trend in de nitraatconcentraties. Slechts 3 % kent een significante stijgende trend.

Ook voor fosfaat staan we nog veraf, met 63 % van de MAP-meetpunten die de milieukwaliteitsnorm overschreed in winterjaar 2017-2018. De historisch opgebouwde fosfaatvoorraad in bodem en rivieren zijn de oorzaak, en daar zal in de toekomst dus nog aan gewerkt moeten worden.

Uit het mestrapport 2018 bleek ook dat het halen van de MAP-doelstelling voor grondwater moeilijk te behalen is. Sinds 2015 blijft het nitraatgehalte hangen op 35 mg nitraat per liter, terwijl die nog moet dalen tot tot 32 mg nitraat/l tegen eind 2018.

Droge en warme weersomstandigheden

De slechtere meetresultaten zijn deels te verklaren door het droge en warme weer tijdens het groeiseizoen van 2017. De mest kon immers niet goed worden opgenomen door de bodem en dus ook door de gewassen. Tijdens de natte november- en decembermaand spoelden de nitraten uiteindelijk naar het oppervlaktewater. Voor verschillende gewassen, zoals maïs, bieten, aardappelen en groenten, leidde dit tot een hoger nitraatresidu. En hoe hoger het nitraatresidu, hoe hoger de kans op uitspoeling van nitraten naar het grond- en oppervlaktewater. Echter, de weersomstandigheden in 2017 verklaren de stagnatie sinds 2013-2014 niet.

Boerenbond en ABS wijzen daarom ook naar de weersomstandigheden als verzachtende factor. Boerenbond ijvert voor een ‘betere sensibilisering’ en een ‘goede handhaving’ van de gemaakte afspraken. ABS laat ook uit dat in de laatste jaren het klimaat niet heeft meegewerkt om de doelstellingen van MAP5 te behalen. “De inspanningen van de landbouwer zijn gewoon teniet gedaan”, klinkt het.

Mestproductie stabiliseert, mestverwerking groeit

Het mestrapport schetste ook het mestbeleid. Hieruit blijkt dat het aantal runderen stabiel blijft op 1,33 miljoen stuks, de varkensstapel verder daalde naar 6,02 miljoen varkens, maar het aantal slachtkuikens enorm toeneemt, tot 36 miljoen stuks in 2017. De dierlijke mestproductie bleef globaal gezien wel vrij stabiel met 128,2 miljoen kg N en 60,3 miljoen kg P2O5. Door nutriëntenarme voeders en verbeterde voedertechnieken probeert met nog steeds de hoeveelheid nutriënten te verlagen.

Er wordt ook steeds minder dierlijke mest op landbouwgrond afgezet: 90,6 miljoen kg N en 38,9 miljoen kg P2O5 in 2017. Er is een afname van 10 % voor N en 19 % voor P2O5 ten opzichte van 2007. Deze afname van het mestgebruik wordt gefaciliteerd door de verdere groei van de mestverwerking. Het gebruik van stikstof uit kunstmest steeg wel, door de steeds strengere P2O5-bemestingsnormen. Het gebruik van fosfaat uit kunstmest daalt verder.

17,8 miljoen ton dierlijke en ander meststoffen werden getransporteerd in 2017, 10,3 miljoen hiervan werd afgevoerd door landbouwers. De grootste fractie werd vervoerd door erkende mestvoerders met mestafzetdocumenten. Het grootste gedeelte (59 %) van die mest ging naar andere landbouwers, maar een deel (34 %) ging ook naar mestverwerkingsinstallaties. Die aanvoer van mest naar mestverwerkingsinstallaties neemt ook steeds meer toe, niet alleen uit Vlaanderen, maar ook vanuit het buitenland naar Vlaanderen. Vooral varkensmest wordt ernaar afgevoerd, namelijk 55 % van de aanvoer.

In het algemeen kan gesteld worden dat de mestbalans in Vlaanderen in evenwicht is.

Onregelmatigheden

Bij 40 % van de ongeveer 800 bedrijfsdoorlichtingen die werden uitgevoerd in 2017, werden gevolgen opgelegd. De belangrijkste sectoren die doorlicht worden zijn vee- en tuinbouwbedrijven en mestverwerkingsinstallaties. Algemeen vond men dat bij een tekort aan mestafzet nogal vindingrijk omsprong met de hoeveelheid mestopslag en de mestafvoer van het bedrijf. De nutriëntenbalans lijkt wel in evenwicht, maar er blijft toch te veel mest op het bedrijf.

De perceelsevaluatie bleek bij 70 % van de landbouwers goed, net als de bedrijfsevaluatie, die bij 50 % van de landbouwers positief. Daarenboven waren er weinig inbreuken bij terreincontroles van derogatiepercelen, maar meer bij volledige controles van derogatiebedrijven.

Verder was in het mestrapport te lezen dat bij de meerderheid van de doorgelichte mestverwerkingsinstallaties werden voornamelijk onregelmatigheden vastgesteld met betrekking tot het correct invullen van de transportdocumenten, het vaststellen van abnormaal hoge analysewaarden en het niet correct bijhouden van debietmeterstanden.

Verder vermeldde het VLM over de staat van de mestopslagen. De Mestbank controleerde bij 380 bedrijven de mestopslag in 2017 en bij 36% van die controles werden onregelmatigheden vastgesteld. “Bij 9% van de gecontroleerde mestopslagen was er sprake van ernstige inbreuken, waarbij nutriëntenverliezen naar het oppervlaktewater optraden. Bij de hercontroles lag het inbreukpercentage gevoelig lager”, aldus VLM. Ze geven ook mee dat op vlak van mestsamenstelling verbetering mogelijk is.“Zo wordt voor de mengmest van runderen, mestvarkens en zeugen, ongeveer 20% minder stikstof gevonden in het meststaal dan op het vervoersdocument, terwijl voor digestaat en effluent ongeveer de helft tot drie keer zoveel stikstof wordt vastgesteld in het analysestaal. Sinds 1 januari 2018 is een aangepaste wetgeving voorzien die het correct gebruik van mestsamenstellingen moet bevorderen.”

Gezamenlijke verantwoordelijkheid

Hoewel er al duidelijke inspanningen werden gedaan vanuit de land- en tuinbouwsector, zijn we er nog lang niet. De waterkwaliteit moet beter en volgens de Mestbank en het CVBB is er in ieder geval nog vooruitgang mogelijk. En dat is niet alleen het werk van de landbouwers, maar ook van bijvoorbeeld verwerkers en vervoerders.

ABS en Boerenbond kijken vooral naar het klimaat als boosdoener, maar ook volgens de West-Vlaamse milieufederatie mag de schuld niet volledig bij de boeren gelegd worden. "De enorme druk die er door de verwerkers op de boeren wordt gelegd, de enorme intensivering van de groenteteelt in het IJzerbekken, de kleine winstmarges waardoor boeren moeten besparen op niet-productieve investeringen, de blijvende druk van de veestapel in West-Vlaanderen, het gebruik van kunstmest, de kost van mestverwerking, de serreteelt ... De combinatie van dit alles is onhoudbaar op een klein gebied als West-Vlaanderen", volgens beleidsmedewerker Bart Vanwildemeersch.

De Vlaamse overheid zal verder inzetten op de controle en begeleiding bij het opslaan, opbrengen, transporteren en verwerken van mest. Minister voor Landbouw Joke Schauvliege geeft alvast mee dat ze wil gaan voor een nog meer gebiedsgerichte werking, omdat die aanpak al zijn vruchten afwierp. Dat zal dan ook duidelijk worden in MAP6, voor de periode 2019-2022. Ook wil ze een beter zicht op het gebruik van kunstmest. “We controleren sterk het uitrijden van dierlijke mest, onder andere met gps op de vrachtwagens. Maar we moeten naar een beter beeld van het gebruik van kunstmest. “Als iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt, moet het mogelijk zijn de waterkwaliteit verder te verbeteren.” Boerenbond geeft alvast mee verder te blijven inzetten op sensibiliseren van de land- en tuinbouwers. “Dit moet, samen met goede bemestingsadviezen en een gerichte handhaving leiden tot betere resultaten”, aldus woordvoerder Vanessa Saenen.

MV

Lees ook in Akkerbouw

Moeilijke onkruiden in maïs bestrijden

Maïs In de maïsteelt worden we steeds vaker geconfronteerd met enkele onkruiden de alsmaar moeilijker te bestrijden zijn. De inzet van specifieke producten of middelencombinaties is dan nodig.
Meer artikelen bekijken