Copa-Cogeca: importheffingen vloeibare stikstofkunstmest desastreus voor landbouwers
Voor boeren betekenen extra hoge importheffingen op vloeibare stikstofkunstmest (UAN) een extra kostenpost van in totaal ruim €2 miljard over een periode van vijf jaar. Dat stelt Copa-Cogeca, waarin Europese coöperaties en boeren uit de EU verenigd zijn. De Europese Commissie wil voorlopige heffingen invoeren voor producten uit Rusland, de VS en Trinidad en Tobago.
Volgens de EU maken de drie landen zich schuldig aan dumping, een praktijk waarbij de uitvoerprijs die wordt gehanteerd veel lager ligt dan de normale prijs. Met dumping van goederen beoogt een exporteur van goederen soms een nieuw afzetgebied te veroveren of overtollige voorraden kwijt te raken. Deze goederen worden dan tegen veel lagere prijzen dan in het oorsprongland op het bestemmingsland afgezet. Het is een praktijk die voor leden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) verboden is.
De heffingen in combinatie met het verplicht registreren van UAN-importen wijzen erop wijst dat de Commissie denkt dat de kunstmestindustrie in de EU onrecht wordt aangedaan. Copa-Cogeca vindt echter dat de juridische basis voor de importheffingen momenteel onvoldoende stevig is. De daling van UAN-prijzen in de onderzoeksperiode van de Commissie zou het gevolg zijn van vraag en aanbod op de wereldmarkt.
Copa-Cogeca vraagt de Europese politiek om het belang van landbouwers goed mee te wegen in het besluit tot het invoeren of handhaven van importheffingen. De nadelen voor landbouwers kunnen immers groter zijn dan de voordelen voor kunstmestfabrikanten in de EU. Secretaris-generaal Pekka Pesonen: “kunstmest vertegenwoordigt met afstand het grootste deel van de productiekosten van Europese boeren. UAN alleen kan 30% van de operationele kosten van boeren in Europa in beslag nemen.”
De extra kosten die antidumpingheffingen met zich mee nemen, worden direct doorberekend aan landbouwers, aldus de Fin. “De effecten van de maatregelen kunnen resulteren in een explosieve cocktail, vooral als we bedenken dat de huidige markt zich kenmerkt door lage graanprijzen, de nasleep van dramatische klimaatomstandigheden waarmee boeren werken en een afname van het GLB-budget.”
