Startpagina Melkvee

MCC jaarverslag: Groei in hoeveelheid, behoud in kwaliteit

U als Vlaamse melkveehouder was vorig jaar alweer fantastisch in het afleveren van een kwalitatief hoogstaand product. Dat is de conclusie van het jaarverslag van het MCC dat vorige week voorgesteld wordt. “Het zijn resultaten die gerust naast die van de ons omliggende landen mogen gelegd worden”, zo klonk het. Het kleine percentage dat voortdurend lijkt te worstelen met melkkwaliteit, zal echter toch een tandje moeten bijsteken.

Leestijd : 4 min

Dat viel er te horen op voorstelling van het jaarverslag van het Melkcontrolecentrum Vlaanderen (MCC). Voor het eerst viel de Algemene Vergadering samen met die van IKM (Integrale Kwaliteitszorg Melk). Het IKM-secretariaat verhuisde immers naar Lier, waar het MCC gevestigd is. IKM garandeert de kwaliteit van de gehele zuivelketen, inclusief zuivelindustrie tot en met de distributie en de afzet. Het MCC concentreert zich op kwaliteitsbewaking bij de boer.

MCC en DGZ samen

De ene bundeling van krachten is nog niet goed en wel achter de rug, of daar komt de volgende al. Zowel de bestuurders van MCC als Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) willen komen tot een operationele fusie. Waarschijnlijk zal daarbij ook een naamsverandering horen. Halfweg 2017 zal een raamakkoord ter goedkeuring aan de leden van de algemene vergadering van beide organisaties worden voorgelegd. Eind 2018 moet de operationele fusie rond zijn.

De stop komt na de klop

Die bundeling van de krachten is het gevolg van het simpele feit dat de onderbouw van die krachten - het aantal melkveehouders - steeds smaller wordt. Vlaanderen telde in 2016 nog 4.628 zogenaamde ‘melkexploitatiebedrijven.’ Dat is een daling ten opzichte van 2015 met 198 melkveehouderijen of 4,1 %. Procentueel gezien moeten we al terug naar 2010 om een dergelijke snelle daling te zien. Jean-Marie Van Crombrugge, technisch verantwoordelijke bij MCC, wees erop dat er vorig jaar vooral in de laatste maanden van 2016 een scherpe daling was van het aantal melkproducenten. De vergelijking met 2010 dringt zich op: ook toen was de grootste piek in stoppende melkveehouders op het moment dat melkprijzen aan het rechtkrabbelen waren na de crisis van 2009.

Ondanks dat er van 2014 tot nu zo’n 10 % minder melkveehouders zijn, zijn de bijdragen voor de boer niet verhoogd. De heer Van Crombrugge verwijst als verklaring hiervoor naar efficiëntieverbeteringen, waaronder het invoeren van de RFID-chip op melkmonsters.

20 % erbij op 2 jaar

Minder melkveehouders betekent evenwel geen daling in de melkaanvoer op jaarbasis, althans niet over meerdere jaren bekeken. Een uitzondering daarop vormen - misschien - de laatste maanden van 2016, waarin een piek in het aantal stoppers overeenkwam met een daling in de opgehaalde liters. Daarna lijkt de productie zich evenwel weer te hernemen.

Een logische conclusie is dus dat de overblijvers meer melken. En dat gaat vrij snel: tegenover 2014 haalden melkophalers in 2016 maar liefst 21,8 % meer melk op per maand per bedrijf. “Het gaat om een enorme fenomenale stijging”, zo was ook het oordeel van Jean-Marie Van Crombrugge.

Herinneren we eraan dat de Vlaamse overheid in 2012 een enquête onder melkveehouders hield. Daarin gaven deze collectief aan om tegen 2018 de melkproductie te willen opvoeren met 30 %. Deze cijfers werden door heel wat kenners en politici toen gerelativeerd, en toegedicht aan het optimisme over de zuivelprijzen op dat moment. Eind 2016 bleek er voor heel Vlaanderen toch een stijging in de ophalingen te zijn van bijna 23 %. Die 30 % tegen 2018 lijkt ineens niet zo’n ver gefantaseer meer.

Richten op de zwakste

Het MCC neemt monsters, veel monsters. Voor MPR (melkproductieregistratie) waren er dat afgelopen jaar bijna 1,5 miljoen. Dat aantal stijgt zelfs nog licht. Voorts valt de stijging in het aantal monsters op geitenmelk op. Hoewel het er ‘maar’ 7.200 waren, was dit wel een stijging met 8,3% ten opzichte van het jaar voordien.

Hoe zit het nu met de kwaliteit van die genomen monsters en dus met de Vlaamse melkkwaliteit? Het gemiddelde kiemgetal voor 2016 bedraagt 10.766 kiemen per ml melk. Dat is in lijn met de voorgaande jaren. Het jaargemiddelde van het celgetal bedroeg gemiddeld 212.466. Dat is iets minder gunstig dan het vorige jaar, maar in lijn met het jaar daarvoor.

Wat antibioticaresiduën in melk betreft, blijft de sector een uitstekend resultaat voorleggen. Slechts in 0,03% van de gevallen blijken er significante resten van kiemgroeiremmende stoffen aanwezig te zijn. Dat is een fractie minder gunstig dan het jaar voordien, maar nog altijd heel erg goed.

De parameters voor vriespuntbepaling en de filtratieproef bleven op een hoog niveau. Het coligetal kent een zeer strenge norm van 50 CFU per ml. Ruim 80% van de bedrijven voldoet hieraan. Het gemiddelde coligetal bedroeg 14,1 CFU per ml. “De tendens over de laatste drie jaren is iets minder gunstig, maar de basiskwaliteit blijft goed”, stelde Jean-Marie Van Crombrugge vast. “Ik denk dat we ons wel meer zorgen moeten maken over de uitersten. Een extreem coligetal of een heel hoog kiem- of celgetal kan de verwerking ervan naar de knoppen helpen. We moeten ons meer richten op de 0,5% zwakste, op diegene met bijvoorbeeld een celgetal boven de 400.000. Ik denk dat we moeten gaan naar een systeem voor deze boeren dat een snellere actie kan uitlokken. ”

Boeren die er niet in slagen om aan de kwaliteitsparameters te voldoen, kunnen een financiële afhouding krijgen. 96,86% van de bedrijven kreeg geen enkel strafpunt en bleef hier dus van gespaard. Bij zij die er wel mee te maken kregen, was het celgetal in 68% van de gevallen de voornaamste reden, gevolgd door problemen met antibiotica (15%) en kiemgetal (13%). Het MCC voerde vorig jaar ook zo’n 298 bedrijfsbezoeken uit in het kader van kwaliteitsproblemen.

Het gemiddelde vetgehalte blijft met 42,89 gram vet/l op hetzelfde niveau dan de afgelopen jaren, het eiwitgehalte blijkt de afgelopen jaren een stijgende tendens te kennen en bevindt zich nu op 35,43 g/l.

IDC

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken