Startpagina Actueel

Melkveehouder Paul Leenaerts deelt zijn ervaring en kennis over zijn pocketvergister

Sinds 2011 investeren heel wat veebedrijven in een kleinschalige vergister: een pocketvergister. Zo kunnen ze zelf in hun energie voorzien. Om de technologie zo optimaal mogelijk te benutten, zijn de projecten Pocketboer 1 en 2 opgestart. Eén van de leden van de kerngroep is melkveehouder en ervaringsdeskundige Paul Leenaerts.

Leestijd : 8 min

Pocketvergisters blijken vaak een rendabele investering voor melkveehouders. Maar de praktijk toont bij veel van hen aan dat er ook behoorlijk wat uitdagingen zijn. Om die aan te pakken, ontstonden Pocketboer 1 en 2, dat financiële steun krijgt van het Departement Landbouw en Visserij, en van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.

In het kader van Pocketboer vinden bijeenkomsten plaats waar uiteraard ook boeren welkom zijn.
In het kader van Pocketboer vinden bijeenkomsten plaats waar uiteraard ook boeren welkom zijn. - Foto: Jan Halewyck / Boerenbond

Een melkveehouder die in de kerngroep van Pocketboer 1 actief was en nu ook in die van Pocketboer 2, is Paul Leenaerts uit het Kempische Rijkevorsel. Sedert 1989 werkt hij op zijn huidige hoeve. “We begonnen met 65 koeien. In 2014 bouwden we een nieuwe serrestal; sedertdien hebben we er 156, inclusief droge. We hebben twee robots met gestuurd koeverkeer, dichte vloeren met mestschuiven en gescheiden mest in de ligboxen. Omtrent dat scheiden bestaan strikte wettelijke voorwaarden, die we uiteraard naleven.”

Moeilijke start

In juli 2015 liet Leenaerts een vergister installeren. Niet met een mestzak, zoals bij de meeste hoevevergisters tot dan toe, maar met een silo. “Er waren enkele opstartproblemen, zoals een niet goed bevestigde gasbuis en sensoren die op een verkeerde plek waren geplaatst. Er waren ook wat ontwerpfouten. En helaas handelde de netstroombeheerder niet altijd zoals verwacht: onder meer plaatste die pas in februari 2016 een groenestroommeter.

Vervolgens heeft de vergister een jaar of twee slecht gedraaid, met een rendement tussen de 30 en 50 % . Mettertijd groeide het inzicht dat een belangrijke oorzaak het verwarmingssysteem was. Dat dient om de gistende massa in de reactor te handhaven op de optimale temperatuur voor het vergistingsproces, namelijk 38 à 42°C. In 2017 werd dat vervangen door een ander verwarmingssysteem. Sedertdien draait de installatie beter, met een rendement van meer dan 70%.

Ook groeide het inzicht dat de reactor, waar de mest in zit, toen te klein is gebouwd: “De grootte daarvan bepaalt in belangrijke mate de verblijftijd van de mest, en die is heel belangrijk. Om optimaal te werken, moet die minstens 30 dagen zijn; bij ons is dat maximum 20 dagen. Zoiets is niet makkelijk op te lossen, want dan zou je een hele nieuwe reactor moeten zetten.”

Leenaerts vindt nog altijd dat een silovergister een goed idee was. Maar, klinkt het, de installatie op zijn bedrijf was één van de eerste in Vlaanderen. En daar had zijn leverancier nog weinig ervaring mee. “Er zaten enkele cruciale fouten in, die er nu uit zijn en die er ook in de nieuwe installaties uit zijn. We hebben er de fouten uit helpen halen, dus de installatie op punt helpen zetten. Wat de leverancier nu heeft, hebben we deels, kort door de bocht, mee helpen ontwikkelen. Daar hadden we toch wel enige compensatie voor mogen krijgen. Dat dit niet is gebeurd, wringt toch een beetje.”

Warmte, stroom en digestaat

Dus nu is er een pocketvergister met twee motoren van 9,7 kiloWatt. Leenaerts: “We voeden die automatisch met negen kuub mest per dag, vanuit stal naar reactor. Bij het vergisten daarvan ontstaat biogas dat voor een groot deel bestaat uit methaan. Motoren verbranden dat en produceren er elektriciteit en warmte mee. De elektriciteit verbruiken we in eerste instantie op ons bedrijf. De overschot injecteren we op het net. De warmte die aan de motoren wordt onttrokken wanneer ze gekoeld worden, gebruiken we opnieuw om de silo op 42 graden Celsius te houden: ons type vergister werkt best bij die temperatuur. De warmte die daarna nog overschiet, gebruiken we ook: die zorgt ervoor dat we constant 300 liter water van meer dan 70 graden beschikbaar hebben. Met een boiler werken we die vervolgens op tot meer dan 80 graden. Dat water gebruiken we om robots en koeltank te reinigen. “

Door de vergister hoeft hij niet te investeren in netverzwaring: “Want wanneer de motoren produceren, hebben wij ook iets meer buffer op ons net om verschillende toestellen te laten draaien. Nog een, klein, voordeel is dat het ammoniumstikstof in het digestaat, dus de mest die door de vergister gegaan is, iets sneller opneembaar is dan deze in niet vergiste mest.”

Verbruik versus productie

Een conventionele melkinstallatie heeft pieken in het verbruik. Bij melken met robots, zoals bij Leenaerts, is het verbruik constanter; dat is een voordeel voor wie een vergistingsinstallatie heeft. “Een pocketvergister produceert redelijk constant gedurende de dag en in de loop van een jaar. Dus moet ook het elektriciteitsverbruik redelijk constant zijn, omdat je dan zoveel mogelijk rechtstreeks kan verbruiken”, legt de Kempenaar uit.

“Overheid en netbeheerders beginnen terugdraaiende tellers steeds meer in vraag te stellen. Ik denk zelfs dat ze in de toekomst zullen wegvallen, en dan wordt het nog belangrijker intern zoveel mogelijk van je stroom te verbruiken, in plaats van het op het net te sturen. Ook de productie van je mest moet afgestemd zijn op de reactor: je moet erop letten dat er genoeg mest wordt aangevoerd om de motoren te laten draaien.”

Financieel rendement

Een aantal boeren die met hernieuwbare energie werkt, heeft een terugdraaiende teller: “Omdat wij meer dan 10 kW op een teller zetten, hebben we die niet gekregen. De elektriciteit die over is, moet ik op het net injecteren en verkopen en wanneer de installatie niet genoeg elektriciteit produceert voor intern verbruik, moet ik elektriciteit aankopen. Ook was er in de tijd dat we die installatie kochten, nog geen VLIF– of investeringssteun. Voor wie er nu één plaatst, is die er overigens wel.”

Dat de vergister meer dan 10 kW vermogen heeft, zorgt er wel voor dat de Kempenaar recht heeft op warmtekracht- en groenestroomcertificaten.

Leenaerts geeft een, bij benadering, financieel rendement van zijn installatie: “Als de installatie aan 100 % zou draaien, zou die per jaar 145.000 kiloWattuur, en 25.000 euro aan subsidies via certificaten opbrengen. Onze installatie draait aan 70 %, met andere woorden, ze draait 70 % van de tijd. Dat betekent dus een jaarlijkse opbrengst van 115.000 kWh en 17 à 18.000 euro subsidies. Dan is er nog de uitgespaarde aankoop elektriciteit. Bij ons is dat 80.000 kWh; bij een stroomprijs van 0,2 euro per kiloWattuur komt dat neer op 16.000 euro per jaar.”

SILOVERGISTER

Voor de berekening verwijzen we naar ‘Tabel: Kosten en opbrengsten silovergister met rendement 70 %’. Deze cijfers zijn bij benadering omwille van sommige aspecten in verband met netto- versus brutoproductie (een deeltje van de stroom gaat naar de installatie zelf); ook de recuperatie van warmte om heet water te maken, is daar niet bijgerekend.

De terugverdientijd is dus vijf jaar voor de installatie, zoals ze nu werkt. Leenaerts: “Het lijkt er sterk op dat ze de volgende jaren aan dat rendement zal blijven draaien. Maar in het verleden, toen er nog de opstartproblemen waren, heeft ze dus wel een tweetal jaar slechter gedraaid.”

Tijd

Het is niet zo dat wie een vergister heeft, daar nooit meer naar hoeft om te kijken. “Normaal heb ik elke dag vijf minuten tot een kwartiertje werk met de installatie”, luidt het. “Als we een grote panne hebben, gebeurt het dat ik er een volle dag mee bezig ben; dat gebeurt één of twee keer per jaar. Als je zo’n installatie hebt, is het wel belangrijk, dat je al die kleine werkjes, de probleempjes die kunnen opduiken, zelf kan en wil oplossen. Want als je daar elke keer een technieker moet voor vragen, lopen de onderhoudskosten snel uit de hand. Het voordeel dat zelf te kunnen, zit er vooral in dat je dan je installatie draaiende kan houden: als die niet draait, ben je je gas kwijt. Als de installatie bijvoorbeeld een week stilligt omdat je zolang op de komst van een technieker moet wachten, en het dan bovendien nog enkele dagen duurt voor de reactor weer 42 graden is, heb je behoorlijke verliezen.”

Uitdagingen

De Kempenaar heeft veel problemen gehad met schuimvorming op de gistende massa in de reactor. Het is een probleem dat bij veel uitbaters voorkomt, bleek uit project Pocketboer. “Om dat op te lossen,” gaat Leenaerts verder, “hebben we nadien geïnvesteerd in een externe opvang voor schuim -een put- van 20 kuub, in combinatie met een schuimklep. Dus als er te veel schuim in de reactor is, gaat de schuimklep open en kan die overlopen in de externe opvang. Omdat we veel schuim hebben, is er ook meer waterstofsulfide in de reactor en het gas. Dat is slecht voor de motor en daarom vermijden we met een filter dat die daarin terechtkomt. Omdat we veel schuim hebben, moeten we die filter iets vaker vervangen dan als we er minder zouden hebben.”

Een uitdaging waarmee hij te kampen had, was ook de relatie met de netbeheerder: “Omdat het net niet zwaar genoeg is, valt de vergister in zijn beveiliging soms uit, omdat die de stroom niet genoeg op het net kan krijgen. Dan krijgen we dippen: onvoldoende stroom om mestmixer en mestscheider op te starten.”

Pocketboer 1

Met verschillende van de knelpunten waarmee Leenaerts te maken kreeg, staat hij niet alleen. Welke voorkomen bij boeren, is opgelijst in Pocketboer 1. Daaruit blijkt dat ze in te delen zijn in constructietechnische onvolmaaktheden, biologische uitdagingen (zoals schuimvorming), beperkte kennis en ervaring bij alle betrokken partijen, moeilijke communicatie (zoals die met netbeheerders) en administratieve kluwens (bijvoorbeeld met subsidies).

Pocketboer 2

Intussen maakt Paul Leenaerts ook deel uit van de kerngroep in Pocketboer 2. Zijn ervaringen dragen mee bij tot de kennisopbouw. “Ik zit er samen met vier boeren, met vertegenwoordigers van Inagro, Boerenbond, Biogas-E en Innolab. Doel van zowel Pocketboer 1 als 2 is het algemene rendement van alle installaties omhoog te krikken, en proberen de installaties die stilliggen weer op te starten,” stelt hij. “Dat gebeurt via onderzoek en overleg tussen verschillende overheden, uitbaters en constructeurs. Er is de ‘Pocketboer OG’-Facebookgroep, waar de groepsleden ervaring uitwisselen en vragen stellen; soms stellen Inagro, Boerenbond of Biogas-E dan oplossingen voor.” Ook vinden er fysieke bijeenkomsten plaats, waar landbouwers met vergisters welkom zijn.

Pocketboer 2 begon op 1 juli 2019 en loopt nog tot 30 juni 2021. Het wil oplossingen vinden voor de problemen die nog niet opgelost zijn geraakt in Pocketboer 1 en die vervolgens verder uitrollen. Enkele oplossingen die intussen zijn gevonden, zijn gepubliceerd in brochure ‘Tips van en vóór pocketboeren’, op de website van Biogas-E. De verkorte url daarvoor is https://bit.ly/2YUrJtc .

Leenaerts is ervan overtuigd dat pocketvergisters op een deel van de bedrijven mooie diensten kunnen bewijzen, “ook omdat het één van de oplossingen kan zijn om te komen tot methaanreductie, wat nuttig is in het kader van het broeikasgasverhaal.”

Landbouwers die vragen hebben rond Pocketboer 2 of benieuwd zijn of een investering interessant kan zijn voor hun bedrijf, kunnen contact opnemen met Inagro.

Koen Vandepopuliere

Lees ook in Actueel

Landbouwconjunctuur licht verbeterd ondanks natte weersomstandigheden

Actueel De conjunctuurindex van de Vlaamse land- en tuinbouw stijgt lichtjes. De tevredenheid over de komende 6 maanden is toegenomen, terwijl de beoordeling van de afgelopen 6 maanden iets afneemt. Dat blijkt uit de zesmaandelijkse landbouwconjunctuurenquête van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij (ALZ) waaraan 448 landbouwers uit het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN) in maart hebben deelgenomen.
Meer artikelen bekijken