Evaluatie van de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning wordt dus in principe voor onbepaalde duur toegekend,  in tegenstelling tot de vroegere milieuvergunning.
De omgevingsvergunning wordt dus in principe voor onbepaalde duur toegekend, in tegenstelling tot de vroegere milieuvergunning.

S inds 2017 spreken we niet langer over een stedenbouwkundige vergunning of een milieuvergunning. Beide worden sedertdien verenigd in de omgevingsvergunning. Nieuw is onder meer dat de stedenbouwkundige en milieukundige aspecten in éénzelfde vergunning kunnen worden beoordeeld en dat een zogenaamde permanente vergunning wordt uitgereikt. De omgevingsvergunning wordt dus in principe voor onbepaalde duur toegekend, in tegenstelling tot de vroegere milieuvergunning. We kenden dit principe wel reeds voor de stedenbouwkundige vergunning.

Maar, dit karakter van onbepaalde duur wordt ingeperkt door een tussentijds evaluatiesysteem. Er zal tussentijds worden geëvalueerd en eventueel kunnen de voorwaarden worden bijgesteld. Het is dus perfect mogelijk dat het bedrijf lopende de omgevingsvergunning toch nog aanpassingen moet doorvoeren, bijvoorbeeld door het ontstaan van nieuwe technieken die minder hinder veroorzaken.

Er moeten verschillende types van tussentijdse evaluatie worden onderscheiden. Zo zal de verleende vergunning bijvoorbeeld tegen het licht worden gehouden van bijvoorbeeld de nieuwe best beschikbare technieken (BBT’s). Maar er kan in principe op elk ogenblik een onderzoek worden opgestart naar de noodzaak om de vergunningsvoorwaarden te wijzigen. De omgevingsvergunning wordt in elk geval na verloop van 20 jaar telkens opnieuw voor beoordeling vatbaar.

We overlopen de meest voorkomende uitzonderingen op de “onbepaalde duur” van de omgevingsvergunning.

Bijstelling van de algemene of sectorale voorwaarden

De Vlaamse overheid gaat bij de ontwikkeling van nieuwe technieken na of de algemene (of sectorale) voorwaarden moeten worden bijgewerkt. Dit zijn de voorwaarden waar alle inrichtingen (binnen een bepaalde sector) moeten aan voldoen. Dit heeft niet enkel een effect op de nieuwe aanvragen. In principe worden deze nieuwe voorwaarden ook opgelegd aan de bestaande inrichtingen. Hiervoor wordt meestal wel in een overgangsfase voorzien.

Integrale

periodieke evaluatie

Binnen de 2 jaar na de Europese publicatie van nieuwe BBT’s, wordt een algemene evaluatie uitgevoerd van de milieuvoorwaarden die van toepassing zijn op een GPBV-installatie voor bedrijven die vallen onder het toepassingsgebied van de ‘Richtlijn industriële emissies’ (RIE of IED). Het gaat dan om grote varkens- en pluimveehouderijen (met meer dan 2.000 mestvarkens van meer dan 30 kg, met meer dan 750 zeugen of jonge gedekte zeugen, of met meer dan 40.000 plaatsen voor pluimvee). GPBV's zijn industriële installaties die een grote impact kunnen hebben op het milieu en die onderworpen zijn aan de Europese regels inzake ‘Geïntegreerde Preventie en Bestrijding van Verontreiniging (GPBV)’.

Een algemene evaluatie van de milieuvoorwaarden die van toepassing zijn op een GPBV-installatie kan eveneens plaatsvinden als ontwikkelingen op het gebied van de BBT een significante vermindering van de emissies mogelijk maken, als de veroorzaakte verontreiniging van die aard is dat de bestaande emissiegrenswaarden in de vergunning moeten worden gewijzigd of nieuwe emissiegrenswaarden moeten worden opgenomen, ten voordele van de bedrijfsveiligheid of met het oog op een milieukwaliteitsnorm strengere voorwaarden moeten gelden dan de voorwaarden die door de toepassing van BBT haalbaar zijn.

Evaluatie op verzoek

Voor de invoering van de omgevingsvergunning bestond een procedure die adviesinstanties, vergunningverlenende overheden en het betrokken publiek de mogelijkheid gaf om te vragen dat de bijzondere voorwaarden aangepast worden. Deze procedure wordt zeer weinig gebruikt, maar ze werd behouden. In voorkomend geval zal een onderzoek gebeuren waarbij ook de exploitant gehoord wordt. Wanneer het gaat om een vergunning van onbepaalde duur, zal er tevens een openbaar onderzoek worden gehouden. Echter, de activiteit of exploitatie op zich kan niet in vraag gesteld worden, enkel de vergunningsvoorwaarden.

Twintigjarige evaluatie

Het aanpassen van het voorwerp van de vergunning (bijvoorbeeld het aantal dieren, opslag, …) kan slechts eens in de 20 jaar in vraag worden gesteld door de vergunningverlenende overheid, het betrokken publiek of de betrokken adviesinstanties. Ook dan moet de voorkeur worden gegeven aan een wijziging van de milieuvoorwaarden. Slechts indien de hinderbeperking niet via deze weg mogelijk is, kan het voorwerp van de vergunning worden aangepast. Zo kan de duur van de vergunning alleen kunnen worden beperkt als de exploitatie niet verder verenigbaar is met de ruimtelijke bestemming en met een minimale resterende duur van 7 jaar.

Op initiatief van de bevoegde overheid, gebeurt binnen een termijn van 6 maanden voor het verstrijken van elke geldigheidsperiode van 20 jaar van een omgevingsvergunning een bekendmaking. Vanaf de dag nadien heeft de initiatiefnemer 30 dagen om hun verzoek in te dienen of het initiatief te nemen. Het initiatiefrecht wordt bijgevolg verlegd van de vergunninghouder die elke 20 jaar een nieuwe vergunning moest aanvragen, naar de overheid, adviesinstantie of betrokken publiek dat nu zelf initiatief moet nemen om in te gaan tegen de bestaande vergunning. Doet geen van hen iets, dan wordt de vergunning automatisch verlengd.

Omzetting

van bestaande vergunningen

Tot slot wordt een bestaande milieuvergunning van bepaalde duur niet automatisch omgezet naar een omgevingsvergunning van onbepaalde duur. Naast de mogelijkheid om een nieuwe omgevingsvergunning aan te vragen, kan u evenwel ook verzoeken om een omzetting van uw bestaande milieuvergunning te verkrijgen.

Om deze omzetting te kunnen verkrijgen moet u voldoen aan volgende drie voorwaarden: de milieuvergunning is verleend voor 20 jaar, werd verleend na 10 september 2002 en de inrichting is hoofdzakelijk stedenbouwkundig vergund. Naar aanleiding van dergelijke aanvraag zal een openbaar onderzoek worden gehouden. Om de omzetting te verkrijgen mag er geen bezwaar van publiek of adviesinstanties worden geuit tijdens dit openbaar onderzoek. Deze aanvraag kan worden ingediend tussen de 48e en 36e maand voor het verstrijken van de milieuvergunning.

Jan Opsommer

Meest recent

Meest recent