Startpagina Melkvee

Streven naar een dagelijkse productie van 28 l per koe zonder krachtvoer

In het kader van het Interregproject Protecow organiseerde het Cra-w een bezoek aan de hoeve Ronckier, een rundveebedrijf met Montbéliardes in Killem. Dat ligt in het Noorderdepartement, in de regio Hauts-de-France. We maken kennis met Thérèse en Jean-Bernard Ronckier, die zich sterk richten op rechtstreekse verkoop. Ze besteden veel aandacht aan het rantsoen van hun melkkoeien en aan energie-onafhankelijkheid op hun boerderij.

Leestijd : 9 min

Innovatie zit bij de Ronckiers in de genen. Al in 1860, toen het bedrijf 31 ha telde, was het een modelboerderij inzake het verspreiden van nieuwe landbouwtechnieken. In 1959 installeerde de veehoudersfamilie een tandemmelkstal type ‘Melotte’ en startte men een zuivelbedrijf, wat heel zeldzaam is in deze streek. Elf jaar later bouwden ze een varkensstal met 40 zeugen op een roostervloer in de zeugenstal.

Varkens maken plaats voor melkverwerking

In 1985 vestigt Jean-Bernard zich op de boerderij. Hij stopt met de varkenshouderij en spitst zich volledig toe op de melkveehouderij en op het uitbouwen van de melkverwerking. “Na mijn studies besliste ik om te kiezen voor wat mij het meeste ligt: het produceren en verwerken van melk. Mijn ouders verkochten reeds een deel van hun productie op de boerderij en ik heb altijd de voorkeur gegeven aan de korte keten boven het uitbreiden van ons areaal. De strijd om grond heeft mij nooit geïnteresseerd”, geeft hij toe. “Met deze diversificatie laten we duidelijk onze visie op de veeteelt zien. We profiteren van het resultaat van de verwerking en van de tevredenheid van de klanten.”

De uitbreiding van de veestapel groeide samen met het cliënteel. “Toen ik mij hier vestigde, vormden de melkquota een beperking, maar niet voor de hoeveelheden die bestemd waren voor rechtstreekse verkoop.” En zo ontstond er een vicieuze cirkel. “Ik produceerde kaas die de mensen beviel, dus heb ik de veestapel uitgebreid. Door het melkoverschot werd ik ertoe aangezet om nieuwe producten te creëren. Deze nieuwe producten trokken nieuwe klanten aan, waardoor ik de veestapel weer moest uitbreiden... Mijn echtgenote en ik breidden ons bedrijf op die manier uit. Er waren aanvankelijk 2 voltijdse werknemers op ons bedrijf en we hebben er nog 4 bij aangenomen. Er werken nu 4 mensen mee aan het verwerken van de melk, één helpt in de stalen en nog een andere is verantwoordelijk voor de rechtstreekse verkoop.

Wat onze specialiteit is? De kaas van Bergues, gemaakt op basis van magere melk. De room is bedoeld om boter van te maken. Wat zo bijzonder aan deze kaas is, is dat hij gerijpt wordt in een plaatselijk bier. Naast kaas verkopen we ook karnemelk, yoghurt en boter en we leveren aan bepaalde overheidsdiensten.”

In 2001 zette het koppel een systeem op om restwater op natuurlijke wijze te behandelen (zie kader). Drie jaar later zet de veehouder een nieuw gebouw om kaas in te rijpen. Juist toen lanceerden ze een nieuw product: ‘le pallet de Killem’. Tijdens deze periode nam de boerderij ook de eerste ‘worstsilo’s’ in gebruik, want, zo herinnert Jean-Bernard er ons graag aan, de kwaliteit van het voer is essentieel voor het verwerken van de producten.

In 2007 investeerde het koppel in een draaimelkstal met 18 plaatsen. In dat jaar beginnen ze ook ijsjes op de boerderij te verkopen.

Jean-Bernard Ronckier voor de verwarmingsketel die op biomassa draait.
Jean-Bernard Ronckier voor de verwarmingsketel die op biomassa draait. - Foto: PYL

Montbéliardes op stro

Momenteel melkt het bedrijf 76 Montbéliardekoeien die een gemiddelde productie hebben van 9.410 l melk/jaar (vetgehalte: 40 g/l; eiwitgehalte: 34,9 g/l) voor een totale jaarlijkse productie van 700.000 l, waarvan 500.000 l verwerkt. Ronckier houdt momenteel 30 vaarzen per jaar, maar is van plan om deze productie over te dragen aan derden.

En om al dat vee te voederen, beschikt het bedrijf over een oppervlakte van 34 ha, waarvan 28 ha gras. Dankzij een burenregeling, koopt hij daarbovenop nog een twintigtal hectare maïs. “Omdat ik maar over 34 ha beschik, teel ik geen tarwe. Ik ruil dus 70% stro in tegen mest.” Deze ruil is nodig omdat de veeboer koos voor ingestrooide stallen op stroroosters. “Ik verbruik 1.000 balen stro van 400 kg per jaar, ofwel 10 kg stro per koe en per dag. De stalmest kan sanitair gemakkelijker gecontroleerd worden. En aangezien we onze melk zelf verwerken, moeten we ziektekiemen vermijden in onze kazen.”

De veeboer composteert daarom 150 tot 200 ton stalmest per jaar. Zo kan de temperatuur in de mesthoop oplopen om deze te hygiëniseren. “Je moet er enkel op letten dat de temperatuur oploopt tot 65 °C gedurende 2 weken nadat de composthoop voor het eerst gekeerd wordt... ook al kunnen bepaalde kiemen dit nog overleven. De compost wordt over het algemeen uitgespreid in september. Het voordeel voor de veehouder is dat hij de compost kan verdelen op de weides waar hij een week later al koeien op kan zetten.

Worstsilo’s, ronde balen, maar geen sleufsilo’s

Niet ver van de composthoop zien we worstsilo’s. “Een bedrijf uit de streek komt deze maken”, legt Jean-Bernard uit. De zelfrijdende machine is uitgerust met een stortbak, en daarom zijn er maar 2 personen nodig bij het oogsten. Een wormschroef duwt tegen de hoop maïs. “We kunnen gemiddeld 2 ha per uur inkuilen. Het transport is echter onze beperkende factor! Het zou ideaal zijn moesten we laadbakken hebben met een groot volume, voor zover het draagvermogen van de bodem het toelaat dat we hiermee over de percelen rijden. Over het algemeen hebben we 4 minuten nodig om een laadbak te vullen. Wij zijn er reeds in geslaagd om een twintigtal hectare op 3 uur tijd in te kuilen. Het probleem is dat we onderweg tijd verliezen. Ik heb percelen die op 10-15 km van het bedrijf liggen en ik moet daarom dus genoeg logistiek voorzien om efficiënt te kunnen werken.”

De worstsilo is misschien wel duur, maar het voeder kan hiermee uitstekend bewaard worden. De silo’s zijn helemaal hermetisch gesloten en hierdoor kunnen er kleinere silo’s gemaakt worden die sneller vooruitgaan, waardoor ze minder verhitten. Bovendien is de dichtheid van de silo 20 tot 30% groter dan in een sleufsilo, waardoor er minder verlies optreedt bij het bewaren. Volgens de veehouder is een worstsilo dus minder duur dan een baal. Rekening houdend met de verliezen door verhitting, kan deze zelfs even duur of goedkoper zijn dan een sleufsilo. “Alles hangt af van hoe men het gebruikt! Bij ons moet het voer van uitstekende kwaliteit zijn. Ik moet elke dag kaas kunnen produceren, anders lijd ik verlies.”

Aangekochte maïs wordt ingekuild in worstsilo’s. Met deze techniek kan het veevoer zeer goed bewaard worden.
Aangekochte maïs wordt ingekuild in worstsilo’s. Met deze techniek kan het veevoer zeer goed bewaard worden. - Foto: PYL

Wat zijn de nadelen van een worstsilo? “Als we een slechte partij hebben op een perceel, ligt deze in dezelfde snede. We moeten dus goed bepalen welke stukken van mindere kwaliteit zijn, zodat we het rantsoen kunnen aanpassen wanneer we bij dit stuk komen. Het is dus beter om de percelen te gaan bekijken om te weten waar we de minder goede oogsten moeten leggen. Er komt veel organisatie bij kijken.” Jean-Bernard doet dit daarom reeds een maand op voorhand om niet voor onaangename verrassingen komen te staan tijdens het inkuilen. Het is een redelijk stressvolle periode voor de bedrijfsleider. Hij wil zo geen gras inkuilen want die moet 65% droge stof bevatten, het is slecht voor de kaas. Hij kiest ervoor om dit gras in balen te wikkelen, zodat het drogestofgehalte boven 60% stijgt.

Jean-Bernard koopt ook nog pers-pulp in gewikkelde balen. “Ik geef niet meer dan 2 kg droge stof van deze pulp per koe per dag in de winter. Meer geven, is minder kaas produceren. En het probleem is dat we het pas vaststellen bij de verkoop.”

Dit jaar zou de veeboer graag het aandeel pulp verminderen, ten gunste van bieten.

Extra aandacht voor het voer

Het bedrijf kan alleen succesvol zijn in zijn melkverwerking als het voer van zeer goede kwaliteit is. Daarvoor beschikt het bedrijf over 28 ha grasland voor 120 koeien. 23,5 ha daarvan is geschikt voor beweiding en wordt onderverdeeld in 20 percelen van 1 tot 1,4 ha. Het idee daarachter is dat de dieren slechts 1 tot 2 dagen per perceel grazen. Elk stuk heeft een eigen toegangsweg en drinkplaats. Ronckier analyseert de voedergewassen veelvuldig (25 tot 30 ruwvoederanalyses/jaar), namelijk bij elke partij voordroog en van elk perceel maïs. Zo kan hij de rantsoenen steeds bijstellen.

Het winterrantsoen bestaat uit: 11,5 kg DS kuilmaïs, 5 kg voordroog, 1,7 kg perspulp, 2,7 kg oplosbare eiwitcorrector (soja-koolzaad), 0,5 kg bestendige eiwit en 0,5 kg krachtvoer. In de zomer bestaat het rantsoen uit 9,5 kg DS van maïs, 8 kg DS gras van de weides die van maart tot juni begraasd werden, 1,5 kg bestendige eiwit en 1,5 kg krachtvoer. Er wordt dus geen perspulp en eiwitcorrectie meer gegeven.

Bovendien beschikt Ronckier over een eigen groenvoederwagen. Hierdoor kan hij zowel zeer vroeg in het jaar (februari-maart) tot zeer laat (september-oktober) vers veevoer geven aan zijn dieren. Zo kan hij ook de geoogste groenbedekkers/vanggewassen beter valoriseren.

Jean-Bernard Ronckier vertrouwt volledig op zijn voedergewassen. “De smaak van het veevoer is belangrijk. Wij willen onze koeien elk voer heel graag zien eten. Het moet elke keer smaakvol zijn, ook al is het gemengd.” Het voer moet ook zeer goed bewaard worden. “Wij mogen geen fouten maken. Als het voer slecht bewaard werd, wordt de baal afgevoerd, want dit zou nefaste gevolgen kunnen hebben voor de productie van onze kaas.”

Jean-Bernard besteedt ook bijzondere aandacht aan de VEM-waarde en de verteerbaarheid van het veevoer: “Dat is heel belangrijk tijdens het oogsten van het kuilvoer. Dit moet rijk zijn aan VEM en goed verteerbaar zijn in de pens van de koe. Daardoor hoef ik geen krachtvoer te verstrekken om het basisrantsoen aan te vullen. Over een heel jaar beschouwd bedraagt de gemiddelde dagelijkse productie 29 l zonder aanvullend krachtvoer.”

Heel het jaar door streeft de veehouder ernaar om het meest evenwichtig rantsoen te geven om een stabiel afgewerkt product te kunnen afleveren. Eens het rantsoen bepaald is, past hij het om de 2 weken aan naargelang de gegevens van de voedergewassen. Indien nodig vult hij het rantsoen aan met krachtvoer (Corn Gluten Feed: 0,5 tot 1,5 kg), een eiwitaanvulling (soja-koolzaad: van 0 tot 2,75 kg) en bijkomend bestendige eiwitten (0,5 tot 1,5 kg).

De grasgroei ‘sturen’

Voor het graslandbeheer baseert Jean-Bernard Ronckier zich op 3 informatiebronnen:

- de maankalender;

- de temperatuursom: de veehouder is heel goed op de hoogte van de dagelijkse temperaturen. Van zodra deze tot 200 °C oploopt, geeft hij voor de eerste keer stikstof. Bij 370 °C laat hij de koeien voor de eerste keer grazen, als de draagkracht van de bodem goed is, indien niet dan oogst hij een eerste snede.

- de wekelijkse metingen van het gras met een grashoogtemeter.

Dankzij deze informatie kunnen de koeien 8 maanden van de 12 grazen. “Dat hebben we in 2019 bijna bereikt: de koeien konden de eerste keer grazen in februari op een redelijk groot perceel.” Nadien heeft hij het gras in balen gewikkeld en het perceel heringezaaid.

Wat ook nog bijzonder is: wanneer de veeboer meent dat zijn melkkoeien 8 kg DS opnemen in de weide, gaan ze niet langer dan 8 uur buiten. “De weides zijn geen verlengstuk van de stallen. Wanneer ze buiten gaan, is dat om te grazen en niet om de weide vuil te maken of om te slapen. Eens ze in de stal zijn, krijgen ze hun rantsoen aan het voerhek.”

Jean Bernard is redelijk veeleisend: hij streeft ernaar om nooit minder dan 28 kg melk per koe te produceren om de melkverwerking te garanderen. Daarom kiest hij voor regelmaat en dus voor weidegras. Vanaf de maand juni wordt dit meestal wat moeilijker en daarom verstrekt hij een beter verteerbaar voer (pulp) aan het voederhek.

Elke dag komt er iemand om de 20 percelen te meten, of toch minstens de percelen die bedoeld zijn om op te grazen (sommige percelen zijn voorzien voor te maaien). De percelen met gras tussen 6 en 15 cm zijn bedoeld om te begrazen, en de percelen met gras tussen de 15 en 20 cm worden gemaaid als groenvoeder.

De veehouder wacht elke week dus ongeduldig op deze metingen. Op basis van de dichtheid van zijn gras meent hij dat per cm dat het groeit, een hectare 220 kg DS produceert. Als het gras op een perceel van 1 ha op een week tijd 2 cm groeit, dan weet hij dat elk perceel 440 kg DS produceert, wat neerkomt op 68 kg DS per dag.

De veehouder is zich dus bewust van wat er op zijn percelen groeit. Het gemiddelde van de metingen tussen 22 maart en 30 mei 2019 op alle percelen bedroeg 84 kg DS/ha/dag. En als hij vergelijkt met andere veehouders in de streek, dan bevindt hij zich reeds 5 jaar boven het gemiddelde. Voor hem is daar echter niets bijzonders aan: het komt allemaal door de bemesting!

naar Pierre-Yves Lorenzen

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken