Startpagina Maïs

Zonder zaaizaadontsmettingsmiddelen in maïs: wat nu?

Het is al enkele jaren een trend dat de landbouw het met minder fytomiddelen moet stellen. Dat is ook het geval in de maïsteelt. Mesurol (methiocarb) en TMTD (thiram) zijn weggevallen als het om zaaizaadontsmettingen gaat. Het Landbouwcentrum voor Voedergewassen (LCV) zoekt naar alternatieven voor de weggevallen middelen. Bovendien zal er meer aandacht naar teelttechniek moeten gaan. Het LCV legde hieromtrent proefvelden aan en wist ons alvast enkele resultaten te melden.

Leestijd : 6 min

Europa wordt almaar strenger als het om actieve stoffen gaat. Elk jaar vallen er wel enkele producten weg, wat gevolgen heeft in alle teelten. Ook in de maïsteelt vallen er klappen. Producten op basis van methiocarb konden nog tot april dit jaar gebruikt worden. Het laatste maïszaad met methiocarb werd aldus dit jaar ingezaaid. Producten op basis van thiram voor zaaizaadontsmetting kon al sinds januari niet meer. In het algemeen heeft maïs weinig last van ziekten en plagen, maar door het wegvallen van deze zaaizaadontsmettingen, blijft de vraag of dat zo blijft.

Vanwege deze problematiek zoekt LCV naar manieren en middelen om het wegvallen van methiocarb (Mesurol) en thiram te compenseren. “Wellicht kan tot 2021 zowel het vogelwerende effect van Mesurol, als het effect op bodemschimmels van TMTD ondervangen worden door het gebruik van Korit (ziram). Dit product is echter irritant naar gebruik toe en zal op termijn wellicht ook verdwijnen”, klinkt het bij LCV.

Om de opkomst van maïs zo efficiënt en uniform mogelijk te laten verlopen, zoekt het LCV in een project naar oplossingen. Alternatieve zaadcoatings worden onderzocht, alsook de teelttechniek, waaronder zaaidiepte, zaaibedbereiding en zaaitijdstip. Coördinator en onderzoeker voedergewassen aan het LCV Gert Van de Ven legt de resultaten uit van enkele proeven.

Nieuwe middelen tegen insecten en bodemschimmels?

Het wegvallen van zaaizaaidontsmettingen zal een duidelijke impact hebben op de maïsteelt. Thiram viel weg, en er zijn nog alternatieve fungiciden voorhanden. “Alleen is de vraag of ze de werking van TMTD evenaren. Zeker in gebieden waar er problemen zijn met Pythium, zal dit de nodige aandacht vragen”, klinkt het.

Mesurol aan de andere kant, had een werking naar insecten, maar was ook vogelafwerend. Zaaizaadontsmettingen naar vogelafweer zullen snel verdwijnen. En naar insecten toe? “Mesurol had een werking naar fritvlieg. Of er nu meer schade zal zijn, valt nog af te wachten.” Daarnaast vormen bodeminsecten ook een almaar groter probleem. Sommige percelen worden geteisterd door ritnaalden. Tot voor enkele jaren bood een zaaizaadontsmetting met bv Gaucho hier soelaas maar de neonicotinoïden zijn ondertussen niet meer toegelaten. De LCV-partners PVL, Inagro en Hooibeekhoeve legden daarom elk een proef aan om een oplossing hiertegen te vinden.

Force tegen ritnaalden

In de proef werd maïs zonder zaaizaadontsmetting vergeleken met maïs met Force-zaaizaaidonstmetting (tefluthrin). “Met het wegvallen van neonicotinoïden tegen ritnaalden is Force het enige wat je nog kan doen”, geeft onderzoeker Gert Van de Ven mee. Force heeft echter een dampwerking. Als je het plantje wil beschermen van kieming tot wanneer die boven de grond staat, moet je het 3 cm diep zaaien. Als het plantje boven de grond uit komt, is het ook daar beschermd.

Verder werden ook veldjes aangelegd waar maïs werd behandeld met granulaatproducten. Zo wil het LCV veldjes maïs met Force Evo vergelijken met veldjes maïs met de behandeling met Sherpa.

Op de proeflocatie van de Hooibeekhoeve te Laakdal werd het duidelijk dat de maïs zonder behandeling het meest afzag, met een grotere uitval van planten in vergelijking met maïs dat wel werd behandeld via zaaizaadontsmetting of granulaten. Om een goede werking te garanderen, dient er wel de nodige aandacht besteed te worden aan de toediening er van. “Ritnaalden kunnen kiemplanten aanpakken, maar we zien ook uitval als de planten groter zijn”, vertelt Van de Ven. Bij ritnaalden komen de planten slap te staan en sterven ze doorgaans af na een tijdje. Als ze er doorkomen blijven ze achter in groei en zien we dikwijls vertakte planten.

Daarnaast wordt er ook gekeken naar het effect van zaaidiepte. Een deel werd gezaaid op 5 cm, een deel op 3 cm. Zaaien op 3 cm diepte is misschien goed bij een Force behandeling, maar hoe ondieper wordt gezaaid, hoe gevoeliger voor pikschade door vogels. “We merkten dat op een gegeven moment een deel van de zaadjes op 3 cm zaaidiepte was weggepikt door de fazanten. Zaadjes op 5 cm diepte, daar komen de vogels niet aan. Meestal gaat het om kraaien. Dat effect was groter bij maïs zonder zaaizaadontsmetting in vergelijking met maïs behandeld met Force.” Nog een positief punt is dat Force nog een stimulerende werking heeft bij kiemen. “Bij maïs behandeld met Force was de opkomst sneller dan bij de rest.”

Belangrijk om te concluderen is dat bij een hoge plaagdruk enkelvoudige maatregelen (ofwel zaaizaadontsmetting, ofwel granulaat) niet voldoende zijn. “We moeten voor de toekomst de vraag stellen of we niet beter kunnen combineren”, geeft Van de Ven aan. Hij geeft ook mee dat het probleem groter wordt als nog meer zaaizaadbehandelingen met fungiciden wegvallen. “Als bodem- en kiemschimmels ook nog vrij spel krijgen, zal het moeilijk worden de maïs nog boven te krijgen. Zaaitechniek en tijdstip gaan dan nog meer een rol spelen. Het wordt dan immers belangrijk om de maïs zo snel mogelijk boven de grond te hebben.”

Aan de andere kant hoeven bodem-insecten, zoals ritnaalden, niet altijd automatisch te betekenen dat de planten in grote getale wegvallen. In een andere proef zagen onderzoekers dat er zelfs bij een zware aantasting geen planten wegvielen. “De groeiomstandigheden waren goed, en de planten groeiden door de aantasting door”, geeft hij mee.

Teelttechniek wordt belangrijker

Naast de zaadcoating zal de landbouwer meer en meer aandacht moeten besteden aan de teelttechniek. “De teelttechnische maatregelen moeten er op gericht zijn om de maïs zo snel mogelijk te laten opkomen en te laten doorgroeien. Een snelle kieming en ontwikkeling van de kiemplanten verlaagt het risico op aantasting door bodemschimmels, enzovoort. Daarnaast verbetert de concurrentiepositie ten opzichte van het onkruid en is het gewas weerbaarder.”

Al van bij de start moet de landbouwer beredeneerd omgaan met de teelt. Tijdens het zaaien kan de landbouwer best rekening houden met enkele zaken. Zo moet de bodemtemperatuur voldoende hoog zijn, minimum 8-10°C. “Bij te lage bodemtemperaturen vergroot de kans op uitval.”

Zoals uit de proef met ritnaalden bleek, is ook de zaaidiepte van belang op de opkomst. Zaaien op 4 à 5 cm diepte lijkt optimaal, op de grens tussen losse en vaste grond. “Dieper zaaien doet de opkomst vertragen en daarmee de gevoeligheid voor bodemschimmels en plantuitval. Bij te ondiep zaaien verhoogt het risico dat zaad in droge grond komt te liggen en op vogelschade.” Bovendien kan ook de zaaimethode een rol spelen, voor een optimale plantverdeling.

Aandacht voor het zaaibed

Net zo belangrijk als de zaaitechniek is het zaaibed. Een goed zaaibed zorgt voor de vlotte kieming van het zaad en vergroot de kans op een vlotte ontwikkeling van het plantje.

Het LCV geeft volgende tips mee: “Zorg voor een losse bovengrond die snel opdroogt en opwarmt zodat de kieming en beginontwikkeling vlot kunnen verlopen. Er is ook nood aan een voldoende vaste ondergrond waarin het zaad wordt gezaaid. Hierdoor zal er voldoende vocht zijn voor de kieming. Het egaal aandrukken van de grond is hier van belang. Een voldoende vast zaaibed zal ook minder snel uitdrogen en een uniforme zaaidiepte met zich meebrengen. Een vlak zaaibed zorgt bovendien voor een egale zaaidiepte, wat een uniforme opkomst met zich meebrengt.

Bij een goed en voldoende fijn zaaibed kiemen ook onkruiden egaal waardoor de kans op slagen van de onkruidbestrijding groter wordt, zeker wanneer men met bodemherbiciden werkt.”

Marlies Vleugels

Lees ook in Maïs

Meer artikelen bekijken