Startpagina Vleesvee

Ras in de kijker: Maine Anjou, een ideaal ras voor productie met eigen ruwvoeders

“Kom meisjes, kom…” Jo Ally en Sophie Demerre roepen liefdevol hun Maine Anjou-koeien samen voor de foto. Op ‘Goed te Maaigem’ in Bachte-Maria-Leerne koos men bewust voor dit Franse ras. “Het is een ideaal vleesveeras om op te kweken met eigen ruwvoeders.”

Leestijd : 8 min

Het ras Maine Anjou is vandaag meer en meer bekend onder de officiële Franse naam Rouge Des Prés. De bakermat van dit ras ligt in de regio Chartres, ten zuidoosten van Parijs. Wanneer ik Goed te Maaigem in Bachte-Maria-Leerne in de mooie Leiestreek bezoek, zijn Jo, zijn vader Antoine en zoon Guerin nog maar net terug van een intensieve trip naar die Franse regio. “We gaan er regelmatig op zoek naar dieren die passen op ons bedrijf”, vertelt Jo.

Jo Ally en Sophie Demerre staan helemaal achter hun keuze voor Maine Anjou.
Jo Ally en Sophie Demerre staan helemaal achter hun keuze voor Maine Anjou. - Foto: AV

Goed te Maaigem is onroerend erfgoed en behoorde ooit tot het naastliggende Kasteeldomein van Ooidonk. De weiden liggen aan de oevers van de Oude Leie.

Sterk ras met kenmerkend hartje

“De Maine Anjous zijn goed herkenbaar”, beschrijft Jo trots zijn favoriete ras. “Het is een roodbont ras, maar ze hebben steevast 4 witte poten, een wit einde aan de staart én … een hartje op hun hoofd! Het is alsof het zo moest zijn, want dit ras heeft ook een lief karakter. Het zijn kalme, rustige dieren.”

Het hartje op het hoofd kenmerkt  de Maine Anjou-runderen.
Het hartje op het hoofd kenmerkt de Maine Anjou-runderen. - Foto: AV

Antoine was melkveehouder. “Door de stijging van de gemiddelde melkproductie werd binnen het quotum de veestapel kleiner. We hadden land ‘over’ en konden hierdoor meer ruwvoedergewassen produceren. We zochten naar een vleesveeras dat veel ruwvoeder kan verzetten. En Maine Anjou bleek een ras dat hierop kan teren. Je kan er zware dieren, dus met veel vlees, mee produceren. Dankzij veel eigen voeders lukt dit bovendien aan een lage kostprijs”, omschrijft Jo. “We kopen immers amper krachtvoeders, enkel wat startkorrels voor de jonge dieren.”

De Maine Anjou-runderen hebben een extreem lange rug. “Hier zit het beste vlees… de côte à l’os, de entrecôte, de zesrib, de filet pur, die stukken komen niet uit de bil.” Wanneer Jo de kwaliteit beschrijft, komt het water al in de mond. “Het is erg jammer dat de karkasclassificaties in onze Belgische slachthuizen niet op maat gemaakt zijn van deze Franse, lange dieren. Het slachtrendement ligt bij dit ras wat lager, omdat de bespiering minder groot is dan bij onze traditionele rassen. Door hun typische lichaamsvorm en het zwaarder beengestel is er bij Maine Anjou dus meer ‘afval’. De dieren op ons bedrijf beschikken nochtans over het zogenaamde culard - gen. Dit genetisch kenmerk, een dikke bil, laten we bepalen in het bloed. We hebben het nodig om op de Belgische markt een goede prijs te krijgen.”

Jo vindt Maine Anjou ook een sterk en gemakkelijk ras. “Ze kunnen goed in groep leven tijdens de weideperiode, en dat is hier toch wel zo’n 180 à 200 dagen per jaar. Dankzij hun sterke poten hebben ze zelden een ongeluk. Die eigenschappen zijn hier ook nodig, want ik heb nog een andere bedrijfsactiviteit in het verhandelen van grondverzetmachines en Sophie heeft daarnaast een kennel van het ras border terriër.

Franse stieren

Vandaag telt het Goed te Maaigem 160 à 170 koeien en 4 dekstieren, de stierkalveren worden verkocht. Jo’s trips naar Frankrijk zijn vooral gericht op de aankoop van nieuwe dekstieren. “We hebben er intussen heel wat goede contacten. We gaan er naar Maine Anjou-prijskampen om dieren van gespecialiseerde fokkers te kopen. Er bestaan ook stierenlijsten van het stamboek. Maar soms, zoals gisteren, komen we na 1.400 km rijden zonder aankoop naar huis... De Maine Anjou-runderen zijn er immers van een ander type dan deze in ons land. De Fransen richten zich niet op dat culard-gen en de zware rug. Ze koppelen dat gen immers aan keizersnedes en dat willen ze daar absoluut niet op het platteland. De dieren moeten er zonder hulp kunnen kalven. Wij, Belgen, kopen in Frankrijk dus de stieren die de lokale veehouders niet willen, maar die zijn niet gemakkelijk te vinden. We zoeken stieren met een zware rug, veel kilo’s, geen gebreken én een goede groei… Ze moeten aan onze eisen voldoen!”

Streven naar modelkoe

Jo koopt stieren met een leeftijd tussen 8 maanden en 2 jaar. “Die jonge Franse stieren hebben er niet altijd al nakomelingen om de vererving te checken, maar dan kijken we naar de gegevens van de vader en moeder. De jonge stier is immers meestal beter dan de ouders. Dat is een belangrijk voordeel van fokkerij met raszuivere dieren. Je weet hoe de nakomelingen zullen presteren. De keuze van stier is dus belangrijk, want de proporties van onze koeien moeten kloppen. We streven een modelkoe na: met culard en lange rug, sterk beenwerk, een gezonde kop, niet zenuwachtig, en ecologisch. Met dat laatste bedoel ik dus dat ze goed ruwvoeders moet eten.”

“Ook het karakter speelt een rol. Zelfs bij een braaf ras als Maine Anjou zitten er ook ‘slechte karakters’ tussen. Rustige dieren zijn een voordeel. Ze verbruiken minder energie, wat zeker gunstig is in de vetmestperiode. Onze dieren blijven rustig liggen als we hen benaderen. We gaan altijd heel rustig om met onze dieren en hebben zelden een probleem.” Ook Sophie kan hier zomaar tussen die grote dieren wandelen. “Je moet ervoor zorgen dat de dieren geen slechte herinneringen aan je kunnen hebben. Ik ga al van jongs af, dus met de kalfjes, heel rustig met hen om”, benadrukt Sophie.

Bij aankoop van stieren in Frankrijk moeten altijd enkele gezondheidschecks gebeuren. Het bloed wordt gecontroleerd op IBR en blauwtong. De dieren moeten tweemaal gevaccineerd worden tegen blauwtong. Je kan het dier dus pas zo’n 40 dagen nadien ophalen.

Soms laat Jo ook sperma van een dekrijpe stier aftappen. “Zo behouden we die genetica wanneer er toch een ongeval met het dier zou gebeuren. Daarnaast weten zo ook hoe vruchtbaar de stier is. Goed invriesbaar sperma is immers een mooie maatstaf voor de vruchtbaarheid. De stier zal die eigenschap ook doorgeven aan zijn nakomelingen.”

Steeds keizersnede

De koeien kalven hier meestal driemaal op 5 jaar tijd. “Onze zuiderburen laten de koeien pas een eerste keer kalven op een leeftijd van 3 jaar. Om de rendabiliteit te verhogen ligt die timing bij ons eerder tussen 24 en 28 maanden. Een tweede kalving volgt een jaar later en eventueel een derde keer het jaar nadien.”

Jo en Sophie opteren ervoor om altijd keizersnedes te laten uitvoeren. “De Maine Anjou-koeien tonen goed op voorhand wanneer ze zullen kalven: de uier ‘komt op’ en de bekkenbanden verslappen naast de staart”, legt Sophie uit. Ze volgt alle kalvingen op en verzorgt de kalfjes tot ze 6 maanden oud zijn. “We werken consequent met monitoring via www.cowsonweb.net. We brengen 14 tot 21 dagen voor de uitgetelde datum een sonde aan in de schede van die koe en houden haar vanaf dan op stal. De geboortemelder voorspelt op basis van temperatuurmetingen enkel uren op voorhand de geboorte van het kalf. Het is een erg gemakkelijk systeem, ook om de dierenarts tijdig te verwittigen.”

De rechtse koe moet eerstdaags kalven en wordt opgevolgd via cowsonweb. De linkse koe kreeg net een kalf via keizersnede.
De rechtse koe moet eerstdaags kalven en wordt opgevolgd via cowsonweb. De linkse koe kreeg net een kalf via keizersnede. - Foto: AV

Na de keizersnede wordt het kalfje enkele dagen in een eenlingbox gezet. “Ik geef het daar biest van de moeder. De ruime biestproductie – het kalf moet 4 l opnemen tijdens de eerste 24 u - is ook zo’n goede eigenschap van dit ras. Nadien krijgt het kalf kunstmelk en verhuist het naar een groepsbox.” Het moederdier gaat na een weekje opvolging, onder meer van de temperatuur, naar een groep hier in de stal. Als het weideseizoen is gestart, vanaf ongeveer 20 april, gaat een koe 14 dagen na het kalven opnieuw naar de weide. Na 60 dagen mag de stier erbij. De stieren kunnen er op een natuurlijke manier de bronstige dieren dekken.

“De meeste kalvingen gebeuren hier tussen 1 oktober en 15 juli. In die periode zijn we dus zeker in de buurt van het bedrijf. Nadien kunnen we ‘vakantie’ nemen”, lacht het koppel. “Dat zijn de maanden waarin we allerlei taakjes op het bedrijf en in de stallen uitvoeren, maar we proberen toch elk jaar ook een weekje vakantie te nemen.”

Zoveel mogelijk grazen én eigen voeders

Jo is voorstander van een lange graasperiode. “Grazen is de goedkoopste manier van groeien”, stelt hij. “Wat de dieren afgrazen, moet je immers niet maaien.” En zo haalt Jo ineens nog een pluspuntje van het ras aan: “Deze runderen grazen de weide mooi vlak af, ze zijn namelijk niet erg selectief in hun keuze. Bovendien blijft bij het grazen de mest ineens op de weide.” Antoine (85) doet ondanks zijn leeftijd zijn dagelijkse ronde langs alle weiden. “Dat is vader zijn plezier. Hij weet in een blik of alles nog oké is met de dieren of niet.”

Jo doet het werk op het akkerland en voedert alle dieren ouder dan 6 maanden. Het bedrijf beschikt over ongeveer 55 ha land. “Ons areaal beslaat zo’n 6-10 ha graan, waardoor we ook over eigen stro beschikken, 6- 7 ha aardappelen, 13 ha maïs en 25 ha grasland. We kunnen meestal nog voordroogkuil, hooi en mais verkopen.

Het enige wat we aankopen, zijn eiwitten, namelijk soja en lijnzaadschilfers. We probeerden als alternatief ook wel eens paardenbonen te zaaien, maar dat was geen succes. In deze bosrijke regio zitten veel vogels. Die aten het gewas sneller op dan we konden telen…

Het is altijd ons doel om voor onze voeders niets te moeten kopen, uitgezonderd mineralen en vitaminen. We telen alles wat onze herkauwers kunnen opeten.”

De kalfjes krijgen 2 maanden kunstmelk. Na 14 dagen krijgen ze wel al wat startkorrels en extra hooi. Na die 8 weken worden ze ook gespeend. “Als ze 10 weken oud zijn, voederen we een eigen krachtvoeder.” Jo toont de mengeling van eigen granen, soja, lijnzaadschilfers en vitaminen, die klaarligt in de hangar. “Dit rantsoen vullen we nog 6 maanden aan met hooi. Hooi zorgt voor een goede pensontwikkeling. Een ‘goede’ buik is dé basis voor een grote ruwvoederopname.”

De oudere dieren voederen we op de weide nooit bij, de jaarlingen meestal vanaf oktober. Rond 11 november brengen we alle dieren terug op stal.

Smaakvol gemarmerd vlees

Het bedrijf haalt een gemiddeld geslacht karkasgewicht van ongeveer 640 kg bij de koeien die 3 keer kalfden. “Na 2 of 3 kalvingen gaan onze koeien al naar het slachthuis. Dat is een bewuste keuze. We houden onze veestapel op ongeveer hetzelfde aantal dieren.”

Jo en Sophie zijn er als liefhebbers van Maine Anjou ook van overtuigd dat dit ras het beste vlees levert. “Onze natuurrunderen leveren mooi donkerrood, gemarmerd vlees. Die marmering van het intramusculair vet zorgt voor de lekkere smaak. Dit vlees is dan ook heel geliefd bij restaurants en slagers hier in de regio, waar we rechtstreeks aan leveren.”

Jo heeft trouwens een heel eigen mening over de vleesproductie. “Eten we te veel vlees? In onze westerse wereld eigenlijk wel. Toch gaan wij door met ons vleesvee. Herkauwers zetten immers producten die onverteerbaar zijn voor mensen om in verteerbare producten. En Maine Anjou zet ruwvoeders – gewassen die de mens niet eet – , zelfs zónder krachtvoeders, om naar vlees. Bovendien kan de mest van onze dieren gebruikt worden bij de teelt van gewassen voor menselijke consumptie. Een mooi circulair en ecologisch principe, niet?”

Anne Vandenbosch

Lees ook in Vleesvee

Meer artikelen bekijken