Startpagina Aardappelen

Het gebruik van bladmeststoffen in de aardappelteelt

In 2016 werden vier proefvelden aangelegd om het gebruik van bladmeststoffen in de aardappelteelt te evalueren onder praktijkomstandigheden. Vier handelsproducten werden vergeleken met een (referentie)behandeling zonder bladmeststof en een behandeling waarbij supplementair vloeibare stikstof (N) werd gebruikt.

Leestijd : 8 min

B ladmeststoffen bieden een aantal interessante mogelijkheden voor toepassing in de aardappelteelt, maar gezien het moeilijke seizoen vorig jaar moet voorzichtig worden omgesprongen met de reeds beschikbare resultaten van 2016. Voor bijkomende informatie worden de resultaten van groeiseizoen 2017 afgewacht. Op velden waar het aardappelgewas voldoende nutriënten heeft opgenomen, heeft het gebruik van bladmeststoffen weinig effect op het nitraatresidu.

De stikstofbemesting blijft een zeer belangrijke factor in een succesvolle aardappelteelt en is mee bepalend voor de opbrengst en de kwaliteit van de aardappelen. Daarentegen blijft er na de teelt van aardappelen nog al te vaak een hoge hoeveelheid nitraatstikstof achter in de bodem na de oogst. Een goed beredeneerde en doordachte bemesting op aardappelpercelen is dan ook een must, zowel vanuit milieukundig oogpunt als vanuit economisch perspectief.

De voorbije jaren werd reeds onderzoek gedaan naar onder meer kaliumbemesting, fractioneren van stikstofbemesting, gebruik van effluent, inzetten van kunstmeststofvervangers,… Bladmeststoffen werden tot nu toe nog niet opgenomen in het programma van het LCA (Landbouwcentrum Aardappelen).

Nochtans zijn er in de handel tal van bladmeststoffen te verkrijgen die kunnen toegepast worden in de aardappelteelt. Het aanbod is groot met heel wat verschillen op vlak van onder andere samenstelling, tijdstip van toediening, aantal toepassingen en kostprijs. Telers kunnen bladmeststoffen bijvoorbeeld inzetten tijdens een periode van droogte (weinig mineralisatie in de bodem), wanneer het gewas een mindere groei kent of om het loof langer groen te houden. Al te vaak zijn geen duidelijke, objectieve resultaten van de meerwaarde van bladmeststoffen voor de teelt beschikbaar. Bovendien betekent het inzetten van bladmeststoffen een (soms aanzienlijke) meerkost zonder dat de teler weet of dit hem extra kilo’s en/of aardappelen van hogere kwaliteit oplevert. De meerwaarde van bladmeststoffen in de aardappelteelt werd in 2016 afgetoetst door toepassing van commerciële bladmeststoffen op proefvelden op 4 locaties in Vlaanderen.

Proefopzet

In 2016 werden in het kader van het programma van het LCA in totaal vier proefvelden aangelegd op 4 locaties in Vlaanderen. De Bodemkundige Dienst van België was verantwoordelijk voor 2 proefvelden in Huldenberg en Nieuwenhove, PIBO Campus legde een derde proefveld aan te Tongeren en het vierde proefveld werd aangelegd door Land- en tuinbouwcentrum Waasland te Sint-Niklaas. Op alle 4 de proefvelden werden dezelfde 4 handelsproducten vergeleken met 2 referentieobjecten zodat op elk proefveld in totaal 6 behandelingen werden opgevolgd. Referentieobject 1 (behandeling 1) bestond uit een stikstofbemesting volgens advies, zonder meer. In referentieobject 2 (behandeling 2) werd een supplementaire hoeveelheid N toegediend onder de vorm van vloeibare N (toediening via het blad) (N = stikstof).

Behandelingen 3 tot 5 bestonden uit specifieke N-bladmeststoffen terwijl behandeling 6 bestond uit een bladmeststof zonder N maar aangerijkt met spoorelementen. Elk van de behandelingen werd bovendien aangelegd in 4 herhalingen. Een overzicht van de aangelegde behandelingen en hun opzet is gegeven in Tabel 1. Hierbij is het belangrijk te vermelden dat de bemesting volgens advies aan alle behandelingen werd toegediend. De bladmeststoffen werden in dit eerste jaar als supplement bovenop het advies beschouwd.

blad1

Voor elk proefveld werd de actuele bodemvruchtbaarheid bepaald aan de hand van een standaardgrondontleding en een N-indexonderzoek (0-60 cm). De resultaten voor de 4 proefvelden zijn voorgesteld in Tabel 2. Er werden geen extreme waarden gemeten voor de onderzochte parameters en er waren nergens tekorten.

blad2

Resultaten

De aardappelen werden gesorteerd en de opbrengstresultaten werden statistisch geanalyseerd met behulp van een TukeyHSD test. Gemiddelden gevolgd door een verschillende lettercombinatie duiden op een significant verschil op het 95% niveau. Bij de oogst werd per behandeling ook het nitraatresidu bepaald.

Huldenberg

In Huldenberg werd Bintje geplant op 19 april 2016 en gerooid op 26 september 2016. Voor stikstof werd een advies van 210 kg N/ha gegeven, op basis van de N-index. De bladmeststoffen werden toegediend gespreid over 4 momenten tussen 22 juni en 1 augustus. Niet alle bladmeststoffen werden op elk moment toegediend.

De opbrengstresultaten en de sortering worden weergegeven in Tabel 3. Onder ‘ < 35mm’ worden aardappelen met een diameter kleiner dan 35 mm verstaan. Hetzelfde geldt voor de groep ‘35-50 mm’ welke alle aardappelen met een diameter tussen 35 en 50 mm omvat. Voor aardappelen met een diameter groter dan 50 mm is een onderscheid gemaakt tussen vermarktbare productie (in de kolom 50 mm) en uitval (= gekloven aardappelen). Dezelfde interpretatie is ook geldig voor het proefveld in Nieuwenhove.

blad3

In Huldenberg lag de totale opbrengst voor alle behandelingen boven de 60 ton/ha. Voor Behandelingen 5 en 6 lag de totale opbrengst zelfs boven de 65 ton/ha. Hoewel er geen statistisch significante verschillen zijn (vandaar geen letters weergegeven in de tabel), zijn er wel een aantal trends waar te nemen.

Zo lijkt het gebruik van bladmeststoffen in Huldenberg te leiden tot een groter aandeel aardappelen in de categorie 50 mm. Voor behandeling 5 ligt het aandeel aardappelen in deze groep gemiddeld 18% hoger dan voor de referentiebehandeling zonder bladmeststoffen. Voor de kleinere maatsorteringen worden de hoogste opbrengsten genoteerd voor de referentiebehandeling, wat overeenkomt met het verwachte positieve effect van bladmeststoffen op de sortering. Naar uitval toe werden de beste resultaten gehaald met behandeling 4. Het percentage afgekeurde aardappelen lag gemiddeld 17% lager voor deze behandeling ten opzichte van de referentiebehandeling.

Met betrekking tot kwaliteit werden het drogestofgehalte en het onderwatergewicht bepaald. De resultaten zijn weergegeven in Tabel 4. De onderwatergewichten zijn zeer hoog en schommelen allemaal rond de maximumwaarde (447 g/5kg) genoteerd bij de eindopbrengst van de praktijkpercelen 2016.

blad4

De nitraatrest bij de oogst in het bodemprofiel (tot 90 cm), wordt per laag van 30 cm getoond in Grafiek 1. De nitraatresten in de bodemlaag 0-90 cm varieerden bij de oogst eind september tussen 30 en 56 kg NO3-N/ha, wat beneden de toegelaten norm is voor alle behandelingen. Het gebruik van bladmeststoffen resulteerde niet in hogere nitraatresidu’s.

blad_graf1

Nieuwenhove

In Nieuwenhove werd Bintje geplant op 21 april 2016 en gerooid op 23 september 2016. Voor stikstof werd een advies van 208 kg N/ha gegeven, op basis van de N-index. De bladmeststoffen werden toegediend op dezelfde data als in Huldenberg.

Algemeen gesproken was de opbrengst in Nieuwenhove voor alle behandelingen laag. De totale opbrengst lag overal beneden de 55 ton/ha, waarvan bovendien 15 tot 23 ton aardappelen als uitval werd geklasseerd. Het aantal groeischeuren en misvormde knollen lag zeer hoog. Het proefveld heeft in juni sterk geleden onder de wateroverlast.

blad5

Er konden geen statistische verschillen worden aangetoond. Wel zijn er opnieuw een aantal trends waar te nemen. Voor behandeling 6 bijvoorbeeld ligt het aandeel aardappelen in de kleinere sorteringen respectievelijk 15 en 18% lager ten opzichte van de referentie. Bovendien wordt er voor deze behandeling ook 16% minder uitval genoteerd en ligt het aandeel aardappelen in de hoogste sortering 12% hoger dan de referentie. Voor de overige behandelingen ligt de uitval dan weer 1 tot 17% hoger dan in de referentiebehandeling.

Het drogestofgehalte en het onderwatergewicht zijn weergegeven in Tabel 6. De verschillen tussen de verschillende behandelingen zijn duidelijk groter dan in Huldenberg.

blad6

De nitraatrest bij de oogst in het bodemprofiel (tot 90 cm), wordt per laag van 30 cm weergegeven in Grafiek 2. Voor alle behandelingen werd de toegelaten norm ruimschoots overschreden. De laagste waarde bedroeg 168 kg NO3-N/ha voor de referentiebehandeling. Voor de verschillende behandelingen met bladmeststoffen, lag het nitraatresidu nog hoger. De extra toegediende stikstof is amper opgenomen en is terug te vinden in het nitraatresidu.

blad_graf2

Opbrengstresultaten van proefveldwerking laat zien dat extra voeding van stikstof via het loof kan renderen, maar de meerwaarde bleef (misschien seizoensspecifiek) beperkt.
Opbrengstresultaten van proefveldwerking laat zien dat extra voeding van stikstof via het loof kan renderen, maar de meerwaarde bleef (misschien seizoensspecifiek) beperkt.

Tongeren

In Tongeren werd Fontane geplant op 21 april 2016 en gerooid op 28 september 2016. Voor stikstof werd een bemestingsadvies van 210 kg N/ha gegeven, op basis van de N-index. De bladmeststoffen werden gespreid toegediend over 3 momenten tussen 28 juni en 1 augustus. Voor vloeibare stikstof waren er 2 bijkomende momenten op 20 juni en 10 augustus.

De opbrengstresultaten en de sortering worden weergegeven in Tabel 7. Onder ‘50 mm’ geven het vermaktbare aandeel aan voor die sorteringen. Dezelfde interpretatie is ook geldig voor het proefveld in Sint-Niklaas.

In Tongeren konden een aantal interessante verschillen (in Tabel 7 aangeduid met behulp van een verschillende lettercombinatie) worden aangetoond. De totale opbrengst varieerde in Tongeren tussen de 49 en 63 ton per hectare. Met 49 ton/ha lag de opbrengst voor behandeling 2 significant lager ten opzichte van de overige behandelingen. Een mogelijke verklaring is loofverbranding na toediening van vloeibare N. Ten gevolge van de hoge uitval (ongeveer 50% van de totale opbrengst), liggen de vermarktbare tonnages echter zeer laag voor alle behandelingen.

blad7

Voor de sortering ‘35-50mm’ merken we op dat behandelingen 4, 5 en 6 een significant hogere opbrengst halen dan beide referentiebehandelingen. Voor behandeling 4 loopt de meeropbrengst in deze sortering zelfs op tot bijna 5 ton/ha. Het effect van de loofverbranding blijkt duidelijk uit de opbrengst in de grootste sortering: met 13 ton/ha ligt de opbrengst hier significant lager dan voor alle andere behandelingen.

De nitraatrest bij de oogst in het bodemprofiel (tot 90 cm), wordt per laag van 30 cm weergegeven in Grafiek 3. Het nitraatresidu varieerde tussen 39 en 75 kg NO3-N/ha waardoor er op dit proefveld voor geen enkele behandeling een overschrijding van de toegelaten norm werd genoteerd.

blad_graf3

Sint-Niklaas

In Sint-Niklaas werd Bintje geplant op 22 mei 2016 en gerooid op 18 oktober 2016. Voor stikstof werd een bemestingsadvies van 230 kg N/ha gegeven, op basis van de N-index. De bladmeststoffen werden toegediend op 3 momenten tussen 6 en 20 juli.

In Sint-Niklaas schommelde de totale opbrengst rond 55 ton aardappelen per hectare. Er konden geen statistisch significante verschillen worden aangetoond maar er zijn wel een aantal trends waar te nemen. Voor de grootste sortering, ligt de opbrengst voor de verschillende behandelingen met bladmeststoffen duidelijk lager dan voor de referentiebehandeling.

De nitraatrest bij de oogst in het bodemprofiel (tot 90 cm), wordt per laag van 30 cm weergegeven in Grafiek 4. Het nitraatresidu varieerde tussen 80 en 108 kg NO3-N/ha. Op het proefveld in Sint-Niklaas werd een (beperkte) overschrijding van de toegelaten nitraatresidunorm genoteerd voor behandelingen 3 en 6.

Besluit

Het gamma bladmeststoffen dat wordt aangeboden voor de aardappelteelt, breidt ieder jaar uit. De aardappelteler dient zich de vraag te stellen welk product onder welke omstandigheden een meerwaarde kan opleveren voor zijn percelen. In dit kader werden door de partners van het LCA het afgelopen jaar 4 proefvelden aangelegd.

In deze proeven werden de bladmeststoffen toegediend als supplement boven een volledige NPK-Mg bemesting volgens advies. Ook na de grote neerslag (mei-juni), gaf het extra toedienen van vloeibare N geen of slechts een zeer beperkte meerwaarde. Extra voeding van N via het loof kan renderen als er een tekort is in de bodem, maar mag niet zonder meer als supplement worden beschouwd.

Zeker gezien het moeilijke voorbije groeiseizoen is het nog te vroeg om bindende uitspraken te doen naar eventuele meeropbrengsten of kwaliteitverschillen, hiervoor werd de proef opnieuw aangelegd in het teeltjaar 2017. Met betrekking tot het nitraatresidu, lijkt het gebruik van bladmeststoffen geen grote problemen te geven. Enkel voor het proefveld in Nieuwenhove werden grote overschrijdingen vastgesteld. Ook het nitraatresidu van de referentiebehandeling lag hier echter te hoog, wat suggereert dat er onvoldoende opname van stikstof heeft kunnen plaatsvinden.

blad8
blad_graf4

J.Bonnast (BDB),

K. Vrancken (PIBO Campus), R. Van Avermaet (LTCW), Jan Bries (BDB)

Lees ook in Aardappelen

Hoe presteerden de chipsrassen in 2023?

Aardappelen Vorig jaar was een opmerkelijk teeltjaar voor aardappelen. Toch slaagde het Landbouwcentrum Aardappelen (LCA) er opnieuw in om de prestaties van chipsrassen in Vlaanderen op te volgen. Binnen deze rassenproeven wordt de variëteit VR808 als referentie beschouwd.
Meer artikelen bekijken