Om tegen te gaan dat reekalfjes, patrijzen, fazanten, hazen, weidevogels en andere dieren nog meer onder de machines terechtkomen, organiseerde de Hubertus Vereniging Vlaanderen samen met het Antwerps provinciaal proefbedrijf voor melkvee en voedergewassen en de Hooibeekhoeve een ‘diervriendelijke maaidemo’. Die demo is een actie van het project ‘Zot van pAtrijs’. Op twee velden werden verschillende methoden getoond om dieren te vermijden in uw kuilvoer.
Van binnen naar buiten...
Met een gedragen zijdelingse maaier met een werkbreedte van 3 meter werd van binnen naar buiten gemaaid. Dit is een goede manier wanneer het gaat over kleinere percelen. An Schellekens van de Hooibeekhoeve geeft verder uitleg over de methode: “Er werd gebruikgemaakt van een tractor met gps. Dit is zeker een hulp om het midden van het perceel te vinden en de juiste breedte van de kopakker in te schatten. Vooral het draaien op de nog ongemaaide kopakker heeft als nadeel dat er gras wordt platgereden en dat door het kort keren tijd (en dus ook brandstof) wordt verloren. Met deze methode kan tot 80% van het wild gespaard worden.
Een alternatief is om eerst de kopakkers te maaien en dan van binnen naar buiten te maaien. Dit is niet optimaal, omdat het wild zich vaak schuilhoudt aan de buitenkant van het perceel. Toch houdt het een verbetering in tegenover het gangbare van buiten naar binnen maaien.”
... of in een U-vorm
Een andere methode is mogelijk met de triple maaier, die toch al veel gebruikt wordt. Hiermee bestaat het voordeel dat je door de frontmaaier nooit over ongemaaid gras moet rijden. “Vaak worden er eerst twee toeren langs de buitenkant van het perceel gemaaid om dan in zig-zag het perceel te maaien van de ene naar de andere kant. Doordat de kopakkers reeds gemaaid zijn, kan er vlot gedraaid worden met de maaier omhoog.”
Op een tweede perceel ging een loonwerker aan de slag met een triple-maaicombinatie met een werkbreedte van 10m. De eerste twee toeren werden niet volledig rondom het perceel gemaaid, maar de kopakkers werden in één richting gemaaid. Hiervoor werd er telkens (voor en achterkant perceel) één breedte achteruitgereden. Daarna werden in zigzagvorm de lengtes gemaaid. Zo drijf je het eventuele wild uit het perceel van de ene naar de andere kant. Nooit zit een ongemaaid gedeelte waarin het wild zich schuilhoudt ingesloten door een reeds gemaaid stuk.”
Overleg met jagers
Overleg met jagers en boswachters is zeker aan te raden nog voor het maaien. Zij kunnen het perceel ‘vreemd’ maken voor wild door de avond ervoor linten of zakken te hangen aan perceelsranden, die achteraf worden verwijderd. Verder kan de jager er met de hond doorgaan om de dieren te verdrijven. Reekalfjes worden voorzichtig uit het veld verwijderd; aanraking door mensenhanden kan immers zorgen voor afstoting door de moeder. Moesten er vogelnesten zijn, dan worden die ook gemarkeerd als veld waar niet gemaaid kan worden.
Of het altijd op deze manier zal moeten gaan, is nog maar de vraag. Aanwezigen gaven nog graag hun suggesties. “Volgens mij zouden geluidsgolven ook nog werken, maar dan eerder om het wild weg te jagen”, merkte jager Ludo Reynaerts op. Ten slotte zijn er verschillende maaimethoden mogelijk, naargelang de vorm van het veld.