Overheidsingrijpen
“Moet de overheid hierbij een rol spelen,” ging Caron verder. “Bijvoorbeeld via een voorkooprecht van landbouwgrond voor actieve landbouwers?” Caron noemde ook de aanleg van een grondenbank als mogelijke oplossing, evenals een hervorming van de pachtwetgeving. De organisatie voor constructeurs en importeurs van mechanisatie, Fedagrim, pleitte eerder ook voor een grondenbank. Caron vroeg Schauvliege ook waarom de effectieve oppervlakte – 609.000 hectare – voor landbouw zoveel kleiner is dan de afgebakende oppervlakte – 750.000 hectare.
Ten slotte vroeg Caron of het niet zinvol zou zijn om een observatorium in te stellen dat de markt voor landbouwgrond monitort. Dergelijke observatoria worden al gebruikt om de prijzen van voedsel te volgen. De Meyer stelde Schauvliege ook een vraag over landbouwgrond, maar dan met een andere insteek. De christendemocraat vroeg Schauvliege of de aankoop van landbouwgrond door supermarktketen Colruyt - een keten die fel inzet op de laagste prijs - nu als een kans of als een bedreiging voor boeren moet worden gezien.
Marktprincipes
Schauvliege benadrukte dat we in een vrije markteconomie leven en dat grondeigenaren in principe de grond mogen verkopen aan wie ze willen – dus ook aan rijke industriëlen die het zien als een belegging of aan supermarktketens. De prijs wordt bepaald door vraag en aanbod. Zoals ook elders in de economie: als de prijs stijgt, is blijkbaar de vraag groter dan het aanbod en dus neemt de waarde toe.
“Je kunt zeggen dat landbouwgrond ook door anderen kan worden gebruikt,” aldus Schauvliege, “maar er zijn ook de instrumenten van de vergunbaarheid die wij hebben. Wij, dat zijn ook de vergunningverleners, dat is ook de advisering die vanuit Landbouw wordt gegeven, maar dat zijn ook de lokale besturen die een rol spelen. Het is heel belangrijk dat we erop blijven inzetten – we zijn daar vanuit Landbouw heel strikt in – dat landbouwgrond en het actief bouwen of iets doen, wordt voorbehouden aan actieve landbouwers.”
Schauvliege zei te zien dat deze visie niet altijd op dezelfde manier wordt geïnterpreteerd. “Mijnheer De Meyer, ik wil nogmaals herhalen dat ons departement mee de advisering doet voor tal van die dossiers en dat het eigenlijk heel strikt bekijkt of landbouwgrond door actieve landbouwers wordt gebruikt. We moeten ook goed voor ogen houden dat er een verschil kan zijn tussen de eigenaar van de grond en de gebruiker van de grond. Als het gaat over de eigenaar, kunnen we daar minder aan doen, denk ik.”
Pacht
Wel ziet Schauvliege heil in aanpassing van de pachtwetgeving, waarvoor ze niet lang geleden inspiratie op heeft gedaan in Nederland. Helaas bleek de Nederlandse pachtwet- hervorming niet in alle opzichten geslaagd; zelfs landbouwminister Carola Schouten zei dat ze nog ver van af is. De reguliere pachtvorm biedt de Nederlandse boer net als in Vlaanderen veel bescherming. Daartegenover staat een volledig geliberaliseerde pacht, die vooral zijn uitwerking vindt in korte looptijden. Het gevolg is dat bedrijfsgrootten fluctueren en bedrijven moeilijker financierbaar worden omdat een solide basis onder de onderneming ontbreekt.
Ondernemers kunnen zich binnen de geliberaliseerde pacht niet gemakkelijk op de langere termijn richten, wat betreft financieringen in een duurzame, productieve grondgebonden landbouw. Het is volgens Schauvliege niet evident om de pachtwetgeving zo vorm te geven dat ze de twee partijen – verpachter en pachter – tevreden stelt. De verpachter wil wat verdienen en de pachter wil toegang tot de grond zeker stellen. “Dat evenwicht vinden tussen dat voldoende aantrekkelijk maken en dat zorgen voor die rechtszekerheid, is heel moeilijk. Je kunt dat doen door de Pachtwet te hervormen, maar ik ben ervan overtuigd dat de Pachtwet alleen geen oplossing zal zijn. Ik heb dat al een paar keren gezegd. Je zult ook op het vlak van fiscaliteit moeten sturen om ervoor te zorgen dat eigenaars geneigd zijn om die gronden langer in pacht te geven.”
Schauvliege zei ook zeer sterk te geloven in meer en betere samenwerking van landbouwers, “om samen sterk te staan in die keten.” Ze vatte samen: “Dat zijn volgens mij de drie pijlers waaraan we vooral moeten werken: de ruimtelijke ordening, de vergunbaarheid, en natuurlijk ook of je al dan niet subsidies kunt krijgen vanuit het GLB, de pachtwetgeving en de nieuwe vormen en de nieuwe samenwerking in de primaire sector.”