Startpagina Archief

Coachen van vleeskuikenbedrijven

naar een betere dierziektepreventie

Het is van het grootste belang om voorzichtig om te springen met het gebruik van antibiotica. Het gebruik ervan is de grootste veroorzaker van het ontstaan van resistente bacteriën tegenover deze stoffen. Dat is zowel in de humane geneeskunde als in de diergeneeskunde een probleem. In een studie werd nagegaan of het coachen van bedrijven helpt om het antibioticagebruik te verminderen.

Leestijd : 5 min

Er zijn de laatste jaren al grote inspanningen geleverd om het gebruik van antibiotica in de diergeneeskunde te verminderen. Denk in België maar aan de periodieke AB Registerrapporten, de barometer van Sanitel-Med en de richtlijnen en adviezen waar dierenartsen zich op moeten baseren bij het instellen van een behandeling. Ook hebben de Belgische veehouders hiertoe rechtstreeks bijgedragen door hun antibioticagebruik onder de loep te nemen. We zijn er echter nog niet. Er zijn nog verdere inspanningen nodig om het gebruik van antibiotica verder te doen dalen, zeker gezien de laatste cijfers aantonen dat het antibioticagebruik in de diergeneeskunde terug toegenomen is. Bovendien is het gebruik van kritisch belangrijke antibiotica voor de mens wederom gestegen bij pluimvee.

Hardnekkige gewoontes

Medicatie en antibiotica in het bijzonder worden gebruikt wanneer dieren ziek zijn. Bijgevolg lijkt het logisch dat je de hoeveelheid gebruikte antibiotica kan doen verminderen door ziektes bij dieren te vermijden. Er zijn echter studies die aantonen dat medicatiegebruik niet alleen afhankelijk is van de diergezondheid. Ook de attitude en gewoontes van de verantwoordelijke veehouder bepalen of er al dan niet medicatie wordt opgezet.

Ieder van ons heeft bepaalde gewoontes en vaak kost het ons veel moeite om die gewoontes te veranderen. Denk maar aan de rokers onder ons die weten dat het slecht is voor de gezondheid, maar alsnog blijven roken. Hetzelfde geldt voor gewoontes op werkvlak. Als we al jaren werken op een bepaalde manier, waarom dan veranderen?

Inzicht krijgen via studie

Om inzicht te krijgen in de attitude van veehouders omtrent antibioticagebruik werd in 2017 aan de Universiteit Gent een studie opgestart waarbij 30 vleeskuikenhouders (15 in Vlaanderen, 15 in Nederland) met een hoog antibioticagebruik (in de gele of rode zone volgens het AB Registerrapport) gedurende 13 maanden werden opgevolgd. We wilden onderzoeken of de ingesteldheid van de veehouders omtrent het gebruik van antibiotica een reden was voor het hoge gebruik, en of we door coaching een verbetering van zowel deze ingesteldheid als een verlaging van de hoeveelheid gebruikte antibiotica konden teweegbrengen.

Om veranderingen in attitude te kunnen meten, hebben we dit uitgedrukt in een getal, gebaseerd op het Adkar-model. Dit model wordt voornamelijk in de bedrijfswereld gebruikt en omvat de 5 bouwstenen (vrij vertaald vanuit het Engels: Bewustzijn, Wil, Kennis, Mogelijkheden en Versterking) die nodig zijn om succesvolle veranderingen door te maken. Na aanpassing van het model voor gebruik in de veehouderij, hebben we dit toegepast op alle deelnemende veehouders. We gingen na of er door coaching veranderingen waren in attitude gedurende een periode van 13 maanden, alsook welke veranderingen op bedrijfsniveau mogelijk waren.

Veranderingen in attitude

De attitude van de deelnemende veehouders werd gemeten via de Adkar-scores aan het begin van de studie, na 6 maanden begeleiding en nog eens 6 maanden later. Bij de start waren de Adkar-scores vrij laag voor de Vlaamse veehouders, wat aangaf dat er ruimte voor verbetering was. De Vlaamse veehouders hadden volgens het model gemiddeld gezien nog onvoldoende bewustzijn over de risico’s verbonden aan een hoog antibioticagebruik, de wil om hier iets aan te veranderen kon beter, en kennis en mogelijkheden over hoe dit juist aan te pakken was nodig.

Na de coachinggesprekken zagen we een toename van de Adkar-scores. Dat betekent dat de Vlaamse veehouders een groter besef hadden van de problemen van een hoog antibioticagebruik, en dat ze meer motivatie hadden om er iets aan te doen. Bovendien waren ze ook meer in de mogelijkheid om veranderingen door te voeren, door een verbeterde kennis en mogelijkheden.

Op de Nederlandse bedrijven zagen we dat de Adkar-scores aan het begin van de studie reeds hoog waren. Bijgevolg was er ook niet veel verbetering mogelijk. Duidelijk was wel dat het bij de Nederlandse veehouders aan kennis ontbrak over hoe ze hun antibioticagebruik konden verlagen.

Veranderingen op de bedrijven

De deelnemende bedrijven in Vlaanderen en Nederland waren allemaal conventionele vleeskuikenbedrijven met gemiddeld 85.000 dieren op het bedrijf, meestal verdeeld over 3 stallen.

Om het antibioticagebruik te kunnen verminderen, willen we de kans verminderen dat dieren ziek worden. De De aanwezigheid van gezonde dieren betekent immers dat we geen medicatie moeten opstarten. Eén van de manieren om dierziektes te vermijden, is het nemen van bioveiligheidsmaatregelen. Bioveiligheid is een brede term die alle maatregelen omvat die de insleep van ziekten van buiten het bedrijf of tussen bedrijven probeert te verhinderen, alsook alle maatregelen die de verspreiding van ziekten binnenin een bedrijf proberen tegen te gaan. De tabel geeft een overzicht van de verbeteringen op vlak van bioveiligheid die geadviseerd werden op de bedrijven, alsook het aantal bedrijven die deze aanpassingen als haalbaar inschatten.

De aanwezigheid van bioveiligheidsmaatregelen kan ook uitgedrukt worden in een score van 0 tot 100 volgens de Biocheck.UGent vragenlijst. Hoe hoger de score, hoe meer bioveiligheidsmaatregelen genomen worden.

Op onze deelnemende bedrijven zagen we aan het begin van de studie dat de Nederlandse bedrijven het over het algemeen beter deden op vlak van bioveiligheid in vergelijking met de Vlaamse bedrijven. Aan het eind van de studie zagen we echter grote verbeteringen op de Vlaamse bedrijven, terwijl de Nederlandse bedrijven min of meer gelijk bleven.

Het antibioticagebruik was op de Vlaamse bedrijven aan de start van de studie hoog, aangezien hierop was geselecteerd. Op een productielengte van 42 dagen werd gemiddeld gezien 3,4 dagen behandeld met antibiotica. Aan het eind van de studie was dit nog 3 dagen, een daling van 11%. De Nederlandse bedrijven hadden een lager antibioticagebruik (1,1 dagen behandeling op 42 dagen) maar dit gebruik bleef vrij stabiel tijdens de duur van de studie. De meest gebruikte producten waren amoxicilline en de combinatie van lincospectine met spectinomycine.

Ondanks het gedaalde antibioticagebruik was er geen negatief effect te zien op de productiecijfers. De totale mortaliteit op alle bedrijven was 2,95% aan het begin van de studie en daalde naar 2,28% voor de Vlaamse bedrijven. De mortaliteit in de Nederlandse bedrijven steeg echter naar 3,16%. De voederconversie daalde van 1,59 en 1,58 in respectievelijk Vlaanderen en Nederland naar 1,56.

(Vrijwillige) inspanning loont

Het is belangrijk om aan te geven dat er open gesprekken zijn aangegaan met de deelnemende veehouders, waarbij niks werd verplicht. De resultaten die de veehouders op 13 maanden hebben bereikt, zijn enkel en alleen aan hun inspanningen toe te schrijven.

We zagen zowel verbeteringen op vlak van attitude in antibioticagebruik, alsook een effectieve vermindering van het gebruik. Dit ging gepaard met een verbetering van de preventieve maatregelen op de bedrijven en verbeterde productieresultaten.

Hoewel op kleine schaal uitgevoerd, toont deze studie nogmaals aan dat een vermindering van het antibioticagebruik niet noodzakelijk gepaard moet gaan met verminderde resultaten en dat tijd nemen met een extern iemand om de pijnpunten van het bedrijf te bekijken en aan te pakken, zijn vruchten kan afwerpen.

Nele Caekebeke, UGent

Het i-4-1 Health-project is gefinancierd vanuit het Interreg V-programma Vlaanderen-Nederland, het grensoverschrijdend samenwerkingsprogramma met financiële steun van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO).

Actueel

Voir plus d'articles
Meest gelezen