In opdracht van het Mesdag Zuivelfonds (een onafhankelijke onderzoeksorganisatie en platform voor innovatie) hebben onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam (UvA) de voorbije 3 jaar (2020 -2022) gemeten in welke cirkel rond melkveebedrijven de uitgestoten stikstof neerkomt.
Onderzoek nabij 2 melkveebedrijven
De opdrachtgevers vroegen aan de UvA om een onderzoek uit te voeren naar aanleiding van vragen vanuit boerenorganisaties rond de ruimtelijke verdeling van verschillende stikstofbronnen (landbouw, verkeer, luchtvaart) in de gehanteerde modellen voor stikstofdepositie.
Het onderzoek richtte zich op 2 melkveebedrijven. De ene boerderij ligt in een meer stedelijke omgeving, met veel verkeer in de buurt; de andere boerderij ligt meer geïsoleerd en in een landelijke omgeving.
Stikstof op het erf
Onder leiding van Albert Tietema van het UvA Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamica (IBED) werden meerdere deelstudies uitgevoerd. Hierbij is gebruikgemaakt van zowel bestaande methoden om stikstofdepositie te meten als enkele nieuwe, nog experimentele methoden, waaronder het gebruik van bio-indicatoren.
De methoden leverden een eenduidig beeld op.
Slechts 9% van de stikstof die een boerderij uitstoot, komt in een straal van 500 m van de stal terecht (zie figuur). Op die afstand is de bijdrage van de boerderij gedaald tot een kwart van de totale stikstofconcentratie in de lucht en tot een vijfde van de stikstofdepositie. Binnen deze 500 m neemt de stikstofdepositie exponentieel af naarmate de afstand tot de boerderij groter wordt.
Stikstof dat in de omgeving van de boerderij neerslaat, doet dit met name op het erf zelf, binnen een straal van 100 m rondom de boerderij.
Niet vingerwijzen naar individueel bedrijf
Volgens de studie slaat ook buiten het gebied met een straal van 500 m stikstof neer, maar op deze afstand is een individuele boerderij niet langer aan te wijzen als de belangrijkste bron. Stikstof dat hier neerslaat, is hoofdzakelijk afkomstig uit de zogenoemde ‘stikstofdeken’. Die term slaat op het totaal aan stikstof in de atmosfeer dat als een soort deken over Nederland ligt, en dat afkomstig is uit een veelvoud van zowel agrarische als industriële bronnen.
Verreweg het grootste deel van de uitgestoten stikstof (ongeveer 90%) komt dus in hogere luchtlagen van de atmosfeer terecht, en zal elders neerslaan.
Model en metingen
Volgens de onderzoekers van UvA liggen hun resultaten in lijn met andere studies. Het team vergeleek ook hoe goed hun bevindingen corresponderen met de voorspelde ruimtelijke verdeling van stikstofdepositie rondom de boerderijen op basis van het OPS-model van het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM. Het model bleek evenwel lichtelijk te onderschatten hoeveel stikstof binnen 15 m van een stal terechtkomt, maar daarbuiten bleken de voorspellingen goed overeen te komen met de directe metingen.
Tietema: “We zagen hierbij wel dat de voorspellingen nauwkeuriger werden naarmate in het model meer karakteristieken van de specifieke boerderij werden meegenomen, in plaats van uit te gaan van een standaard modelboerderij. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het aantal en grootte van de openingen waardoor uitstoot van stikstof plaatsvindt.”
KDW niet geschikt als parameter
Het Mesdag-fonds hamert er in een eigen persbericht op dat de huidige regelgeving en maatregelen dus falen.
De combinatie van modeluitkomsten en meetwaardes laat zien dat de veehouderij een behoorlijke stikstofuitstoot in de vorm van ammoniak heeft, maar dat deze vooral terechtkomt in de ‘anonieme’, niet herleidbare stikstofdeken in de atmosfeer en dat deze slechts beperkt neerslaat dicht bij de puntbron.
De beleidsmatige consequentie is dat de kritische depositiewaarde (KDW), die geldt voor de depositie van reactieve stikstof op Natura2000-gebieden, niet geschikt is om de uitstoot van ammoniak en andere stikstofverbindingen op bedrijfsniveau te sturen, vanwege de te grote afstand (> 300 m) tot de puntbron.
Het huidige beleid, dat gericht is op piekbelasters dicht bij natuur, zal dus niet effectief zijn, omdat het niet tot meetbare verschillen in stikstofbelasting in de beoogde natuurgebieden leidt (behalve voor stallen op minder dan 300 m van een natuurgebied). In plaats van te sturen op depositie is het veel effectiever om te sturen op emissie door beheers- en technische maatregelen. Daar hebben niet alleen de Natura2000-gebieden baat bij, maar alle natuur.
Volgens het Mesdag-fonds zijn er diverse mogelijkheden om de ammoniakemissie uit de veehouderij te reduceren, anders dan reductie van de veestapel. Naast technische maatregelen, zoals mestverwerking met terugwinning van reactieve stikstof en fosfaat als vervanger van kunstmest (renure), kan de veehouder ook sturen op samenstelling van voer (minder eiwitrijk, supplementen) en graslandbeheer (beweiding, mestgift).
De nieuwe studie zet alvast zowel in Nederland als in Vlaanderen het stikstofbeleid op losse schroeven.
Anne Vandenbosch