Boeren moeten als landschapsbeheerders van de open ruimte volwaardige plaats krijgen in ‘parken’

Op de voorstelling van de projectgroep voor 3 nieuwe nationale parken en 3 nieuwe landschapsparken: Vlaams ministers Matthias Diependaele en Zuhal Demir, en gedeputeerde  Bert Lambrechts in het Nationaal Park Hoge Kempen.
Op de voorstelling van de projectgroep voor 3 nieuwe nationale parken en 3 nieuwe landschapsparken: Vlaams ministers Matthias Diependaele en Zuhal Demir, en gedeputeerde Bert Lambrechts in het Nationaal Park Hoge Kempen. - Foto: Belga

Lokale overheden, natuurverenigingen, landbouworganisaties en landeigenaars kunnen tot 15 september hun kandidatuur indienen. De eigenlijke erkenning van de kandidaat-parken zou na een traject in de loop van 2023 zijn afgerond.

Voorwaarden voor erkenning

De voorwaarden om de erkenning te krijgen zijn niet min. Zo moet een landschapspark minimum 10.000 ha groot zijn en moet het een logisch en dynamisch geheel vormen. Een nationaal park moet bij de start minstens 5.000 ha groot zijn en na 20 jaar doorgroeien tot 10.000 ha.

Aan de financiering van deze nieuwe nationale en natuurparken zullen verschillende overheidsdiensten en -departementen bijdragen: het Agentschap Natuur en Bos, de Vlaamse Landmaatschappij, Toerisme Vlaanderen, het Departement Omgeving en het Agentschap Onroerend Erfgoed.

Er is dus geen geen inbreng van (het departement) Landbouw, wat toch wel heel belangrijk is in dit dossier. Sonja De Becker, voorzitter Boerenbond, liet in Op de eerste rij in het syndicaal ledenblad Boer & Tuinder (22 april jl.) al weten niet gelukkig te zijn. “Met een projectoproep werd de aftrap gegeven voor de nationale parken en landschapsparken. Een voorbeeld van beleid via projectoproepen – zonder dat het beleid afgedekt is door een regeringsbeslissing of politieke consensus, zonder een rechtszeker kader met criteria en doelstellingen.”

Volgens Sonja De Becker zijn de doelstellingen van de projectoproep nochtans ambitieus en zullen ongetwijfeld tot schadeclaims leiden: “Waarom wordt dan niet gestreefd naar maatschappelijk gedragen visies die rekening houden met alle actoren in het buitengebied? Die discussie weigert men. Enkele lokale actoren zullen dus de regie in handen kunnen nemen en gebiedsvisies ontwikkelen om zo de ambitieuze doelstellingen op het terrein te realiseren.”

Zonder enig overleg

En nog: “Zonder openbaar onderzoek, zonder overleg en zonder inspraak: een methode die voor ons niet kan. Jammer dat dit zo moet lopen, want met een helder, rechtszeker en gedragen kader én een gedegen betrokkenheid op het terrein zijn er wel degelijk oplossingen en win-wins te realiseren...”, besluit Sonja De Becker. Ook Hendrik Vandamme, voorzitter van het Algemeen Boerensyndicaat (ABS) heeft striemende kritiek op het voorstel (zie hieronder).

Mieke Schauvliege, Vlaams parlementslid voor Groen, zette het thema op de agenda van een commissie Landbouw in het Vlaams parlement. “Landbouwers hebben hier een volwaardige rol in te spelen. We moeten hen erkennen, maar daar wel extra inspanningen tegenover stellen. Alle partners zijn nodig. De landbouwer moet nog meer een landschapsbouwer worden en deze projecten zijn een ideale hefboom om ook die rol volwaardig uit te rollen in deze gebieden. Ik betreur dat hiervoor vanuit Landbouw geen extra budgetten worden voorzien.”

Rechtstreeks betrokken

Landbouwers zijn uiteraard heel belangrijke beheerders van de open ruimte. “Het is essentieel dat landbouwers in de gebiedscoalities die een conceptnota voor een erkenning van een nationaal park Vlaanderen indienen, een volwaardige plaats krijgen”, zegt minister Crevits.

Als er in de voorziene gebieden professionele landbouwers actief zijn, is het volgens minister Crevits van belang dat zij als rechtstreeks betrokken stakeholders ook deel gaan uitmaken van die gebiedscoalitie. “Er worden bij de toekenning van de titel ‘nationaal park’ of ‘landschapspark’ geen nieuwe beperkende maatregelen opgelegd. Boeren moeten worden betrokken bij de uitwerking van de visie. Het departement Landbouw is in eerste instantie niet betrokken bij de gebiedscoalities, maar kan uiteraard wel advies geven vanuit landbouwkundig standpunt.”

Voldoende kansen

Een van de secundaire doelstellingen van het landschapspark is het inzetten op hulpbronnenefficiëntie en klimaatbestendige landbouw. “Voor boeren die betrokken zijn bij de gebiedscoalitie of bij de verdere uitwerking, kan dat mogelijk een stimulans zijn om in te zetten op een vorm van agro-ecologische landbouw. Het realiseren van Vlaamse Parken heeft op zich echter niet het ontmoedigen of stimuleren van een bepaalde vorm van landbouw als doelstelling. Persoonlijk vind ik echter dat er zowel in het ene als in het andere heel veel kansen zitten”, stelt minister Crevits.

Vanuit de bevoegdheid Landbouw worden géén specifieke budgetten voor het parkenbeleid voorzien, maar uiteraard kunnen landbouwers rekenen op VLIF-steun, bijvoorbeeld voor niet-productieve investeringen als ze dat willen doen als flankerende maatregel.

Joris Nachtergaele, Vlaams parlementslid voor N-VA, verwijst naar zijn eigen streek, de Vlaamse Ardennen. “Daar heb je de erosieproblematiek, heb je de PAS-problematiek (Programmatische Aanpak Stikstof) die net door de morfologie van dat landschap, die eigenschappen, die wisselwerking tussen natuur en landbouw heel sterk speelt. Daar nu nog eens een extra laag aan toevoegen, gekoppeld aan de erkenning van de landschapsparken, dan vrees ik dat je net het tegenovergestelde gaat bereiken, dat je net de polarisering opzoekt.”

Nu al bedreigd

“Heel veel landbouwers voelen zich nu al bedreigd door de notie van de landschapsparken. Ik denk dat dat onnodig is, maar we moeten heel duidelijk durven stellen dat dit geen extra laag is van verplichtingen of beperkingen zoals de minister zei, maar dat het een kans is, dat het een uniek platform wordt waarin we kunnen nadenken over kansen en ambities, over agro-ecologie enzovoort, en dat het zal zijn op basis van vrijwilligheid binnen het bestaande kader. We moeten dit zien als een opportuniteit en zeker niet voorstellen als een zoveelste bedreiging voor de landbouwsector”, stelt Joris Nachtergaele.

“We moeten de opportuniteit bekijken wat de voorstellen die nu voorliggen voor nationale parken of landschapsparken, kunnen betekenen voor het platteland”, gaat Ludwig Vandenhove, Vlaams parlementslid voor Vooruit, verder. “Ik hoop alleen dat we daar ook de economische voordelen van bekijken. Aan degenen die daaraan twijfelen, stel ik voor om de cijfers te bekijken van het Nationaal Park in Limburg. Economisch kan dat een bepaald effect hebben. Als we de ontwikkeling van het platteland willen bekijken, is de landbouw natuurlijk belangrijk – dat is duidelijk –, maar ook andere initiatieven zijn belangrijk en kunnen een perfecte aanvulling vormen. Wat dat betreft, is dit een mooi voorbeeld. Uiteraard moet er rekening worden gehouden met de landbouw en moet er overleg zijn.”

Voor toekomst

Ook voor Emmily Talpe, Vlaams parlementslid voor Open VLD, bieden die parken kansen. “De impact op de landbouw is er en die moeten we goed in de gaten houden. Landbouwers moeten dus zeker een volwaardige partner kunnen zijn. Ik hoor dat het departement daar vandaag nog niet mee aan tafel zit, maar dat moet zo snel mogelijk gebeuren op de een of andere manier. Sommigen zeggen dat de teeltvrijheid onder druk komt, maar dat is niet evident. Men kan niet zomaar aan iemand zeggen dat men dit of dat niet meer mag telen. Dan moet er compensatie zijn of men moet kunnen switchen en dat duurt lang.”

“Bij ons is 87 % groen en er is ook een vraag naar zo'n park. Ik kreeg de melding dat het een label is waar geen restricties aan verbonden zijn. Ik heb daar toch wat schrik voor. Dat is niet alleen voor onze bestaande landbouwbedrijven inzake hun vergunningen in de toekomst, want er zijn ook nog legislaturen na deze, waar er andere bijkomende voorwaarden zouden kunnen worden opgelegd, maar ook algemeen voor de industrie en de infrastructuur. Die impact zou wel eens verder kunnen gaan dan nu wordt geponeerd. Ik bekijk dit dus met een zekere behoedzaamheid, ongeacht het feit dat er heel wat opportuniteiten zijn om hiermee aan de slag te gaan.”

Tinne Rombouts, Vlaams parlementslid voor CD&V, sluit zich aan bij de bezorgdheden. “Ik ben heel blij dat u heel duidelijk aangeeft dat dit geen rechtstreekse impact heeft op de vergunningen. Anderzijds moeten we wel vaststellen dat er gevraagd wordt aan die gebiedscoalities om visies uit te werken. De doelstellingen die in de conceptnota opgenomen werden, zijn heel duidelijk, bijvoorbeeld op het vlak van natuurvorming, nationale parken en natuurkernen.”

Landschapsbouwers

“Als het gaat over het openruimtegebied, is de kans reëel dat bepaalde landbouwgebieden in het vizier komen en/of eventueel toch aan de rand komen te liggen. Het is dus inderdaad zeer belangrijk om de gevolgen voor deze partners in beeld te hebben. Als er na de gebiedsontwikkelingen de nodige ruimtelijke instrumenten ingezet worden om effectief tot omvormingen over te gaan, dan heeft dat natuurlijk wel een impact.

Ik denk dat landbouwers die ook landschapsbouwers zijn inderdaad een meerwaarde kunnen vormen, maar ik ben er niet van overtuigd dat dat gekoppeld moet worden aan een park. Ik zie vandaag heel veel inspanningen van onderuit, waarbij landbouwers mee een rol opnemen inzake landschapsbeheer. Ik ben er echt niet van overtuigd dat dat gekoppeld moet worden aan het parkenbeleid. Dat is een heel ander verhaal, dat daar los van staat. Ik denk dus dat die lokale dynamiek en ook het juridische kader, die rechtszekerheid voor alle economische partners, heel belangrijke issues zijn die we verder in de discussie moeten bespreken”, aldus Rombouts.

Geen beperkingen

“Ik wil benadrukken dat die landschapsparken geen bijkomende beperkingen opleggen”, antwoordt minister Hilde Crevits. “We moeten hier uitgaan van een bottom-up benadering, die vrijwilligheid inhoudt. Dat is net de meerwaarde van dit concept. Vertrouwen kan enkel ontstaan als je er alle partners bij betrekt. Die gebiedscoalities hebben er dus alle belang bij om, als er boeren actief zijn in die zone, hen hierbij te betrekken. Die landbouwers hebben ook een zakeninstinct.

Als een landbouwer denkt dat er voor hem veel in zit, bijvoorbeeld naast zijn groot bedrijf en zijn hoevewinkel, kan hij beslissen om daaraan mee te doen. Maar het is dan wel van belang dat er, in het kader van de rechtszekerheid, geen onzekerheid geschapen wordt over de toekomst van het bedrijf door het instappen in een van die concepten. Dat is voor mij van belang.

Geen nieuwe laag

Wat de budgetten betreft: via het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) en een aantal projectoproepen zetten wij middelen in om in de sector een actieve rol op te nemen in bijvoorbeeld landschapsbeheer en biodiversiteit. Ik denk dat het ook de juiste beleidskeuze is om dat actief te ondersteunen, niet alleen in die parken, maar overal. ‘Boeren als landschapsbouwer’: ik vind dat eigenlijk een heel mooie verwoording”, aldus minister Crevits.

“Daarom zie ik wel, in tegenstelling tot sommigen, potentialiteiten in die 2 systemen. Maar ik heb ook een aantal rode lijnen en harde randvoorwaarden die voor de boeren van belang zijn. Ik denk onder andere aan de zekerheid dat er geen nieuwe laag van regeltjes bij komt. Dat is net niét de bedoeling. Dat is ook duidelijk zo afgesproken met collega Demir. Het is ook een mooi beeld om Vlaanderen op de kaart te zetten. Daar maakt de boer en zijn erf onlosmakelijk deel van uit. Er moeten ook inspanningen worden gedaan om echte coalities te vormen, maar ik vertrouw er op dat het kan. We zullen wat er op ons af komt. Maar ik vind het beeld wel mooi”, besluit minister Crevits.

Lieven Vancoillie

Meest recent

Meest recent