Startpagina Schapen

Zomer, tijd om te selecteren !

Het is zomer, de voorbije droogteperiode met beperkte grasgroei heeft ons geleerd voor hoeveel ooien met lammeren er ruimte is op ons bedrijf om voldoende ruwvoeder (gras) te kunnen winnen voor zowel zomer- als wintervoeding. De lammeren groeien en kortelings, zeker binnen enkele maanden, start het nieuwe productieseizoen. De tijd van keuzes maken is dus aangebroken. Welke ooilammeren zullen we als moederdier aanhouden, welke ram zullen we inzetten?

Leestijd : 7 min

Een productie-seizoen in de schapenhouderij begint met de dekperiode, dus ras-afhankelijk tussen juli en september. Een eerste vraag die we ons elk jaar moeten stellen is met hoeveel ooien we de dekperiode ingaan. Elk jaar moet 20 à 30 % van onze productieooien vervangen worden en misschien is het ook tijd om een nieuwe ram ‘in dienst’ te nemen.

Gebit en uier

Oude ooien met slechte conditie (meest ook omwille van een slecht gebit) worden best tijdig opgeruimd, want de kans bestaat dat ze het einde van de drachtperiode niet overleven, of na de geboorte te weinig reserves (= melk) hebben om hun lammeren behoorlijk te voeden. Ook ooien met een slechte uier worden best verkocht, want lammeren moeten opkweken aan de lambar kost veel geld.

Vroeg genoeg bij de ram

Vervolgens moet de keuze gemaakt worden hoeveel en welke nieuwe ooitjes in de kudde zullen opgenomen worden. Sommige schapenhouders opteren er voor om ooilammeren niet in het jaar van de geboorte te laten dekken, maar om ze pas op de leeftijd van anderhalf jaar bij de ram te brengen. Bedrijfseconomisch is dit helemaal niet te verantwoorden. In bijvoorbeeld stamboekomstandigheden zijn er misschien redenen om het ooilam beter te laten uitgroeien, maar op bedrijven die slachtlammeren produceren is er om economische redenen eigenlijk geen keuze: ooilammeren moeten in het geboortejaar bij de ram. Een ooilam kan gedekt worden vanaf een gewicht van 45 kg. Indien de ooilammeren in het najaar te licht zijn, moet men zich als bedrijfsleider vragen stellen of de groeikracht van de lammeren niet te laag is, of/en of de voeding in voorjaar en zomer wel voldoende is om een goede groei te realiseren.

Vermijd inteelt

Wat de ramkeuze betreft : voor bedrijven die maar één ram aanhouden is het belangrijk inteelt (vader x nakomeling) zoveel mogelijk te vermijden, dit betekent dat men niet jaren ne elkaar dezelfde ram kan gebruiken. Inteelt kan snel aanleiding geven tot afwijkingen.

Voor bedrijven die maar één ram aanhouden is het belangrijk inteelt (vader x nakomeling) zoveel mogelijk te vermijden.
Voor bedrijven die maar één ram aanhouden is het belangrijk inteelt (vader x nakomeling) zoveel mogelijk te vermijden.

Waarop richten?

‘Welke ooilammeren houden we aan als productiedier en met welke ram kweken we het volgende seizoen ?’ , dit is de vraag waar elke schapenhouder elk kweekseizoen opnieuw voor staat.

Elke bedrijfsleider, elk bedrijf heeft bepaalde doelstellingen voor ogen. Deze doelstellingen zullen bepalen in welke richting we gaan selecteren. Sommige liefhebbers willen een ‘mooi’ of gevlekt of gehoornd schaap houden. Een stamboekkweker zal oog hebben voor specifieke raskenmerken. Een beroepsmatige schapenhouder zal zich eerder richten op kenmerken die inkomensbepalend zijn. Hier komen vruchtbaarheid, groeisnelheid, langlevendheid en bevleesdheid (conformatie) in beeld.

Eigen of ander ras

Basisvraag is of men de doelstellingen die men voor ogen heeft denkt te bereiken binnen een bepaald ras, ofwel of men bepaalde eigenschappen van diverse rassen wil bijeenbrengen via het kruisen van dieren van een verschillend ras. Keuze van een bepaald ras is een opgave voor elke beginnende schapenhouder, maar ook op bestaande bedrijven is het misschien nuttig af en toe een bezinningsmoment in te lassen, zich te laten inspireren door de werkwijze op collega-bedrijven en misschien finaal tot de conclusie komen dat men beter overstapt naar een ander ras of via de ramkeuze gaat inkruisen met passende eigenschappen van een ander ras.

Hoe een individueel dier eruit ziet of presteert wordt in mindere of meerdere mate bepaald door de genetische (erfelijke) aanleg, maar ook door heel wat omgevingsfactoren. Selectie steunt algemeen op het feit dat bepaalde kenmerken van vader en/of moeder overgedragen worden op de nakomeling. Maar ook eigen prestaties van het lam kunnen bepalend zijn, denk hierbij bijvoorbeeld aan selectie op groei of op bevleesdheid.

Erfelijkheid, erfelijkheidsgraden

Elk kenmerk wordt in mindere of meerdere mate genetisch bepaald. Overerving kan afhangen van één of enkele genen, maar voor bepaalde kenmerken zijn er meerdere genen betrokken.

De mate waarin een kenmerk van vader en moeder overgaat op hun nakomeling wordt uitgedrukt als ‘erfelijkheidsgraad’ van dit kenmerk. De erfelijkheidsgraad wordt uitgedrukt door een cijfer tussen 0,0 en 1,0. 1,0 betekent 100 % overdraagbaar; nul betekent dat er voor een bepaald kenmerk geen doorstroming van genetische informatie tussen ouders en de nakomelingen is. Het meest ligt de erfelijkheid intermediair en maken we onderscheid tussen kenmerken die goed overerven of die minder goed overerven.

Vruchtbaarheid is slechts zwak erfelijk (0,10-0,15). Dit betekent dat we via selectie slechts langzaam vooruitgang zullen boeken. Groeisnelheid, melkproductie en vroegrijpheid zijn matig erfelijk (0,20-0,30). Gewichten (0,3-0,4), lichaams-(0,40) en karkasmaten (0,60-0,80) zijn goed overervende kenmerken. Dit betekent dat we bij selectie op zwaardere (lichtere) dieren, op grotere (kleinere) types, vrij snel resultaat zullen zien.

Bevleesdheid (0,4-0,6) en slachtrendement (0,3-0,4) zijn eveneens goed overerfbaar zodat kweken met dieren van goede of minder goede conformatie onmiddellijk zal afstralen op de conformatie van de slachtlammeren.

Communicerende vaten

Dikwijls zien we dat een positieve selectie voor één kenmerk door bepaalde interacties negatieve gevolgen heeft voor een ander kenmerk. Een bekend voorbeeld bij schapen is dat het selecteren naar meer bevleesdheid meestal resulteert in een daling van de vruchtbaarheid.

Anderzijds kan men tegelijk selecteren op één of meerdere kenmerken. Als men zich richt op één kenmerk en dat heeft daarbij een relatief hoge erfelijkheidsgraad dan kan men snel vorderingen maken. Maar wanneer men bijvoorbeeld tegelijk de groei én de vruchtbaarheid én de bevleesdheid wil verbeteren, dan zal voor de diverse kenmerken de verbetering beperkt zijn.

Heterosis

Bij kruisen van verschillende rassen wordt vaak ook nog op het positieve ‘heterosis-effect’ gemikt. Concreet betekent dit, bijvoorbeeld op het vlak van vruchtbaarheid, dat als men een ram van ras x met vruchtbaarheidswaarde 1 kruist met een ooi van ras y met vruchtbaarheid 3, men normaal (1 + 3)/2 = 2 zou verwachten, maar dat de vrouwelijke nakomelingen in de praktijk uitkomen op 2.1 of 2.2.

Selectie op vruchtbaarheid

Vruchtbaarheid is zwak overerfbaar. Een ooi afkomstig van een drieling zal niet noodzakelijk elk jaar zelf een drieling geven. Maar uit oude literatuurgegevens leren we dat ook hier de aanhouder wint. Een klassiek en bekend voorbeeld is het resultaat behaald in Nieuw-Zeeland. Daar werd tussen 1948 en 1972 binnen één kudde geselecteerd op vruchtbaarheid; daarnaast was er een andere kudde waar geen aandacht aan vruchtbaarheid besteed werd. Aan het einde van deze periode van nagenoeg een kwarteeuw was de gemiddelde worpgrootte in de kudde waar vruchtbaarheidsselectie gebeurde gestegen van 1.19 naar 1.64, terwijl in de andere kudde de worpgrootte op het niveau 1.13-1.16 bleef hangen.

Dus als men lang genoeg doorzet zijn er resultaten te halen.

Gezien vruchtbaarheid economisch belangrijk is, is het aan te bevelen slechts ooilammeren aan te houden die minstens van een tweeling afkomstig zijn, en ook bij de ramkeuze steeds het vruchtbaarheidscriterium mee te nemen, dus een ram kiezen die minstens van een tweeling afkomstig is. Anderzijds worden ooien die enkele keren na elkaar een eenling geven best afgevoerd.

Basisvraag is of men de doelstellingen die men voor ogen heeft denkt te bereiken binnen een bepaald ras, ofwel of men bepaalde eigenschappen van diverse rassen wil bijeenbrengen via het kruisen van dieren van een verschillend ras.
Basisvraag is of men de doelstellingen die men voor ogen heeft denkt te bereiken binnen een bepaald ras, ofwel of men bepaalde eigenschappen van diverse rassen wil bijeenbrengen via het kruisen van dieren van een verschillend ras.

Selectie op groei, eindgewicht en ontwikkeling

Groei, gewichten en lichaamsmaten zijn matig tot goed overerfbaar.

Groei in de eerste levensmaand hangt vooral af van de hoeveelheid beschikbare moedermelk per lam. Nadien speelt het erfelijk vermogen een belangrijke rol, uiteraard mits goede voeding. Maar praktijkgegevens leren dat er bij de lammeren groeiverschillen bestaan gaande van 100 gram per dag tot 4 à 500 gram per dag. De groei van een lam bepaalt in belangrijke mate ook hoe lang een lam op het bedrijf verblijft en hier ook kosten maakt.

Groeicurve

Er is ook een sterk verband tussen het groeiverloop en het eindgewicht van een lam/schaap. De groei van een lam van geboorte tot volwassenheid verloopt klassiek volgens een S-curve, eerst trager, dan met een versnelling om naarmate het volwassen gewicht nadert weer af te zwakken. Bij een dier dat een potentieel eindgewicht van 55 kg heeft zal de groei veel sneller afremmen dan bij een dier dat een mogelijk eindgewicht heeft van 85 kg. Dit wordt duidelijk geïllustreerd door de vergelijking van de Nederlandse (=onze) Texel met de Franse Texel . Franse Texels hebben een hoger eindgewicht, gecombineerd met een zeer goede groei, die langer aanhoudt, maar ze schieten te kort ten opzichte van ‘de onze’ op vlak van conformatie.

Oriënteren we onze selectie naar ‘grote’ dieren dan zullen we ook vrij snel vooruitgaan. Maar ook omgekeerd, optie voor een kleiner formaat leidt snel tot resultaat.

Selectie op bevleesdheid/conformatie

Op het vlak van bevleesdheid kunnen we snel via de juiste inzet van ouderdieren vooruitgaan. Het gezegde dat de ram de helft van de kudde uitmaakt is vooral op vlak van bevleesdheid zeer belangrijk. Van een moederdier wordt verwacht dat het vruchtbaar is en veel melk geeft, maar het is aan de ram om de nodige bevleesdheid bij te brengen, omdat hier ook het verkoopprijs-niveau van de lammeren zal aan gekoppeld zijn.

De keuze van een vleesram is voor elk slachtlam-producerend bedrijf een cruciaal gebeuren. Een goede ram is sterk bevleesd, maar tegelijk voldoende groot, sterk op de poten en in goede (dek)conditie, dus niet overmatig met krachtvoeder ‘in forme’ gebracht. Bij aankoop van een nieuwe ram is dit voor elke schapenhouder een belangrijk aandachtspunt.

Combineren van vruchtbaarheid en bevleesdheid

Gezien selectie op vruchtbaarheid en selectie op conformatie een negatieve interactie hebben, is een aangewezen optie om veel lammeren te hebben met een goede bevleesdheid uitgegaan van een ooi die vruchtbaar en (wellicht) minder bespierd is en deze te laten dekken door een ram met een goede tot zeer goede bevleesdheid. Deze keuze zal er normaal toe leiden dat men met twee verschillende rassen werkt als moeder- en vaderdier.

Besluit

Het is belangrijk om binnen het bedrijf een duidelijk beleid te kunnen voeren. Dat houdt in dat men vooreerst een duidelijk visie heeft en duidelijke doelstellingen. Wat heeft men als bedrijfsresultaat voor ogen? En hoe zal men dit proberen te bereiken? Vervolgens moet men ook zijn eigen bedrijf, en zijn dieren kennen en kunnen evalueren. Dus uw dieren (her)kennen en registreren van zoveel mogelijk gegevens is hier punt één, maar het is even belangrijk om daarna ook van deze gegevens gebruik te maken om tot de juiste keuzes te komen.

Selecteren is keuzes maken, maar keuzes moeten onderbouwd zijn met cijfers en niet met subjectieve benaderingen. Keuzes maken kan hard zijn, maar medelijden wordt bij de bedrijfsvoering zelden beloond.

André Calus

Lees ook in Schapen

Mooie Belgische finale van de Ovinpiades 2023

Agribex Wat in 2019 begon met een voorzichtige toenadering vanuit de Waalse schapensector naar Vlaanderen, groeide uit tot een volwaardige wedstrijd voor jonge schapenherders met een Belgische finale op Agribex in Brussel.
Meer artikelen bekijken