Startpagina Aardappelen

Bonafide biostimulanten werken indirect

Biostimulanten komen misschien onder invloed van het veranderende klimaat of onder invloed van de technologische ontwikkeling, steeds meer in de aandacht te staan. Wij aanhoorden professor Geert Haesaert, verbonden aan de Universiteit Gent – Faculteit bio-ingenieurswetenschappen, tijdens een seminarie waarin hij toelichting gaf over biostimulanten.

Leestijd : 5 min

Allereerst gaf hij aan dat er heel veel misverstanden bestaan over biostimulanten. Wat verstaan we er wel onder? Biostimulanten zijn substanties van allerlei aard, zowel chemisch of organisch. Het zijn micro-organismen die de fysiologie van de plant beïnvloeden, zodat de groei en de ontwikkeling ervan bevorderd wordt én zodat de negatieve gevolgen van (a)biotische stress (droogte, nutriëntentekort, ziekte) verminderen.

Indirect effect

Heel belangrijk om weten is dat het effect van biostimulanten indirect is. Haesaert heeft het idee dat vele landbouwers denken dat biostimulanten plantenvoeding (meststoffen) zijn. “Dat klopt echter niet, de nutriënteninhoud is beperkt. Ook het effect op de ziektebestrijding is altijd indirect.”

‘Bonafide biostimulanten’ noemt hij de biostimulanten met een bewezen effect, wat natuurlijk een verschil is met een gegarandeerd effect. Dat is een belangrijk onderscheid dat gemaakt moet worden. Bij een bewezen effect duidt hij ook op meerjarige resultaten, niet de bevindingen van één proef in één jaar.

De vraag wordt veel gesteld waarom de effecten van biostimulanten zo variërend zijn en waarom er niet altijd mooi gelijklopende resultaten zijn. Volgens Haesaert heeft dit heel vaak te maken met de variabiliteit in omgevingscondities die een invloed hebben op de werking van de biostimulanten. Herinner je de droge jaren 2020 en 2022 versus het natte jaar 2021. De extreme weersomstandigheden van toen, zijn een heel eenvoudig voorbeeld om aan te tonen dat biostimulanten niet altijd mooie gelijklopende resultaten opleveren.

Ook de toepassingswijze, bijvoorbeeld zaad- of bladbehandeling, én het tijdstip zijn heel cruciaal. Het moment waarop je spuit is belangrijk, want de noden van een plant wisselen voortdurend en zijn heel afhankelijk van zijn groeistadium. De timing van de applicatie van een biostimulant is dus essentieel. Toepassing in de suboptimale groeiperiodes van de plant is veelal beter dan in de optimale groeiperiode. Er is ook een dosiseffect, te veel geven kan zelfs de opbrengst negatief beïnvloeden. Of anders gezegd: de meeropbrengst vermindert.

In aardappelen wordt er ook een effect op de knolzetting gezien. Het aantal knollen stijgt. Als bijvoorbeeld de groei stilvalt, kan dit net nadelig zijn doordat de teler met veel knollen zit, maar in een lagere sortering. Hier moet hij zich van bewust zijn. Proeven die Haesaert reeds deed, tonen significante effecten aan waarbij de opneembaarheid van stikstof, fosfor, magnesium en sporenelementen door de aardappelplant verbetert.

Humuszuren

Professor Haesaert gaf aan dat er vele klassen van biostimulanten en hun effect zijn. De oudste en meest bekende soort zijn misschien wel de zeewierextracten. In zijn toelichting hield hij het bij 2 voorname categorieën: de humuszuren en de eiwithydrolysaten (aminozuren). Daarnaast zijn er ook nog onder andere de micro-organismen, suikers en organische zuren.

Een van de belangrijkste effecten van biostimulanten, is de wortelgroei stimuleren, waardoor er een betere droogtetolerantie is en een betere opname van nutriënten. De kieming en kwaliteit van de plant verbeteren, (a)biotische stress wordt verminderd.

Humuszuren zijn het hoofdbestanddeel van de stabiele organische fractie in een bodem. Dat ontstaat bij de afbraak van organisch materiaal. Het kan plantaardig zijn, maar ook van microbiële oorsprong. Wat juist ontstaat, hangt af van de bodemcondities.

Humuszuren vallen op te delen in de complexe humine zuren en de eenvoudigere fulvozuren. Humine zuren zijn een mengsel van zwak alifatische en aromatische organische zuren die onder basische omstandigheden oplosbaar zijn in water. Fulvozuren zijn een mengsel van zwak alifatische en aromatische zuren dat voor alle pH-waarden oplosbaar is in water.

Humuszuren kunnen enorm veel effecten hebben. Zo gaan ze de klei-humuscomplex (CEC)-waarden van de bodem verhogen, maar je hebt er heel wat voor nodig. Daarnaast worden er biologische effecten gezien. De bodemstructuur kan erdoor verbeteren, net als de fosfaat- en wateropneembaarheid van de bodem en ook de pH van de bodem kan door humuszuren gestuurd worden.

Humuszuren kunnen op een plantencel blijven plakken of erin dringen. Beide acties hebben een invloed op wat er in de cel gebeurt. Wat er gebeurt, is dat het plantenhormoon indolazijnzuur zich concentreert en zorgt voor celstrekking of groei van de plant. Met humuszuren behandelde planten krijgen meer zijwortels en haarworteltjes.

Een ander effect als humuszuren worden toegediend in een lage concentratie rond de plantenwortels, is dat de omgeving daar verzuurt. Dat is goed, want dan worden mineralen, fosfor en ijzer beter opneembaar. De transport-infrastructuur van de cellen verbetert, waardoor mineralen beter opgenomen worden en waardoor er een betere benutting is van nutriënten.

Eiwithydrolysaten

Een ander voorbeeld van biostimulanten, zijn hydrolysaten. Deze zijn recenter op de markt gekomen. Ze ontstaan door hydrolyse (de splitsing van een chemische binding onder opname van een molecule water) van complexe eiwitstructuren van plantaardige of dierlijke oorsprong. Dat kan bekomen worden op een fysische, chemische of biologische manier. “Wat we willen bekomen, zijn kleine peptideketens of vrije aminozuren. Het liefst van al zelfs L-isomeren, omdat die biologisch het actiefst zijn”, legde Haesaert uit.

De effecten worden verklaard doordat aminozuren vrij direct interferen met het metabolisme van de plant. De celgroei – en dus de groei van de plant – wordt erdoor gestimuleerd. Ook (droogte)stress die een plant ondervindt wordt erdoor verminderd.

Bedenkingen

Biostimulanten blijven momenteel nog een voortdurende strijd tegen het sceptisme van landbouwers, bemerkte Haesaert. “Eenmaal men er een slechte ervaring mee heeft, wordt het geloof erin snel verloren. Het worden soms ook ‘snake-oil-products’ genoemd die met veel marketing in de markt worden gezet zonder bewezen werking. Hier moeten we ons tegen wapenen.” De reglementering in Europa is de laatste jaren wel verbeterd, gaf Haesaert aan.

Bewezen effecten, die hij onder andere bekwam door proefveldwerking, zijn geen gegarandeerde effecten. Hij wees erop dat het tijdstip van toediening cruciaal is, alsook de omgevingsfactoren. Hij vergeleek het met het toepassen van fungiciden. Komt men er te vroeg of te laat mee, dan is het effect ook niet optimaal. “Biostimulanten zijn geen wondermiddelen. Ze vragen heel wat technische kennis en inzicht om het juiste middel op het juiste moment in te zetten voor het juiste probleem en effect. Eén biostimulant kan nooit alle problemen, zoals te weinig bemesting of te droge omstandigheden, oplossen.” De werkingswijze van biostimulanten verschilt immers sterk én de te verwachten effecten dus ook.

“We produceren heel wat reststromen, en zeker de voedingsindustrie. Deze reststromen kunnen een interessante bron van biostimulanten zijn. In Vlaanderen moeten we er meer naar streven om deze cirkel te sluiten”, aldus nog professor Haesaert.

Tim Decoster

Lees ook in Aardappelen

Hoe presteerden de chipsrassen in 2023?

Aardappelen Vorig jaar was een opmerkelijk teeltjaar voor aardappelen. Toch slaagde het Landbouwcentrum Aardappelen (LCA) er opnieuw in om de prestaties van chipsrassen in Vlaanderen op te volgen. Binnen deze rassenproeven wordt de variëteit VR808 als referentie beschouwd.
Meer artikelen bekijken