Startpagina Onderwijs

VLTI-leerlingen trokken op stage naar Frans-Guyana

Twee leerlingen van het Vrij Land- en Tuinbouwinstituut (VLTI) in Torhout trokken de voorbije zomer op stage naar Frans-Guyana. Het werd een confrontatie met een totaal andere wereld.

Leestijd : 7 min

Delphine Debou uit Ichtegem en Lars Vangeluwe uit Eernegem zijn 2 leerlingen van het VLTI uit Torhout, die nu het zesde jaar landbouw hebben aangevat. De hele maand april liep Delphine stage op een melkveebedrijf in de Bourgogne (F) en Lars op een melkveebedrijf in Zweden. Op 24 juni vertrok Lars naar Zuid-Frankrijk voor een maand stage op een gemengd bedrijf met melkvee, vleesvee en pluimvee met particuliere verkoop. Op 22 juli vertrokken ze samen naar Frans-Guyana in Zuid-Amerika voor 6 weken stage op een gemengd bedrijf met onder meer varkens, pluimvee en zoetwatervissen.

Hoewel buitenlandse stage en een internationaal avontuur synoniemen lijken, zijn het toch de leerplandoelstellingen die de inhoud van de stage bepalen. Bij een buitenlandse stage gaat het niet alleen over technische aspecten van het vak. Frans spreken was een noodzaak. De tijd in een ander land is ideaal om de oogkleppen af te gooien, om eens een andere maatschappij te zien en om te reflecteren over wat goed en minder is aan onze eigen Vlaamse maatschappij.

Buitenlandse stage

is een leerschool

Het allerbelangrijkste doel van een buitenlandse stage is misschien nog wel leren om je plan te trekken, initiatief nemen en leren om je centen zelf en verstandig te beheren. De stagiairs werden voorbereid via extra technische taallessen, oefeningen fotograferen en filmen met gsm’s en drones. Het belangrijkste onderdeel van de voorbereiding was het ‘plantrekweekend’: leerlingen gingen voorafgaand aan de stage in kleine groepjes van 2 à 4 personen zonder leraar en met het openbaar vervoer een weekend naar een grotere stad en het erbij horende vliegveld. Zo werden Dublin, Marseille, Mechelen, Parijs en Toulouse bezocht. Daar voerden ze logistieke, sociale en zelfredzaamheidsoefeningen uit.

Frans-Guyana

Delphine en Lars gingen naar de gemeente Matoury, gesticht in de 17de eeuw door Nederlanders. Van de tweede helft van de 17de eeuw tot halfweg de 19de eeuw waren er Franse plantagehouders met veel slaven. De gemeente Matoury vormt één stadsgebied met Cayenne en Rémire-Montjoly en telt ongeveer 32.000 inwoners, voornamelijk mulatten, ‘metropolitaanse’ Fransen, Kalina-indianen, Chinezen en Laotianen, Surinamers, Brazilianen enzomeer. Je ziet er veel mensen liften en met brommertjes rijden langs de invalswegen. In achterbuurten en her en der in het Amazonewoud zie je opeengepakte barakken.

Lars in de varkensstal.
Lars in de varkensstal. - Foto: Laurent Inghelbrecht

Het overkwam ons een paar keer dat vrouwen zich presenteerden om te komen kuisen en in de avondschemer zagen we een paar keer pensjagers of stropers. Dat zijn allemaal tekenen van armoede, maar toch is het er gebruikelijk veilig.

Het gehucht Stoupan, waar beide stagiairs aan het werk waren, ligt, afhankelijk van de verkeersdrukte, op ongeveer 20 minuten rijden van de hoofdstad Cayenne. Het is er het jaar rond en dag en nacht rond de 30 °C bij een hoge luchtvochtigheid. Veel goede landbouwgrond is er niet en import vanuit buurland Brazilië is sterk aan banden gelegd vanuit Europa. Bijgevolg zijn de prijzen voor voeding in de winkels heel duur. Er is veel invoer uit het moederland Frankrijk.  Veel landbouwbedrijven hebben naar West-Vlaamse normen het niveau van keuterbedrijfjes, zowel qua schaalgrootte als qua efficiëntie. Veel bedrijfjes kweken veel verschillende teelten en dat deels voor eigen consumptie. De stagiairs hadden de impressie dat de landbouwers er niet vlot aan kredieten raken.

Stage op gemengd veebedrijf

Delphine en Lars gingen beiden op stage bij Patrick en Viviane Labranche. In een vorig leven was Viviane kleuterleidster en later schoolhoofd. Patrick is afkomstig van het eiland Martinique, waar ze mekaar leerden kennen. Op het bedrijf in Stoupan zijn er zeugen en vleesvarkens, vleeskippen en leghennen, zoetwatervissen en een paar kalveren. Daarnaast is er op het bedrijf een kleine boomkwekerij.

Patrick is voorzitter van meerdere verenigingen en vennootschappen waarbij pluimveehouders samenwerken. De belangrijkste ervan is de Coopérative Avicole et Cunicole de Guyane (CACG), die van 20 lokale leghennenhouders de eieren ophaalt, trieert, verpakt en verdeelt naar de winkels en supermarkten in Frans-Guyana. CACG commercialiseert daarnaast ook vleeskippen.

Veel manueel werk

In de varkensafdeling hebben de stagiairs er zeugen gedekt via natuurlijke dekking. Ze verplaatsten er zeugen en castreerden er biggen (op 20 kg). De biggen worden niet preventief ingespoten, noch met ijzer, noch tegen mycoplasma enzomeer, enkel curatief als het nodig is. De kraamstal is een standaardkraamstal zoals er in West-Europa veel zijn. Door het warme en vochtige klimaat zijn de muren open. Het platendak steekt ver over de muren omwille de blakende zon. Water geven gebeurt er op een arbeidsintensieve wijze: de waterbakken worden met de lans gevuld.

De voeders komen afgezakt in zeecontainers in de haven van Cayenne toe. Het vergt veel werk om het voeder in de voederbakken te krijgen. Het voeder wordt bij levering op het bedrijf cash betaald. De vleesvarkens krijgen tot 2,5 kg voeder per vleesvarken per dag. Er worden vitamines en mineralen bijgegeven. Ze worden geslacht op 180 dagen. De vleesvarkens worden geslacht en versneden op het bedrijf en vervolgens particulier verkocht op de markt van Cayenne. De stagiairs hielpen voorts met de herstelling van de waterleidingen  en met het reinigen van de betonvloeren in de stallen.

Het voeder wordt gekocht in zakken, niet in bulk. Het vergt daardoor veel handenarbeid.
Het voeder wordt gekocht in zakken, niet in bulk. Het vergt daardoor veel handenarbeid. - Foto: Laurent Inghelbrecht

De varkens en het pluimvee worden maandelijks opgevolgd door de technisch adviseur Bruno van de CACG. Hij volgt onder meer het aantal worpen per zeug op, het aantal biggen per worp, de groei en gezondheid van de biggen enzomeer. De stagiairs vroegen hun stagegever naar de voederconversie van de varkens, maar dat leek er een minder belangrijk kengetal te zijn!

Leghennen en vleeskippen op 2 sites

De leghennen hebben een gemiddeld legpercentage van 86% en krijgen 0,115 kg legmeel per hen per dag. Ze worden op 73 weken weggedaan. Ook voor de leghennen komt het voeder toe in zakken van 25 kg in een zeecontainer. Het voederen gebeurt met de hand. Dagelijks worden de eieren met een transportband opgevoerd en gesorteerd. Daarnaast worden in de stal dagelijks eieren geraapt. Dode dieren worden in de jungle nabij de stallen gedolven. Tijdens de stage konden de stagiairs meehelpen met de inrichting van een nieuwe leghennenstal.

De eieren worden verwerkt in het eigen verpakkingsstation.
De eieren worden verwerkt in het eigen verpakkingsstation. - Foto: Laurent Inghelbrecht

De stagiairs draaiden een paar dagen mee in de eierfabriek van CACG. Ze haalden er de binnenkomende eieren van paletten. Op de transportband werden de slechte ertussenuit gehaald. Aan het einde van de band werden de eierdoosjes toegevouwen, samen in grote dozen verpakt en op paletten geladen om te leveren in de Guyanese winkels.

Het vleespluimvee wordt in kleine rondes gehouden op een tweede bedrijfssite bij de rivier Comté. Wekelijks worden op dinsdag en donderdag een dertigtal vleeskippen, een twintigtal parelhoenen en een tiental ganzen geslacht, om ze op de markt in Cayenne te verkopen. De stagiairs hielpen ze vangen en slachten in het eigen slachthuis van de stagegever. De vleeskippen worden in kooien gehouden boven de kweekvijvers met zoetwatervissen. De vissen leven van de algengroei en worden bijgevoerd. Na het vangen van de vissen wordt het bezinksel uit de vijvers aangewend als meststof voor de subtropische gewassen.

Er worden konijnenjongen gekocht, die op het bedrijf worden opgekweekt, geslacht en particulier verkocht op de markt. Voorts houden ze er een tachtigtal schapen en een kleine kudde geiten, kalveren en buffels. Hun rantsoen bestaat uit wat ze grazen, aangevuld met graanmeel uit zakken. De stagiairs hielpen bij de gezondheidszorg.

Subtropische gewassen

Op het bedrijf worden veel verschillende subtropische gewassen geteeld, voor een groot deel voor eigen consumptie. De stagiairs hielpen met het inpotten van cacao, bananen, kokosnoot, mango, citroenen, pitaja (of drakenvrucht) en dachine (of taro, een zetmeelrijke knol), alsook met het oogsten van citroenen en dachine.

Ten slotte kapten ze met het personeel met machetes het snel opschietend struikgewas rondom het bedrijf. Het gehele bedrijf is bio, omwille van de subsidiëring. Controles, zoals bij ons van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV), zijn er nauwelijks en worden vooraf aangekondigd.

Contrast met landbouw in West-Vlaanderen

De Franse supermarktketens zijngoed vertegenwoordigd in Frans-Guyana: Hyper U, Carrefour, 8 à Huit… Je koopt er net dezelfde producten als in het moederland Frankrijk, maar veel duurder. Veel verse groenten en fruit worden er verkocht aan 5 à 7 euro per kilo. Ook de inlands geteelde voeding – zowel groenten, fruit als vlees – wordt duur verkocht. Avocado’s aan 10 euro/kg zijn geen uitzondering.

Wat veruit het goedkoopst in de winkels ligt, is... diepgevroren Belgische prei, aan 1,99 euro/kg. Ook de Belgische melk van Laiterie Des Ardennes (LDA) ligt aan heel scherpe prijzen in de winkelrekken. De lage voedselprijzen in België dwingen de Belgische landbouwers al decennialang om te groeien en te innoveren. De Torhoutse stagiairs waren er in de Frans-Guyanese context verbaasd dat net in hun eigen land, met zijn goedkoop voedsel en zijn strenge reglementering, het respect in de politiek en media voor de land- en tuinbouwsector zo klein is. Daartegenover staan de hoge prijzen en gesloten grenzen in Frans-Guyana.

Landbouwers werken er ook, maar hun bedrijfsvoering maakt een wereld van verschil met hun collega’s in België en Nederland. Het lijkt erop dat elke Guyanees dankbaar is dat er al eten op tafel komt, ook al is het zo duur. De landbouwgerelateerde maatschappelijke debatten over stikstof, de natuur en dierenwelzijn ontbreken er. Frans-Guyana bestaat voor 96% uit Amazonewoud. Dat maakt uiteraard een groot verschil. De kilometersbrede grensrivieren Marowijne en Oyapock, alsook het Amazonewoud isoleren Frans-Guyana. Burgers en middenstanders steken de grote rivieren over met een pirogue: een lang, smal houten bootje.

Erasmusdays en filmavond

De stagiairs brengen op de Erasmusdays in oktober verslag uit over hun stage in Frans-Guyana aan hun medeleerlingen van het VLTI. De andere stagiairs tonen beelden uit Canada, Duitsland, Frankrijk, Nederland, Oostenrijk en Senegal. Het zijn getuigenissen van motivatie, gedrevenheid en doorzettingsvermogen. TSO’ers doen in het vijfde en zesde jaar minimum 10 dagen stage, in het totaal van de derde graad dus 20 werkdagen. Deze buitenlandse stages van het VLTI Torhout worden gefinancierd door het Europese programma Erasmus+. Geïnteresseerden zijn welkom op de jaarlijkse foto- en filmavond in november.

Laurent Inghelbrecht (VLTI)

Lees ook in Onderwijs

Toekomstige landbouwers aan hogeschool Vives vragende partij voor perspectief op lange termijn

Onderwijs Hogeschool Vives telt vandaag de dag bijna 1000 studenten Agro- en biotechnologie in Roeselare. Iets meer dan 200 van hen studeert in de bachelorrichtingen Agro-industrie, Algemene landbouw, Landbouwmechanisatie en het graduaat Productiebeheer land- en tuinbouw. “Elk van onze studenten is vragende partij voor duidelijke regelgeving op lange termijn, zodat ze kunnen bouwen aan hun toekomst”, luidt het bij het docentenkorps.
Meer artikelen bekijken