Startpagina Melkvee

Presteren snelgroeiende vaarzen beter?

Beïnvloedt de groei van melkveevaarzen hun latere vruchtbaarheid en melkproductie? De partners van het Vlaio-project ‘JongLeven’, ILVO, Inagro en Hooibeekhoeve, zochten en vonden duidelijke linken tussen de groei van Holstein-vaarzen, hun vruchtbaarheid en hun melkproductie tijdens de eerste en tweede lactatie.

Leestijd : 4 min

Voor het project JongLeven werden 2 groepen bedrijven geselecteerd: 14 voorloperbedrijven en 8 verbeterbedrijven. Op die bedrijven liepen de proeven.

Wegen en meten van 1.760 vaarzen

De voorloperbedrijven hadden een jaarproductie boven 10.000 l per koe, een leeftijd bij eerste kalving onder de 24 maanden en een tussenkalftijd onder de 400 dagen. Op de 8 verbeterbedrijven lag de gemiddelde leeftijd bij eerste kalving boven de 24 maanden. Op alle bedrijven werd de groei van de vaarzen driemaandelijks gemonitord (gewicht, borstomtrek en kruishoogte) vanaf de geboorte van een vaars tot enkele weken voor haar eerste kalving. Op die manier werden meer dan 14.000 weeg- en meetpunten van 1.760 vaarzen verzameld.

Hoe volg je op praktijkbedrijven de groei op ?

Groei opvolgen op praktijkbedrijven is niet hetzelfde als een dierproef in een onderzoekstal. In een dierproef, met een relatief laag aantal dieren, monitort men de groei van elk dier op een vaste leeftijd. Dit levert een duidelijk beeld van de gemiddelde groei in de proefperiode. Door het groot aantal vaarzen en bedrijven was dit in deze praktijkproef niet haalbaar en werd gekozen voor het driemaandelijks wegen en meten van alle vaarzen. Hierdoor kan het aantal wegingen per vaars variëren en kunnen de timing en verdeling van de wegingen over het groeitraject een effect hebben op de berekende gemiddelde groei. Meer wegingen in een snellere of tragere groeiperiode geeft zo een vertekend beeld van het volledige groeitraject. Daarom kon men de gemiddelde groei niet gebruiken als betrouwbare parameter in dit onderzoek.

Maar welk alternatief is er voor de gemiddelde groei? De onderzoekers vonden hiervoor inspiratie in de humane geneeskunde. De groeicurve van een kind wordt immers vergeleken met de gemiddelde populatie op basis van kwantielregressies. Denk maar aan de dokter bij Kind en Gezin die vertelt dat de lengte van jouw kind op de P50 zit: hij volgt namelijk de mediaan. Op dezelfde manier ging men te werk voor de vaarzen. Elke vaars kreeg een kwantielcurve toegekend op basis van de wegingen. Zo kon men de vaars vergelijken met de mediaan van de onderzochte populatie van 1.760 vaarzen, de zogenaamde P50 (groene lijn op figuur 1). Vaarzen die zich boven de P90-lijn bevinden (bovenste rode stippellijn op figuur 1), horen bij de 10% zwaarste vaarzen van de populatie. Omgekeerd, dieren onder de P10 (onderste rode stippellijn op figuur 1) zijn de 10% lichtste vaarzen.

Figuur 1: Gewichten van vaarzen in functie van leeftijd verdeeld over de verschillende kwantielen. De volle groene lijn (P50) stelt de gemiddelde groeicurve van 1.760 vaarzen voor.
Figuur 1: Gewichten van vaarzen in functie van leeftijd verdeeld over de verschillende kwantielen. De volle groene lijn (P50) stelt de gemiddelde groeicurve van 1.760 vaarzen voor. - Bron: Rundveeloket

Effect van groei op dierprestaties

Met een statistisch model op basis van kwantielregressies onderzocht men of vaarzen boven de P50 (volle groene lijn op figuur 1), betere vruchtbaarheids- en productieresultaten vertoonden. Men stelde vast dat vaarzen die zwaarder en groter waren dan gemiddeld, significant vroeger voor de eerste keer geïnsemineerd werden en op die manier ook op vroegere leeftijd afkalfden. De groei van vaarzen had geen effect op het aantal inseminaties tot eerste dracht.

Verder produceerden vaarzen die zwaarder waren dan gemiddeld ook duidelijk meer melk in hun eerste lactatie. Het productieverschil tussen vaarzen op de P40 en op de P80 (gele pijl op figuur 1) kwam bijvoorbeeld overeen met 1.100 kg meetmelk. Bij een melkprijs van 41,25 euro (melkprijs september 2023, bron: Friesland Campina), leidt deze meerproductie tot 454 euro meer melkgeld in de eerste lactatie. Ook bij hogere en bredere vaarzen zag men een significant hogere melkproductie. De betere groei bleek geen effect te hebben op het eiwitgehalte, terwijl het vetgehalte bij de zwaardere vaarzen iets lager lag (evenwel economisch niet relevant).

Blijvend effect

Snelgroeiende vaarzen presteren dus beter in hun eerste lactatie. Maar is dit een blijvend effect? Analyse op data van 1.115 van de 1.760 vaarzen, die hun tweede lactatie afgerond hadden, illustreerde dezelfde effecten op melkproductie en gehalten. Een optimale groei bevordert dus ook de productie in het verdere leven. Er kon verder geen significant effect vastgesteld worden op het aantal dagen tussen eerste en tweede kalving.

Belang van management

Aangezien de selectie van de bedrijven anders gebeurde voor voorloper- dan voor verbeterbedrijven, kon men ook het effect van het bedrijfsmanagement analyseren. Bedrijfsmanagement bleek inderdaad een effect te hebben op de resultaten. Zo bleek op voorloperbedrijven de correlatie tussen groei en latere prestaties een stuk sterker.

Dit toont nogmaals aan dat een goed jongveemanagement bijdraagt aan latere prestaties. Hoe kan de veehouder hiermee aan de slag? Strikt opvolgen van het jongvee loont altijd. Hierbij kan de veehouder inzetten op het opvolgen van de groei (borstomtrek of gewicht), het meten van de biestkwaliteit of het aanpassen van het jongveerantsoen aan de behoeften op basis van kuilanalyses (figuur 2).

Figuur 2: Visuele voorstelling van de sterktes van de voorloperbedrijven.
Figuur 2: Visuele voorstelling van de sterktes van de voorloperbedrijven. - Beeld: Rundveeloket

Goede start helpt

Veehouders kunnen vaarzen die zwaarder, groter en breder zijn dan gemiddeld sneller insemineren, waardoor ze vroeger afkalven. Deze vaarzen produceren niet alleen meer melk in hun eerste, maar ook in hun tweede lactatie. Op latere leeftijd is er geen effect op de vruchtbaarheid. Optimalisatie van de groei van het jongvee is dus zeker aan te bevelen.

Hou er rekening mee dat de betere groei slechts een deel van de hogere productie verklaart. Andere factoren in het bedrijfsmanagement, zowel bij het jongvee als bij het melkvee, spelen ook een rol. Een combinatie van optimale groei en bedrijfsmanagement zijn dus de eerste belangrijke stappen naar betere prestaties in de toekomst.

Maryline Lamérand en Matthieu Frijlink (ILVO)

Lees ook in Melkvee

Meer artikelen bekijken