Symptomen, diagnose en behandeling van leverbotaantasting
Het heeft het afgelopen jaar gedurende 8 maanden extreem veel geregend. Iedereen die een groentetuin of siertuin heeft, heeft kunnen vaststellen dat er dit jaar overal immens veel slakken aanwezig waren en zijn. Als schapenhouder (veehouder) moet dit ons echter ook alert maken, want slakken zijn ook de tussengastheer van leverbot.

De leverbot (Fasciola hepatica) is een ovale platworm van 2 tot 4 cm lengte en ruim 1 cm breedte die behoort tot de groep van de trematoden. Leverbot komt wereldwijd voor en tast herkauwers aan.
Omstandigheden die leverbotbesmetting bevorderen
De dieren geraken besmet door te grazen op vochtig grasland. Om de cyclus van de besmetting, die we verder in dit artikel bespreken, te voltooien, moeten op het grasland waterslakjes, ook leverbotslakjes genoemd, met de Latijnse naam Galba truncatula, voorkomen. Laaggelegen weiden met grachten of poelen zijn de biotoop van de leverbot. Vooral als deze graslanden ook nog regelmatig overstromen, wordt de infectiekans groter. Ook bij langdurige regenval kan voldoende water tussen de graszoden blijven staan, waarlangs waterslakjes vanuit hun oorspronkelijke biotoop uitzwermen. Eén natte hoek of grachtkant volstaat al om leverbotproblemen te veroorzaken. Het zal duidelijk zijn dat na een zo lange natte periode zoals we vanaf oktober 2023 tot juni 2024 meegemaakt hebben, de kans op leverbotbesmetting voor schapen en runderen hoog is.
De cyclus van besmetting
De volwassen leverbot, die zich in de galgangen van de lever van het schaap of rund bevindt, produceert talrijke eieren, die via de gal in het darmkanaal en vervolgens met de uitwerpselen in de buitenwereld terechtkomen. Afhankelijk van de temperatuur en de aanwezigheid van water, ontwikkelt zich binnen de 2 à 4 weken een miracidiumlarve, die in het water leeft en actief op zoek gaat naar de tussengastheer, de leverbotslak (Galba truncatula). De miracidiumlarve dringt de slak binnen. In de slak gebeurt een ongeslachtelijke vermenigvuldiging door de vorming van een sporocyst (1 mm), die 5 à 8 rediae vormt en zich vervolgens ontwikkelt tot het cercariastadium.
Na deze ontwikkeling, die ongeveer 2 maanden duurt, verlaten de cercariae de slak. De cercariae (1 mm groot, waarvan 2/3 staart) zwemmen rond en zetten zich vast op de aanwezige planten, bij een vochtige weide op de grassprieten, en kapselen zich in. Deze metacercariae kunnen verschillende maanden besmettelijk blijven.
Na opname van het besmette gras door rund of schaap, komen de jonge larvaire leverbotjes vrij in de darm. Ze doorboren de darmwand, komen in de buikholte en dringen binnen in de lever. Ze migreren verschillende weken door het leverweefsel, waarbij ze groeien en leverweefsel vernietigen. Zo belanden ze uiteindelijk in een galgang, waar ze volwassen worden en eieren leggen. Bij schapen kunnen deze platwormen meerdere jaren (tot 10 jaar) in de galgangen overleven. De volledige cyclus duurt minimaal 17 à 18 weken, dus ruim 4 maanden.
Ziekteverschijnselen
De hoeveelheid metacercariae, jonge leverbotjes, die opgenomen wordt over een korte periode bepaalt de graad van aantasting. De gevolgen van een aantasting kunnen acuut zijn of chronisch. De migrerende larven vernietigen het leverweefsel en veroorzaken bloedingen.
Acute besmetting Bij acute zware besmettingen is er ernstige schade. Migratiesporen kan men op de lever zien. Schapen zijn gevoeliger dan runderen voor leverbot, voornamelijk doordat ze geen weerstand na besmetting opbouwen, en de opeenvolgende infecties dus accumuleren. Vaak worden ze ook zwaarder besmet, omdat ze korter bij de grond grazen. Bij schapen komt dan ook soms sterfte voor door leverbotaandoening. Geïnfecteerde schapen scheiden langdurig en veel wormeieren uit en doen dus de leverbotinfectiedruk op de weide stijgen.
Chronische besmetting Bij chronische aantasting worden de dieren naargelang het seizoen vordert sloom en mager, met een doffe vacht. Vaak is het zo dat hoe jonger de dieren zijn, hoe erger de symptomen zich manifesteren. Ze lijden aan bloedarmoede en eiwittekort, waardoor het typische onderkaakoedeem (zwelling onder de kin) optreedt. Bij herhaalde en chronische besmettingen kan zelfs levercirrose ontstaan. Volwassen leverbotten beschadigen de galgangen, die verdikken en soms verkalken.
Het is uitermate belangrijk dat de schapenhouder beseft dat de dieren tegen leverbotinfecties quasi geen weerstand/immuniteit ontwikkelen. Bij infecties met maagdamwormen daarentegen bouwen de dieren naargelang ze ouder worden weerstand op tegen deze wormen. Dit betekent heel concreet dat zowel lammeren als oudere dieren vatbaar zijn voor leverbotinfecties. Ze kunnen beide ziek worden en dat kan zich bij dezelfde dieren jaar na jaar herhalen.
Diagnose
Als er vermoedens zijn van leverbotaantasting kan men dit via een mest- of bloedmonster laten onderzoeken. Raadpleeg hieromtrent uw dierenarts.
Mestonderzoek De mest wordt microscopisch onderzocht op de aanwezigheid van leverboteieren. Mestonderzoek kan in principe het hele jaar door, maar is het nuttigst tussen januari en mei. Dan is de uitscheiding in de mest immers het grootst en krijgt men een idee van de mate van zomerinfectie van het voorbije seizoen. Omwille van de intermitterende (= in golven) uitscheiding is het uiteraard het best om meerdere dieren uit de groep (minstens 5) te bemonsteren. Het aantonen van leverboteieren bij een of meerdere dieren duidt op infectie in de gehele groep.
Aantonen van antistoffen in bloed(serum) of melk Bij een leverbotinfectie worden er antistoffen gevormd in het bloed en in de melk (melkschapenbedrijven). Deze antistoffen zijn aantoonbaar tot 180 dagen na het verdwijnen van de infectie (bijvoorbeeld na behandeling). Ook bij deze test is het aangewezen om meerdere dieren (minstens 5, bij voorkeur 10) te bemonsteren, om een idee te krijgen van de graad van infectie in de groep.
Behandeling
Voor behandeling van door leverbot aangetaste dieren kan men niet de courante ontwormingsmiddelen gebruiken. Er zijn slechts een beperkt aantal middelen die specifiek werken tegen leverbot. En daar is ook nog een onderscheid: sommige middelen doden alleen volwassen leverbotten, en een klein aantal werkt zowel tegen volwassen als larvale leverbotten. En het zijn juist de jonge larvale botten die door het lichaam migreren en het meeste schade berokkenen. Producten op basis van triclabendazole en closantel zijn bruikbaar, maar u bespreekt dit het best eerst met uw dierenarts. Opgelet: er zijn soms lange wachttijden na gebruik, zowel voor melk als vlees.
Preventie: beter voorkomen dan genezen
Zoals al eerder gezegd komt leverbot voor waar waterslakjes kunnen leven en dat is in vochtige milieus. In een jaar als dit is het overal nat geweest, vandaar ook dit waarschuwende artikel. Algemeen is het belangrijk om de schapen niet te laten grazen in vochtige omgevingen zoals poelen of grachten. Het is ook cruciaal om ze daar zeker geen oppervlaktewater te laten drinken, want ook dit kan tot zware besmettingen met fasciola leiden. Alle ingrepen die het weiland droger kunnen maken zijn dus aan te bevelen.
Men kan ook de slakken zelf aanpakken en daar wordt dan in het voorjaar een toepassing van kalkcyanamide geadviseerd. Maar opgelet dit is een agressief product dat het best op een droog gewas gebruikt wordt om verbranding te voorkomen. Als toepasser moet u ook uzelf beschermen en het is ook een stikstofmeststof. Het is dus opletten geblazen.