Startpagina Milieu

Aanpak van schimmelbestrijder in drinkwatergebieden opnieuw op de rooster

In 4 West-Vlaamse waterwinningscentra werden eind vorig jaar verhoogde concentraties van pesticides in het drinkwater aangetroffen. De vervuiling zou veroorzaakt zijn door industriële lozingen in de Ieperlee, maar ook door schimmelbestrijdende pesticides door de landbouwsector. De aanpak is niet zo evident, onder meer door gebrek aan alternatieven.

Leestijd : 4 min

Voor de volksgezondheid was er geen risico, maar minister Jo Brouns (cd&v) wil een gericht gebruiksverbod in de betrokken onttrekkingsgebieden doorvoeren.

Triazool in drinkwater

In de laatste bijeenkomst voor het parlementair reces van de commissie voor Leefmilieu van het Vlaams Parlement op 15 juli was de triazoolvervuiling in het drinkwater een hot gespreksonderwerp. Het ging specifiek over drinkwater dat geproduceerd wordt in de waterwinningscentra De Blankaart, Dikkebus, Zillebeke en De Gavers in de Westhoek.

Naast vervuiling die veroorzaakt wordt door de industrie, wordt ook het pesticidegebruik in de landbouw als oorzaak aangeduid. Een rapport van De Watergroep verwijst vooral naar de pesticide difenoconazool dat verantwoordelijk is voor meer dan de helft van de triazoolvervuiling. Die stof is omstreden. Ze staat op de Europese lijst van kandidaten voor vervanging omdat ze hormoonverstorend en mogelijk kankerverwekkend is. Artsen zeggen dat het gebruik van triazolen in de landbouw bijdraagt tot resistentieontwikkeling van humane schimmelpathogenen. Dat zou enkel gebruikt mogen worden als er geen enkel alternatief voorhanden is.

Minister Brouns herinnerde er aan dat het rapport van De Watergroep waarnaar werd verwezen op 20 maart ingediend werd door De Watergroep. In de plenaire vergadering van 2 april lichtte de minister toe dat er een belangrijke bron werd gevonden op de Ieperlee, in het bedrijfsafvalwater. Hij zei toen het probleem breed te zullen blijven aanpakken op 3 fronten: naar de betrokken bedrijven, de landbouwers in de omgeving en de collega’s in Frankrijk en Wallonië.

Complexe problematiek

Brouns benadrukt dat de problematiek complex is. Naast gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, met triazool-1,2,4 als afbraakmetaboliet in de landbouw, dienden ook andere bronnen in beschouwing te worden genomen in het bronnenonderzoek. In het verder onderzoek dat momenteel loopt, werden de verschillende relevante lozingspunten bemonsterd. De minister verwacht het eindrapport in het najaar.

Wat vragen over de kosten betreft, is er volgens hem geen automatisch mechanisme om de kosten voor bijkomende monitoring en zuivering in het kader van de drinkwaterproductie te verhalen op derden. Wel gelden hier de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, waardoor iemand die schade lijdt, zich in principe ook kan verhalen op de vervuiler.

Minister Brouns verwees naar het ontwerpbesluit dat voor een tweede keer werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering en het mogelijk maakt om gepaste maatregelen te nemen ter bescherming van actieve winningszones voor oppervlaktewater.

Concrete aanbeveling

Een concrete aanbeveling van De Watergroep luidt letterlijk: “Onderzoek of er voor alle ziekten en gewassen waarop difenoconazole gebruikt mag worden een alternatief product beschikbaar is. Verbiedt het gebruik van de actieve stof difenoconazole in de betrokken onttrekkingsgebieden indien er alternatieven beschikbaar zijn voor de te behandelen ziekte en teelt. Deze maatregel wordt gekoppeld aan de invoering van een verplichte digitale registratie.”

Het besluit waarnaar hij verwees, regelt volgens de minister reeds de registratieverplichting. Het alternatieve onderzoek is ook nog volop aan de gang. Een eerste verkennende analyse werd inmiddels uitgevoerd. Ze definieert een aantal kritische gebruiken waarvoor er weinig of geen alternatieven zijn. De analyse adviseert om bij het instellen van mogelijke gebruiksbeperkingen zo gedifferentieerd mogelijk te werk te gaan, bijvoorbeeld specifiek naar bepaalde teelten of bepaalde locaties. Dat verdere diepteonderzoek loopt. De administratie van Brouns doet dat samen met De Watergroep en haar bronnen- en maatregelenonderzoek. Als uit dat onderzoek blijkt dat bepaalde teelten werkbare alternatieven hebben, dan zal hij gerichte gebruiksbeperkingen overwegen voor difenoconazool in de betrokken onttrekkingsgebieden.

Toepassing van IPM

Brouns legde aan de commissieleden de toepassing van Integrated Pest Management (IPM) uit. Landbouwers dienen bij het uitvoeren van gewasbescherming op hun bedrijf het zogenaamde IPM-kader te volgen. Het komt er op neer dat men voor de gewasbescherming in de teelten niet enkel en alleen mag terugvallen op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Die aanpak is gebaseerd op een aantal opeenvolgende stapstenen. In eerste instantie zijn dat preventie- en hygiënemaatregelen. De tweede stap is de monitoring van het gewas. De derde stap is het bepalen van schadedrempels waarbij ingrijpen verantwoord is, de inzet van biologische, mechanische en/of fysische bestrijdingstechnieken als alternatief voor chemische gewasbeschermingsmiddelen.

De laatste eventuele stapsteen is de inzet van gewasbeschermingsmiddelen volgens een verantwoorde, gerichte keuze en volgens de principes van goede agrarische praktijk. Hierbij zijn maatregelen om het optreden van resistentievorming te voorkomen eveneens heel belangrijk.

Driejaarlijkse audit

Een extra stapsteen in het IPM-verhaal is de registratie van de omstandigheden waaronder gewasbescherming werd uitgevoerd. Landbouwers moeten in dit kader trouwens ook aansluiten bij een onafhankelijk controle-organisme. Daarbij wordt hun bedrijf minstens driejaarlijks onderworpen aan een audit om na te gaan of de betrokken landbouwer de gewasbescherming aanpakt overeenkomstig de IPM-principes. De landbouwsector is als enige gebruiker van professionele gewasbeschermingsmiddelen onderworpen aan dergelijke gedetailleerde controle en handhaving.

Wat betreft grensoverschrijdende samenwerking, werkt Brouns op 2 sporen. Enerzijds heeft hij de Internationale Scheldecommissie aangeschreven met de vraag om die problematiek binnen hun werking op de agenda te zetten. Een eerste overleg heeft inmiddels plaatsgevonden. Anderzijds werd ook de problematiek geagendeerd op de werkgroep Water van de Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking (EGTS) West-Vlaanderen-Flandre-Duinkerke.

Fons Jacobs

Lees ook in Milieu

‘Fast Lane’ gaat te traag

Veeteelt De ‘fast lane’ is de mogelijkheid voor het Wetenschappelijk Comité Luchtemissies Veeteelt (WeComV) om een snellere procedure toe te passen voor technieken die in het buitenland reeds bestaan. Omdat minister Jo Brouns (cd&v) vaststelt dat er vandaag te weinig gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid zoekt hij naar mogelijkheden om de toegang er naar toe te optimaliseren.
Meer artikelen bekijken