Nieuwe aanpak inzake onkruidbestrijding
De projectpartners, PIBO-Campus, KBIVB en Praktijkpunt Landbouw, stelden in het demonstratieproject ‘Bestrijden van onkruid en residu: een nieuwe aanpak in de akkerbouw’ tot hoofddoel de kwaliteit van het oppervlaktewater te verbeteren, zodat gewasbescherming in de akkerbouw op een duurzame manier kan blijven voortbestaan.

Enerzijds werd ingezet op vermijden van puntvervuiling door landbouwers te sensibiliseren de nieuwe acties in de IPM-checklist toe te passen. Anderzijds werd er getracht het voorkomen van residu’s van gewasbeschermingsmiddelen in het milieu te verminderen, onder andere via alternatieve methodes voor onkruidbestrijding.
Mede door de VLIF-steun voor schoffelmachines en wiedeggen groeit de interesse in mechanische onkruidbestrijding als alternatief/aanvulling op chemische onkruidbestrijding. In dit project werden verschillende mechanische onkruidbestrijdingstechnieken gedemonstreerd aan Limburgse en Vlaams-Brabantse landbouwers in cichorei, suikerbieten, witloof en wintertarwe. Deze 4 teelten maken een groot aandeel uit van het areaal cultuurgrond in deze streken en kennen de laatste jaren, een reductie in erkende gewasbeschermingsmiddelen.
Cichorei kent trage jeugdgroei
Cichorei is een teelt met een trage jeugdgroei, wat ertoe leidt dat onkruidbestrijding in deze teelt de nodige aandacht vraagt. Daarom kan het interessant zijn om mechanische onkruidbestrijding in te passen in het onkruidbestrijdingsschema.
PIBO-Campus en KBIVB voerden in 2023 en 2024 geïntegreerde onkruidbestrijdingsproeven in cichorei uit. Bij PIBO-Campus vonden er in 2023 4 schoffelbeurten plaats in de periode van begin juni tot eind juli. Het proefobject waarbij viermaal geschoffeld werd en 1 bespuiting werd weggelaten vertoonde op het einde van het seizoen geen hogere onkruiddruk dan datzelfde object waar wel alle chemische behandelingen uitgevoerd werden. Dit geeft een indicatie dat het wel eens voordelig zou kunnen zijn om een chemische behandeling te vervangen door één of meerdere mechanische passages.
Het KBIVB integreerde in zijn proeven van 2023 en 2024 de toepassing van een bandbespuiting als onkruidbestrijding in de cichorei. Hierbij wordt er enkel boven de gewasrij chemische onkruidbestrijding uitgevoerd. De behandelde breedte bedroeg hier slechts 15 cm in plaats van de volledige rijafstand van 45 cm, waardoor er slechts 1/3de van de gewasbeschermingsmiddelen nodig zijn. Deze installatie voor het uitvoeren van rijenbespuiting is gemonteerd op een schoffel, waardoor de onkruiden in de zones tussen de rijen mechanisch beheerst kunnen worden.
Na efficiëntie-onderzoek van de verschillende proefobjecten op vlak van onkruidbestrijding blijkt dat een klassieke volleveldse onkruidbestrijding tekortschiet ten opzichte van de objecten waarin bandbespuitingen toegepast werden (zie figuur 1). In de periode mei-juni 2023 was er geregeld schrale, droge noordoostenwind, waardoor herbiciden een lagere efficiëntie vertoonden. Er werd ook reeds een ALS-schema opgenomen binnen de proef om tegemoet te komen aan de wijzingen in de onkruidbestrijding na het wegvallen van Bonalan vanaf het seizoen van 2025. Vanaf 2025 zal de focus immers liggen op herbiciden op basis van sulfonylureumverbindingen in ALS-tolerante cichoreirassen.
In 2024 was de efficiëntie van de gebruikte herbiciden hoger door de vaak natte bodemomstandigheden en de vaak vochtige condities tijdens de bespuitingen. Het vinden van een gunstige momenten voor het uitvoeren van mechanische onkruidbestrijding was dan ook geen evidentie. De meerwaarde van een schoffel- of wiedegbeurt in een onkruidbestrijdingsschema in de cichorei was in 2024 dan ook kleiner dan in 2023, al toonden de resultaten geen hogere onkruiddruk wanneer er een mechanische passage werd geïntegreerd in het onkruidbestrijdingsschema.
Ook krimpend middelenpakket in suikerbieten
Ook in de suikerbietenteelt leidt het inkrimpend middelenpakket naar de integratie van alternatieve onkruidbestrijdingsmethodes. KBIVB voerde in 2023 en 2024 geïntegreerde onkruidbestrijdingsproeven in deze teelt uit. Volleveldse onkruidbestrijding via het FAR-systeem werd vergeleken met onder andere een bandbespuiting en het vervangen van één of meerdere FAR’s door mechanische onkruidbestrijding. Daarnaast werd ook een Conviso One praktijkschema opgenomen in de proef.
Het heersende onkruid op het perceel, melganzenvoet, werd in 2023 duidelijk beter bestreden wanneer er een bandbespuiting of schoffelbeurt plaatsvond (zie figuur 2). De weersomstandigheden gedurende de onkruidbestrijding waren in 2023 voor een groot deel droog en schraal, waardoor het interessant was om de schoffel in te zetten. Daarnaast behaalde het Conviso One systeem ook goede resultaten op vlak van onkruidwerking.
Paraplu-effect
Aangezien er in de tussenrij geen chemie gebruikt werd, vertoonden de objecten met toepassing van de bandenspuit duidelijk veel nakiemers. Door het ‘paraplu’-effect van de suikerbieten, zorgden deze onkruiden echter niet meer voor concurrentie met het gewas.
In 2024 kwam de meerwaarde van een bandbespuiting minder tot uiting. De vochtige bodemomstandigheden maakten het gunstig voor het continu kiemen van nieuwe onkruiden na een mechanische passage in de tussenrij. Bovendien volgde er soms na een schoffelbeurt een regenbui, waardoor de onkruiden onvoldoende bestreden konden worden. Daarenboven was de efficiëntie van de herbicidentoepassingen hoger dan in 2023 door de vochtige condities. Toch konden er, ook bij het weglaten van chemische behandelingen en het vervangen door schoffelbeurten, gunstige resultaten bekomen worden.
Gangbare schoffelpraktijk in witloof
Praktijkpunt Landbouw voerde in 2023 en 2024 proeven uit rond mechanische onkruidbestrijding in de witloofteelt. Om de impact van het wegvallen van Bonalan vanaf het seizoen van 2025 te demonstreren, werden de proeven zowel met als zonder dit herbicide aangelegd. Toch is ook mechanische onkruidbestrijding niet ongewoon in de witloofteelt. Een schoffelbeurt tussen de ruggen is een gangbare praktijk om de zones tussen de ruggen onkruidvrij te houden. Deze techniek werd dan ook in alle objecten (uitgezonderd de onbehandelde) toegepast.
De klassieke, chemische behandeling op de rug was het meest effectief tegen de onkruiden, maar uit de proefbevindingen bleek dat er nog ruimte is voor verbetering en beter afstemmen van zowel de schoffel als de wiedeg.
In 2024 werd het branden van onkruid voorzien in de proef. In dit proefobject werd naast de eventuele toepassing van Bonalan en het afspuiten met Frontier Elite geen andere chemische onkruidbestrijding uitgevoerd. Hoewel de onkruiddruk na het branden sterk teruggedrongen werd, was de effectiviteit toch lager, mede door de hergroei van de onkruiden na het branden.
Ook wanneer in bovenstaand schema het branden werd vervangen door cameragestuurd schoffelen, was de effectiviteit op vlak van onkruidbeheersing lager dan in de klassieke objecten. Toch presteerden deze 2 objecten zeker niet slechter dan de klassieke objecten op vlak van wortelgewicht.
Moeilijke mechanische onkruidbestrijding in wintertarwe
Zowel in 2023 als in 2024 was het in wintertarwe nog moeilijker dan bij voorjaarsteelten om een gunstig moment te vinden voor mechanische onkruidbestrijding. Wanneer de tarwe in het voorjaar aan zijn stengelstrekkingsfase begint, bestaat immers het risico op het schaden van het gewas. De periodes die geschikt zijn voor het wiedeggen van de tarwe waren in 2023 en 2024 voorzien van een aanzienlijke hoeveelheid neerslag.
Toch kon er bij PIBO-Campus op 21 maart en 12 april 2024 gewiedegd worden in de tarwe in een vochtige bodem. Bijkomend op de onkruidbestrijding werd de verslempte bodemlaag mooi verkruimeld met de wiedeg. Door de lage standdichtheid was de onkruiddruk op het einde van het seizoen redelijk hoog in de proef (zie figuur 3). In het object dat volledig mechanisch behandeld werd, bedroeg de finale onkruiddruk zelfs 18 onkruiden/m² en was hiermee ongeveer dubbel zo hoog als de onkruiddruk in de chemische controle en in het object waar zowel chemische als mechanische onkruidbestrijding plaatsvond.
Mogelijk kan wiedeggen in het najaar gevolgd door een eventuele chemische correctie in het voorjaar een betere onkruidwerking opleveren. Het tarweperceel moet dan wel relatief vroeg gezaaid worden met nadien nog voldoende droge condities om te wiedeggen. Zo was het bij de proef van Praktijkpunt Landbouw eind 2023 wel mogelijk om te wiedeggen in de tarwe, aangezien deze reeds begin oktober gezaaid werd en de weersomstandigheden nadien nog gunstig waren voor het uitvoeren van mechanische onkruidbestrijding. Hier werd in oktober driemaal gewiedegd. In het object ‘mechanisch + chemisch’ werd er in het voorjaar nog een chemische correctie uitgevoerd, in plaats van een compleet schema. Deze beperking van het middelengebruik biedt perspectief om de bestaande herbiciden ook op langere termijn duurzaam te gebruiken.
Financieel rendement geïntegreerde onkruidbestrijding
De resultaten van de uitgevoerde proeven toonden aan dat mechanische onkruidbestrijding onder gunstige omstandigheden voordelen kan opleveren. Om deze vorm van onkruidbeheersing pas écht ingang te laten vinden in de akkerbouw, moet een geïntegreerde vorm van onkruidbestrijding ook financieel rendabel zijn voor de landbouwer. De totale kost voor het uitvoeren van een onkruidbestrijding omvat vaste en variabele kosten. In geval van een chemische behandeling moet daar ook de kostprijs van de gebruikte herbiciden bijgeteld worden. De vaste kost omvat onder andere de aankoopprijs, rekening houdend met VLIF-steun en restwaarde, interest, de afschrijfduur en het te behandelen areaal.
Bij het berekenen van de variabele kost werden onder meer het brandstofverbruik, de bewerkingstijd, het uurloon, onderhoud en kostprijs van de machine en tractor, beschouwd. Bij een aantal van deze parameters werden de waarden gegenereerd door Mecacost (ontwikkeld door CRA-W) gebruikt. Voor de overige parameters werden realistische aannames gedaan in overleg met de projectpartners. Deze kostenberekening werd deels gebaseerd op de berekening in het demonstratieproject ‘Onkruidbestrijding 2.0 met slimme combinatie van chemie en techniek’.
Bij de analyse van het financieel rendement van de onderzochte proefobjecten bleek dat de objecten, waarin een aantal keer gedurende het seizoen een mechanische passage plaatsvond, vaak een hogere kostprijs opleverden, vermoedelijk omdat het langer duurt om een bepaalde oppervlakte te schoffelen dan een volleveldse bespuiting uit te voeren. Een spuittoestel is immers aanzienlijk breder dan een schoffelmachine of rijenspuit, waardoor het langer duurt om via deze laatste een perceel te behandelen. Enkel wanneer het aantal chemische behandelingen sterk teruggedrongen wordt, kan het inzetten van mechanische onkruidbestrijding concurreren met de klassieke onkruidbestrijding.
Deze rendabiliteitsberekening dient echter wel met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. De waarden voor een aantal parameters berusten op aannames. Aankoopprijs, restwaarde en afschrijvingsduur kunnen variëren naargelang type en gebruik van de machine. Bewerkingstijd is dan weer afhankelijk van de werkbreedte van de machine. Bovendien werd noch de effectiviteit op vlak van onkruidbestrijding, noch de opbrengst in rekening gebracht binnen deze analyse. Efficiëntie van geïntegreerde onkruidbestrijding is ook sterk afhankelijk van het weer, zoals al meermaals werd aangegeven.
Besluit
Mede door het inkrimpend gamma aan beschikbare herbiciden, groeit de interesse in mechanische onkruidbestrijding als alternatief op chemische gewasbescherming. Proefresultaten in 2023 en 2024 toonden aan dat wanneer mechanische onkruidbestrijding uitgevoerd wordt onder gunstige, droge, omstandigheden deze methode zeker een meerwaarde heeft om te integreren in het onkruidbestrijdingsschema.
Het demonstratieproject ‘Bestrijden van onkruid en residu: een nieuwe aanpak in de akkerbouw’ wordt gefinancierd door de Vlaamse overheid en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpro).