Startpagina Akkerbouw

Proefhoeve Bottelare belicht gewasbeschermings- en bemestingsstrategieën

Net zoals vorig jaar opende de Proefhoeve Bottelare de laatste woensdag van juni de deuren voor het publiek. Tijdens een rondleiding werden het onderzoek rond geïntegreerde gewasbescherming, de inzet van biostimulanten en bemestingsstrategieën, de rol van vlinderbloemigen in teeltsystemen en de meerwaarde van ecosysteemdiensten in de praktijk belicht.

Leestijd : 8 min

Het proefveldbezoek in Bottelare is een jaarlijkse traditie waarbij de Proefhoeve zijn deuren opent voor het werkveld, collega-onderzoekers, studenten en andere geïnteresseerden. “Proefhoeve Bottelare is een unieke onderzoeksplek waar de Hogeschool Gent (HoGent) en de Universiteit Gent (UGent) samen inzetten op toekomstgerichte, duurzame en innovatieve landbouw. Het onderzoekscentrum AgroFoodNature (AFN) van HoGent en de vakgroep Plant en Gewas van UGent bundelen hier hun krachten, elk vanuit hun eigen expertise, maar met een gedeelde ambitie: uitdagingen in de sector aanpakken met wetenschappelijk onderbouwde en praktijkgerichte oplossingen”, zei Annelies De Roissart, coördinator van AgroFoodNature en van de Proefhoeve in haar verwelkoming.

Brug tussen wetenschap en praktijk

De Proefhoeve is ook een leerplek: studenten van de professionele bachelor Agro- en biotechnologie van HoGent en masterstudenten van de faculteit Bio-ingenieurswetenschappen van UGent komen er in contact met de landbouwpraktijk. Ze raken er vertrouwd met het veldwerk, landbouwtechnologie en leren hoe onderzoeksresultaten vertaald worden naar de praktijk. “De wisselwerking tussen onderwijs en onderzoek is één van de grote sterktes van deze locatie. Ook de nauwe samenwerking met bedrijven en het bredere werkveld blijft een essentieel onderdeel van onze werking. Dienstverleningsonderzoek, demonstratieproeven en gezamenlijke projecten maken van de Proefhoeve een echte ontmoetingsplek tussen onderzoek, onderwijs en praktijk”, aldus Annelies De Roissart, coördinator Proefhoeve voor HoGent.

“De samen- en wisselwerking tussen academisch en praktijkgericht onderzoek maakt ons uniek”, benadrukte Steven Maenhout, coördinator Proefhoeve voor UGent. “Daarbij worden nieuwe inzichten meteen vertaald naar bruikbare toepassingen op het veld. We fungeren zo als een directe brug tussen wetenschap en praktijk, met zowel de boer als de bredere maatschappij op de voorgrond.”

Hennepproeven en -projecten

Veronique Troch (AFN-HoGent) gaf toelichting bij het proefperceel industriële hennep. Dat wordt in België op zo’n 1.000 ha geteeld; het merendeel in Vlaanderen en een 100-tal ha in Wallonië. Dit ecologische gewas – dat geen gewasbeschermingsmiddelen en weinig meststoffen behoeft – wordt gezaaid in mei. Vroege rassen van textielhennep worden eind juli - begin augustus geoogst als ze in bloei staan. “Ze zijn dan 2 tot 2,5 m hoog”, vertelt Troch. “De oogstmachine snijdt de stengel in 2 stukken van 1 m en legt ze parallel in rijtjes op het veld voor de roting. Die zorgt ervoor dat de vezel in de houtachtige kern van de stengel wat loskomt, zodat je hem daarna makkelijk op een mechanische manier van de stengel kan aftrekken zonder dat hij beschadigd wordt. Dit proces duurt 4 tot 6 weken en intussen worden de stengels eens gekeerd. Op het einde van de roting wordt de hennep in ronde balen geperst, die verwerkt worden op vlaszwingellijnen. Daar krijg je een lange vezel, die het meeste waarde heeft voor textiel. Daarna volgt het hekelen, waaruit je hekellinten krijgt die naar de spinnerij gaat. Daar worden ze behandeld tot hennepgaren, dat in de weverij wordt verwerkt tot een eindproduct.”

In Bottelare lagen vooral opschalingsproeven met diverse rassen en zaaidichtheden aan. In een proef waarbij het oogsttijdstip wordt getest, wordt de impact op de vezelopbrengst en -kwaliteit onderzocht als je een vroeg ras later of een laat ras vroeger dan het bloeitijdstip oogst. Voorts is er ook een zaaiproef waarbij de hennep op verschillende tijdstippen werd gezaaid.

In Bottelare lagen opschalingsproeven met diverse rassen en zaaidichtheden van hennep aan.
In Bottelare lagen opschalingsproeven met diverse rassen en zaaidichtheden van hennep aan. - Foto: Tom Dewanckele

Momenteel lopen er 3 projecten rond hennep op de Proefhoeve. “Het Europese Interregproject Hemp4Circularity wil ‘langvezelige’ textielhennep op industriële schaal toepassen in de Europese textielwaardeketen. Het Vlaio-LA-project Flaxy-HEMP (met de Proefhoeve Bottelare, Inagro en Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant) zet in op verdere teeltoptimalisatie (via oogst- en zaaitijdstipproeven), het meer afstemmen van de mechanisatiestappen tijdens de teelt, aanpak van de verwerking, ondersteuning van pionierstelers en facilitering van de ketenintegratie. Tot slot werd in het Flanders’ FOOD-project 'CropExplore For Farmers een voedertoepassing van hennep getest. Daarbij werden de henneptoppen – een restproduct – verhakseld en ingekuild. Dat bleek niet zo succesvol: er was bijna geen melkzuurvorming, waardoor er geen stabiele, smakelijke kuil werd gevormd. Wel veel boterzuur, wat negatief is voor de smakelijkheid van de kuil. We zouden nog additieven (melkzuurbacteriën, een extra suikerbron…) kunnen toevoegen in de kuil. De verhakselde henneptoppen toonden wel een mooie voederwaarde, dus is het een optie om die te laten drogen op het veld, in balen te persen en zo te vervoederen. Maar er mag dan niet te veel bladmassa verloren gaan.”

Meerwaarde van hakselgranen

Het Vlaio-LA-project Pensvoer wil de waarde van hakselgranen (rogge, triticale, gerst…), al dan niet in combinatie met vlinderbloemigen, op het melkveebedrijf nagaan. Lokaal geproduceerde vlinderbloemigen (veldbonen, erwten…) zijn uitstekende eiwitbronnen. Ze kunnen de afhankelijkheid van soja-import reduceren en deel uitmaken van een duurzaam, kwaliteitsvol alternatief rantsoen. Inhet kader van het Climacrop-project wordt bovendien de gecombineerde energie- en eiwitopbrengst van méteilmengsels gevolgd door kuilmaïs of sorghum berekend.

Biostimulanten in aardappelteelt

Het Europese project Folou wil voedselverlies in de primaire productiefase voorkomen en verminderen. In dit kader werd in Bottelare de toepassing van biostimulanten bij diverse bemestingsniveaus (50 en 100% stikstof) bij de aardappelrassen Agria en Frieslander getest. Via een combinatie van oogstmetingen en gegevens van remote sensing (satellieten en drones) en gewasmodellen krijgen de onderzoekers inzicht in hoeveel potentiële productie er verloren gaat door droogte, insectenvraat, stikstofbeperkingen of omgevingsomstandigheden.

Peulvruchtenteelt boosten

In het Horizon Europe-project Legendary bundelen 21 partners uit 11 landen de krachten om het areaal peulvruchten in Europa te vergroten. Om minder afhankelijk te worden van externe eiwitbronnen zoals soja zetten ook steeds meer Belgische landbouwers in op deze eiwitgewassen. Legendary bouwt voort op het Cropdiva-project, dat binnenkort afloopt en 6 minder geteelde gewassen (haver, naakte gerst, triticale, boekweit, veldbonen en lupinen) wil inpassen in bestaande teeltrotaties. Daarbij werd gefocust op het ketenverhaal: de opbrengst in reinteelt (het gewas alleen) en mengteelt (met een graangewas), producten voor vee- en menselijke voeding (spreads, falafel…) en of de consument die wel wil.

Legendary zet in op ecosysteemdiensten. “Dat zijn alle voordelen die een ecosysteem kan leveren voor de mens: opbrengst, maar ook bestuiving, plaagbeheersing, de nutriëntencyclus en erosiecontrole”, vertelt Greet Verlinden van UGent. “We volgen ook ziekten, plagen en onkruid in deze gewassen op en proberen daar ook een economische waarde aan te hangen, zodat landbouwers daar gebaat bij zijn. Vorig jaar zagen we bij de graangewassen in mengteelt een lagere ziektedruk dan die in reinteelt. De eiwitgewassen zorgden dus voor een barrière. Bij lupinen zagen we in de reinteelt veel legering, maar in de mengteelt (met een graangewas) bijna geen. Bij de combinatie kiezen we steeds voor gewassen met gelijktijdige afrijping. Maar met het slechte weer van vorig jaar waren de graangewassen sneller klaar om geoogst te worden dan de eiwitgewassen. We kozen een oogsttijdstip tussenin, maar verloren zo wat graan omdat het al overrijp was.”

In het Horizon Europe-project Legendary bundelen 21 partners uit 11 landen de krachten om het areaal peulvruchten in Europa te vergroten.
In het Horizon Europe-project Legendary bundelen 21 partners uit 11 landen de krachten om het areaal peulvruchten in Europa te vergroten. - Foto: Tom Dewanckele

Biologische stikstoffixatie

Peulvruchten halen een deel van hun stikstofnoden uit de atmosfeer door middel van wortelknolletjes, waarbij stikstof (N) beschikbaar wordt voor de plant. Dat kan worden berekend op het moment dat er het hoogste stikstofgehalte is in het gewas. Uit onderzoek door UGent blijkt dat peulvruchten meer stikstof fixeren in mengteelt (samen met een graan) dan in reinteelt. Een groter aandeel uit de atmosfeer betekent dat er meer stikstof beschikbaar is in de bodem voor het graan dat er bij staat. Gemiddeld was 85% van de stikstof in het gewas afkomstig uit de atmosfeer. Dit jaar wordt dit onderzoek opnieuw gevoerd om zo een sterke dataset te kunnen creëren. Ook volgend jaar zal worden onderzocht hoe stikstof in het ecosysteem behouden blijft, zowel in de bodem als op het vervolggewas.

Broeikasgasemissies en wortelanalyse

Ook het verschil in CO2- en methaanuitstoot tussen rein- en mengteelten wordt in het Legendary-project onderzocht. In 2024 werd dat geanalyseerd in de lupinen- en erwtenteelt, dit jaar bij veldbonen. “Dat doen we door een pvc-buis in de grond te kloppen en er een deksel over te plaatsen”, legt doctoraatsonderzoeker Els Heirman uit. “Daarna laten we de gassen accumuleren en nemen we stalen op verschillende tijdsstippen. Die analyseren we in het laboratorium en zo kunnen we bepalen hoeveel CO2, methaan en lachgas er is uitgestoten in de totale tijdsspanne.” Vorig jaar bleek de uitkomst heel gewasafhankelijk. “Voor lupines stelden we geen significante verschillen vast, maar voor gele erwten was er een heel groot verschil tussen de mengteelt met gerst en de 2 reinteelten. In die reinteelten was er een veel hogere emissie aan CO2 en methaan. Daaruit bleek dus weer een voordeel van mengteelten.”

Heirman onderzoekt in haar doctoraat ook hoe wortels van peulvruchten interageren met die van het graan. Daarvoor werd een boring tot 80 cm diepte uitgevoerd, waarbij de wortels van lupine- en haverplanten eruit werden uitgehaald. “Die worden komende winter uitgewassen, waarna we zullen proberen te bepalen wat het relatief voorkomen van het graan en de lupinewortels is op diverse dieptes, om zo te evalueren of er een ruimtelijk verschil is. Ook doorheen de tijd willen we een analyse uitvoeren via een doorzichtige buis die wordt ingegraven in de grond. Met een ronde scanner nemen we beelden van de wortels rond de buis. Zo kunnen we de variërende wortelgroei doorheen de tijd bestuderen. Via gepaste analyse hopen we zo een onderscheid te kunnen maken tussen de graan- en lupinewortel”, besluit Heirman.

Bestuiving en natuurlijke vijanden

Om de eiwitproductie via vlinderbloemigen in Vlaanderen te verhogen, is de optimalisatie van producerende ecosysteemdiensten belangrijk. Daarnaast zijn er ook regulerende ecosysteemdiensten: enerzijds stikstoffixatie maar anderzijds ook bestuiving en het aantrekken van natuurlijke vijanden om plagen te bestrijden. Meer bestuiving in het algemeen zorgt voor een hogere opbrengst van je gewas, maar ook van andere gewassen in het landschap. “Via gele vangschalen, bodemvallen en visuele observatie onderzoeken we het verzamelen van nectar en pollen en de bestuiving door hommels en honingbijen. Die worden in de aanwezige proeven het meest aangetrokken door veldbonen. Dat komt wellicht doordat ze het hoogste aantal bloemen (400 tot 500/m2) produceren”, zegt Bram Vanthournout van HoGent. Tijdens het proefveldbezoek bleek paarse esparcette – die in de bloeifase veel op lupine lijkt – veel meer hommels aan te trekken dan gele rolklaver. “Zet je esparcette naast veldbonen, dan zullen bestuivers tijdens de bloei wellicht naar de veldbonen vliegen en daarna naar de esparcette. Zo bied je hen dus constant iets aan. Maar zet je er rolklaver naast, dan heeft die er misschien iets meer onder te lijden. Daar denk je dus best over na bij het bepalen van je teeltplan”, aldus Vanthournout.

Tijdens het proefveldbezoek bleek paarse esparcette veel meer hommels aan te trekken dan gele rolklaver.
Tijdens het proefveldbezoek bleek paarse esparcette veel meer hommels aan te trekken dan gele rolklaver. - Foto: Tom Dewanckele

Dit jaar waren er ook heel veel natuurlijke vijanden (lieveheersbeestjes, larven van kevers en zweefvliegen…) in het veldbonengewas te zien en in mindere mate bij de andere bloeiende gewassen. Een mengteelt met veldbonen trok meer bestuivers aan dan een reinteelt veldbonen. Dat patroon was ook zichtbaar in de andere landen die aan het Legendary-project deelnemen. Ook het weer speelt een rol: bij bewolkt en winderig weer zijn bestuivers minder actief dan bij warm, zonnig weer.

Jan Van Bavel

Lees ook in Akkerbouw

Ruime belangstelling voor rijk gevulde juni-editie Biovelddag

Akkerbouw Op 25 juni opende het Proefbedrijf voor Biologische Landbouw van Inagro zijn deuren voor de voorjaarseditie van de Biovelddag. De ruim 80 bezoekers werden rondgeleid langs de proefpercelen waarbij de proefopzetten, voorlopige resultaten en het verloop van het eerste deel van het teeltseizoen werden toegelicht. Er waren ook interessante machinedemo’s met de MulchTec planter en de Maverick wiedrobot van Odd.bot.
Meer artikelen bekijken