Startpagina Tuin

Laurierkers: voor elk wat wils dankzij de sortimentsvernieuwing

“Altijdgroene planten met een leerachtig blad. De donkere kleur van de stijve struik geeft ons een duistere stemming. Eeuwig groen, vredig groen. Een plant van de begraafplaatsen.” De schrijver van bovenstaand citaat liep in 1629 duidelijk niet hoog op met de laurierkers. Vandaag wordt de laurierkers vooral gewaardeerd wegens haar unieke eigenschappen als haagplant. Bovendien zorgt vernieuwing binnen het sortiment ervoor dat er meer keuze komt in groeiwijze, bladvorm en -kleur en desgewenst een rijke bloei.

Leestijd : 5 min

Wie een goed gesloten, groenblijvende haag wil vormen, heeft niet zo heel veel keuze. Ofwel kiest men voor een coniferenhaag, maar die zijn moeilijk te corrigeren als ze eenmaal uit vorm gegroeid zijn. De eens zo geliefde buxushaag valt ten prooi aan ziekten en plagen. Liguster is dan weer niet volledig bladhoudend in de winter, hulst doet het niet zo goed in de volle zon en rododendrons laten zich moeilijk scheren en stellen extra eisen aan de bodem. Dan is de laurierkers of een van zijn vele selecties vaak een goed alternatief voor het aanplanten van een groenblijvende haag. Taxus is een goede keuze, maar is relatief duur en groeit langzaam…

Laurierkers botanisch

Laurierkersen behoren binnen de familie van de Rosaceae tot het geslacht Prunus . Dit geslacht omvat meer dan 400 soorten bomen en struiken, die onderling vaak zeer verschillend zijn. Ze dragen echter allemaal steenvruchten (een steenvrucht is een sappige, vlezige vrucht, waarvan het binnenste deel – het omhulsel van het zaad – steenhard is) met over het algemeen één zaad.

We kunnen het geslacht indelen in 2 grote groepen: de soorten waarvan de vruchten bestemd zijn voor consumptie enerzijds (perzik, amandel, kers, pruim en kerspruim) en de sierbomen en -struiken anderzijds (vaak omschreven als de groep van de sierkerselaars of Japanse kerselaars). De bladhoudende laurierkersen vormen een wat aparte groep binnen de groep van de sierkersen. Er zijn 2 soorten bladhoudende Prunus: de Prunus laurocerasus met zijn vele cultivars en de Prunus lusitanica, een mediterrane soort die we steeds vaker in onze tuinen zien opduiken.

Portugese laurierkers

De laatste jaren is vooral de Portugese laurierkers (Prunus lusitanica) aan een opmars bezig. Deze soort groeit oorspronkelijk in Spanje en Portugal, maar is ook bij ons voldoende winterhard gebleken. Deze soort groeit van nature piramidaal en vrij compact en heeft glanzend donkergroene bladeren met rode bladsteeltjes. Het jonge loof heeft een bruinrode tint. Dit alles zorgt ervoor dat hij er wat frivoler uitziet dan de andere laurierkersen.

Van deze soort zijn er 2 cultivars beschikbaar: Prunus lusitanica ‘Angustifolia’ met smallere bladeren dan de soort (angustus is Latijn voor smal), waardoor hij een wat verfijnder voorkomen heeft. Prunus lusitanica ‘Variegata’ is een bijzonder mooie cultivar, die gekenmerkt wordt door zijn witgerande bladeren met een opvallend rode nerf, waardoor een haag van deze cultivar vanop een afstand gezien een grijsgroene kleurindruk maakt. Deze cultivar is ook bijzonder mooi als vorm gesnoeide solitaire plant.

Prunus laurocerasus

Deze soort is bij ons vooral gekend als paplaurier. Prunus laurocerasus is een snelgroeiende, sterke, groenblijvende heester met langwerpig, ovale bladeren, die aan de bovenkant glanzend groen zijn en aan de onderkant bleekgroen. Deze struik of kleine boom (tot 6 m hoog) is inheems in Zuidoost-Europa en in het Aziatisch deel van Turkije, maar komt ook bij ons verwilderd voor. Prunus lusitanica en zijn cultivars hebben een eerder piramidale groeiwijze, maar de cultivars van Prunus laurocerasus hebben zeer uiteenlopende groeiwijzen, van echte bodembedekkers tot fors breed uitgroeiende struiken. Naast de oude, klassieke cultivars zijn er een acantal nieuwe cultivars die vaak gezonder zijn en die nieuwe bladkleuren en -vormen toevoegen aan het sortiment.

De klassiekers

Laurierkersen zijn al sinds de 16° eeuw in cultuur en gedurende die lange periode ontstonden een groot aantal cultivars die ook nu nog vaak gekweekt worden.

’Rotundifolia’ Een hele oude selectie is ‘Rotundifolia’. Het is een fors groeiende plant met een vrij brede, opgaande groeiwijze. Je kan hem herkennen aan zijn iets vettig lijkende, geelgroene bladeren. De plant is slechts matig winterhard en gevoelig voor witziekte en hagelschot. Bovendien kleurt het blad onder minder gunstige groeiomstandigheden snel vaalgroen tot groengeel, waardoor de planten er ziekelijk gaan uitzien. Gelukkig zitten er in het vernieuwde sortiment mooiere en gezondere selecties.

‘Caucasica’ Deze cultivar heeft een wat smallere, vaasvormig opgaande groeiwijze en smalle, donkergroene, glanzende bladeren. Ze leent zich perfect voor het vormen van een halfhoge tot hoge vrij smalblijvende haag. Deze cultivar is zeer winterhard.

‘Reynvaanii’ en ‘herbergii’ Dit zijn cultivars met een opgaande groeiwijze en een wat minder snelle en compactere groei. Ze kunnen goed in vorm gehouden worden met 1 scheerbeurt per seizoen, wat een rijke bloei oplevert in het voorjaar. Beide soorten hebben een iets ronder en smaller blad. Bij ‘herbergii’ is dat eerder vaal lichtgroen en bij ‘Reynvaanii’ glanzend donkergroen.

‘Van Nes’ Dit is een cultivar met een vrij brede en goed gesloten, langzame groei die ongeveer manshoog wordt en geschikt is voor het vormen van halfhoge, bredere hagen. De bloemen steken prachtig af tegen de wat kleinere, zeer donkergroene bladeren.

‘Otto Luyken’ Dit is een laagblijvende (tot 1 m), compacte, omgekeerd piramidaal groeiende struik met een kleiner, smal, donkergroen glanzend blad met een opgaande groeiwijze. De plant bloeit rijk, met vele, 20 cm lange aren vol met witte bloemetjes. Deze cultivar doet het zeer goed als vakbeplanting of als laag blijvende, brede haag.

Marbled White’ en ‘Ivory’ Dit zijn cultivars met witbonte bladeren. Omdat vooral de jonge bladeren deze bonte tekening vertonen, worden deze struiken het best meermaals geschoren, om hun specifieke tinten naar voor te laten komen. ‘Marbled White’ is eigenlijk een bontbladige ‘Caucasica’ met een vergelijkbare groeiwijze, ‘Ivory’ groeit wat trager en compacter.

De nieuwkomers

De term ‘nieuwkomers’ is in dit geval echter relatief , want de introductie van sommige van cultivars gebeurde al eind vorige eeuw.

‘Novita’ Dit is de ideale vervanger voor ‘rotundifiolia’. De plant groeit wel iets trager en de bladeren zijn wat smaller, maar een volwassen haag ziet eruit als een ‘Rotundifiolia’-haag, maar dan sterker en gezonder.

‘Genolia’ Dit is, ondanks zijn kleinere bladeren en iets langzamere groei, eveneens een goed alternatief voor ‘Rotundifolia’.

‘Etna’ Deze halfhoge selectie met een eerder bossige groeiwijze heeft in het voorjaar koperrood uitlopende jonge loten. De wat rondere, glanzende bladeren kleuren later op het seizoen donkergroen.

‘Ani’ Ook deze halfhoge selectie met een meer compacte groeiwijze loopt uit met diep roodbruine loten. Deze soort verdraagt goed hoge temperaturen en is zeer winterhard.

Geert Brantegem

Lees ook in Tuin

Tips om bessen te kweken in je eigen tuin

Tuin Blauwe bessen zijn niet alleen heerlijk om te eten, maar ook ontzettend gezond. De kleine blauwe vruchten, met hun milde en zoete smaak, zijn een rijke bron van antioxidanten, vitaminen en vezels, echt ‘superfood’. Als je rekening houdt met de bijzondere eisen die de blauwebessenplant stelt aan haar groeiplaats, kan je ze ook makkelijk zelf kweken. En geloof me, vers geplukt smaken ze op hun best.
Meer artikelen bekijken